IS CHRISTUS SCHEPPER?

X. vraagt hoe Joh. 1 : 3 te verstaan is; of n.1. daar geleerd wordt dat den Middelaar alle dingen geschapen zijn.

Men dient toch wel te onderscheiden den Tweeden Persoon in het Goddelijk Wezen en Zijn dienstknechtelijk Middelaarsschap. Paulus spreekt van Christus niet alleen „Die in de gestaltenis Gods zijnde, geen roof geacht heeft Gode even gelijk te zijn” (Phil 2 : 5) maar ook zegt de Apostel „En in de gedaante gevonden als een mensch, heeft Hij Zichzelven vernederd” (vs. 8). Als Persoon is de Middelaar waarachtig, eeuwig God; eenswezens met den Vader en den Heiligen Geest; als Middelaar is Hij God en mensch, de Knecht des Vaders (Jes. 42 : 1); van eeuwigheid verordineerd om het groote werk dat vereischt werd, tot verlossing van de uitverkorenen, at verrichten. Als God kon Hij niet vernederd noch verhoogd worden; wie zal God iets ontnemen of toebrengen? Maar als Middelaar is Christus wel vernederd en verhoogd. Al hebben deze vernedering en verhooging plaats gehad in Zijn menschelijke natuur, toch hebben zij hun eeuwige waardij aan de Godheid des Middelaars ontleend. Waarom moest Hij God zijn? o.m. om een eeuwige waardij aan Zijn verdiensten bij te brengen.

Nu wordt in Joh. 1 gesproken van het Woord; dat was bij God en het was God. Dus van den tweeden Persoon in het Goddelijk Wezen. Hij heeft alle dingen gemaakt en zonder Hetzelve is geen ding gemaakt, dat gemaakt is. Als God is Hij Schepper; niet in Zijn Knechtelijke Middelaarsbediening, als Middelaar is Hij Verlosser. X. moet dus Joh. 1 niet zoo verstaan, alsof de schepping het werk des Middelaars is; noch ook dat de schepping door Christus is verworven.

In het bijzonder wordt naar het Huishoudelijk werk der Goddelijke Personen de schepping den Vader toegeschreven. De 12 Artikelen des Geloofs handelen volgens Zondag 8 van den Heidelbergschen Catechismus. I van den Vader en onze schepping; II van den Zoon en onze verlossing; III van den Heiligen Geest en onze Heiligmaking. En dan begrijpt de Catechismus de Schepping en de Voorzienigheid, met haar drie daden: onderhouding, medewerking en regeering, onder het werk des Vaders (Zondag 9 en 10) om eerst daarna van het Middelaarswerk te spreken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen