Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

WAAR MAG TOCH DE GENADE DES OUDEN TIJDS WEZEN?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WAAR MAG TOCH DE GENADE DES OUDEN TIJDS WEZEN?

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zoo zingen wij met de oude psalm berijming van Datheen in Ps. 89:19. Straks in 1963, zal het honderd jaar geleden zijn dat de Heere Dr. Ledeboer, dien getrouwe knecht des Heeren opnam in eeuwige heerlijkheid. Ook in hem is wel bevestigd dat de naam des rechtvaardigen tot zegening zal zijn. De naam van dien leraar klinkt nog onder het volk dat de waarheid bemint. Ik heb in de eerste jaren van mijn bediening het voorrecht gehad nog enkelen te ontmoeten, die bij Ds. Ledeboer ter catechisatie hadden gegaan. Wijlen Ds. Hellenbroek heeft van Vader Wilhelmus a Brakel na zijn overlijden gezegd: “Hij donderde met zijn stem en bliksemde met zijn leven.” Ook wij mogen dat met volle vrijmoedigheid getuigen van dien getrouwen godsgezant Ds. Ledeboer, die nog spreekt nadat hij gestorven is. Wat konden die oude vrienden in Benthuizen met eerbied en met vermaak spreken over de genade die God groot gemaakt had in het leven van dien leraar, maar ook over verschillende voorvallen uit zijn dagelijks leven. Een enkele moge hier volgen. Het doel van mijn schrijven is niet de verheerlijking van den mens, maar om te laten uitkomen wat rijk bevoorrecht die ontslapen leraar was met genade voor genade uit de volheid van Christus. Wat een innige zielspraktijk hij hebben mocht; wat een nauw leven met den Heere.

Op een keer moest hij catechiseren voor de kleine kinderen. Dien middag was hij niet op zijn plaats. Wat de mens was en bleef kwam openbaar. Zijn karakter was ook verdorven, en het speelde hem parten. Doch een van de kleinen op de catechisatie kreeg en nam de vrijmoedigheid om aan dien leraar te vragen of ze nu zo beginnen moesten. De leraar werd zodanig door de vraag getroffen dat hij in de dadelijkheid in de schuld voor God kwam en ook voor die kleine kinderen. Hij boog met al die kinderen zijn knieën en smeekte om Gods zegen. Er was dien middag zulken diepen indruk dat er met buitengewoon aandacht werd geluisterd naar den leraar. Gods genade blonk uit en die waarachtige vernedering lag beslag op die jeugdige kinder harten. Toen dien ouden man het mij vertelde (hij was diep in de tachtig) liepen de tranen nog over zijn wangen.

Ds. Ledeboer mocht daar zijn als een kind, en voor dezulken is het Koninkrijk der hemelen geopend. O, wat beschamend voor ons. Ons gebrek is den meesten tijd maar dat we zover boven de kinderen staan. Of met andere woorden, dat we er ons zo ver boven stellen. Dat er zo weinig indruk en beslag is zal den meesten tijd wel aan ons liggen.

Een ander voorval. Ds. Ledeboer was veel op reis omdat de zorg van zoveel gemeenten en plaatsen op zijn schouders en hart lag. Hij trok het gehele land door, maar toch was hij ook wel eens thuis ter verzorging van zijn eigen gemeente.

Er was in die gemeente een timmermans knecht waar aan zijn ziel nauw en innig verbonden was. Het is gebeurd dat de leraar een boodschap zond naar zijn baas om dien knecht naar zijn huis te zenden om met hem over de wegen Gods te spreken. En dan deed de leraar er de boodschap bij: “Ik zal die uren dat hij niet werkt wel betalen, zet het maar op mijn rekening.”

Wanneer wij God niet kunnen missen, dan kunnen wij ook elkander niet missen. Ik geloof de gemeenschap der heiligen. Wat een droeve aanblik geeft ons thans Gods Kerk. Wat ligt nu alles verbroken als beenderen aan den mond des grafs. Ik durf het bijna niet neer te schrijven hoe het over het algemeen nu is. Elkander tegen spreken, tegen elkander schrijven, tegen elkander preken. Geen lust meer om elkander te ontmoeten, elkander ontlopen, elkander afbreken, tegen elkander zuchten, elkander benauwen, elkander verdenken.

Nog klinkt het in onze ooren wat een onzer geliefde en onvergetelijke leraars eens uitdrukte toen we zamen geweest waren: “Nu mogen wij elkander nog ontmoeten, wij willen elkander nog ontmoeten, en nu kunnen wij elkander nog ontmoeten, maar de tijd zal aanbreken dat het niet meer zal kunnen, ook dat wij niet meer willen.” En niet kunnen dat is erg maar niet meer willen, dat is erger. Het wordt in alles maar openbaar wat de mens is, ook Gods volk wanneer zij niet op de rechte plaats zijn, en wat de gevolgen zijn als wij Gods Geest bedroeven en uitblussen. Het is een gezegende tijd wanneer wij God liefhebben en de broeders liefhebben. Wanneer het in de practijk is: “Ziet hoe goed en hoe lieflijk is het dat broeders ook zamen wonen,” Ps. 133:1.

Vanzelf, er moet innerlijke vereniging zijn in het werk Gods om vereniging met elkander te kunnen hebben. Het is een groot verschil of wij elkander nemen of dat wij elkander gekregen hebben. Het is waar, de waarheid zegt: “Uw bescheidenheid zij alle mensen bekend,” maar het is niet mogelijk om met alle mensen te leven. Paulus wist geopenbaard te zijn in de conscienties en dan gaat het goed. Tussen Paulus en Barnabas kwam er ook wat. Och, ons vlees is zo verdorven, en ons karakter als dat er tussen komt, dan valt geen mens mee. En daarenboven den duivel zoekt ook verdeeldheid en ellende te bewerken. Maar toch lezen we nergens in Gods Woord dat zij elkander vertrapt hebben, de acht;ng en het crediet voor het werk Gods is gebleven. Als er nauw vereniging is krachtens de vereniging met Christus, dan is er ook liefde en gebed voor en met elkander. En dan in dat leven vallen rangen en standen weg. Het verhinderde, en het stond Ds. Ledeboer niet in de weg om mec dien armen timmermans knecht over de wegen Gods te spreken. In Christus is de kerk een. En wanneer er leven is, dan is er ook behoefte aan elkander. Als wij het alleen op kunnen, dan is de koek maar klein. David, in Ps. 34:6 had Gods volk ook nodig. Het is een aangenaam leven wanneer er verbinding en vertrouwen zijn mag onder dat volk die naar Zion vragen, op den weg herwaarts zullen hunne aangezichten zijn. Jez. 50:5. Daar is Gods Geest, daar gebiedt den Heer den zegen, daar daalt Gods Geest af en worden de eerstelingen van den hemel gesmaakt.

Alle hoogheid is van ons, en de liefde en den ootmoed komt van God. O vrienden, wanneer wij aan zulke voorvallen denken, gelijk ik hier boven beschreef, dan mocht schaamte onze aangezichten wel bedekken. Dat wij den versten, versten afstand toch eens recht mochten inleven, en dat de verbreking Josefs ons eens waarlijk tot smart en droefheid werd. O die genade des ouden tijds mocht ons nog geschonken worden. Maar om er behoefte aan te krijgen zullen wij vanzelf ten eerste er iets van geleerd moeten hebben inwendig. Genadeloze mensen, al is onze belijdenis nog zo zuiver en rechtzinnig, hebben nooit behoefte aan genade. Als wij in ons leven nog nooit voor God hebben mogen bukken, dan kunnen wij ook nooit betrekking op die genade krijgen.

En in de tweede plaats, al hebben wij iets van dat leven in de practijk gehad, dan moet God zelf toch ook weer het dadelijk gemis er van ontdekken. Al zijn wij van God bekeerd, dan kunnen wij nog zo verkeerd zijn, zo hoog, zo liefdeloos, zo hard, zo ongevoelig. Wij liggen er zo voor open om met de genade wat te worden. En wanneer de Heere zijn ontdekkend en ontblotend licht onthoudt en inhoudt, dan zien wij meer gebreken in anderen dan in onszelven. En een andere zaak is het, als er geen inkomsten zijn, dan kunnen er ook geen uitgaven gedaan worden. Dat is ook een van de oorzaken waarom er zo weinig behoefte is aan elkander. Als het mag zijn: “Zij werden dagelijks begenadigd,” dan is er stof tot spreken. En …. elke weldaad die Gods volk ontvangt uit het verbond der genade, brengt zijn liefde, leven en vruchten mede. Wij hebben daarop wel nauwkeurig te letten. De genade vernedert, en de liefde verbindt.

Ik zal het maar niet verder uitbreiden, maar heb behoefte om te eindigen met de regels uit Ps. 106:25:

Wil ons, nog overal verspreid,
Genadig weer bijeen vergaad’ren;
Zoo word’ Uw naam en roem verbreid.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 1957

The Banner of Truth | 8 Pagina's

WAAR MAG TOCH DE GENADE DES OUDEN TIJDS WEZEN?

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 1957

The Banner of Truth | 8 Pagina's