Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET GROOTE VOORRECHT VAN DE GEMEENSCHAP DER UITVERKORENEN MET CHRISTUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET GROOTE VOORRECHT VAN DE GEMEENSCHAP DER UITVERKORENEN MET CHRISTUS

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God en rechtvaardigheid en heiligmaking en verlossing, opdat het zij gelijk geschreven is, die roemt, roeme in den Weere. 1 Cor. 1: 30,31

II

Van die bevoorrechting spreekt Paulus in deze woorden:,,Die ons geworden is wijsheid van God en rechtvaardigheid en heiligmaking en verlossing”.

Christus is Zijn volk tot wijsheid geworden van God. Van nature zijn alle Adams nakomelingen verduisterd in het verstand. Welke hooge vluchten de wetenschap der wereld ook nemen moge, zij is dwaasheid voor God. Op geen academie kan de ware wijsheid verkregen worden, want de wereld heeft God niet gekend door de wijsheid. Ja, zoo zeer is deze verblind, dat zij de wijsheid Gods dwaasheid acht. Ook hierin is de aanbid-delijke wijsheid Gods, zoo leert de Apostel. De Heere doet de wijsheid der wijzen vergaan en het verstand der verstandigen maakt Hij te niet. Waar is de wijze? Waar is de Schriftgeleerde? Waar is de onderzoeker dezer eeuw? Heeft God de wijsheid der wereld niet dwaas gemaakt? Tot op den huidigen dag toe wordt het bevestigd, en het zal bevestigd worden tot het einde toe, dat het dwaze Gods (door de wereld dwaas geacht) wijzer is dan de menschen.

De Apostel ziet dan ook niet op menschelijke wijsheid in onzen tekst. Christus is tot wijsheid gegeven om te verlichten tot zaligheid. Hij is de groote Leeraar der gerechtigheid, die leert als Machthebbende en wij zullen van Hem moeten geleerd worden, om de ware wijsheid te verkrijgen. Het zij wij „slechte en ongeleerde” menschen zijn, hetzij wij professoren zijn in de godgeleerdheid, zonder de onderwijzing van Christus zijn en blijven wij in het verstand verduisterd; vreemdelingen van God en van den weg der zaligheid. Lodestein zegt naar waarheid: Die niets heeft dan de letter, is maar een ketter. O, dat men het in onze oppervlakkige dagen eens verstond, daar duizenden zich met de letter tevreden stellen en denken zalig te worden, terwijl zij vreemdelingen zijn van het bevindelijk werk van Gods volk, ja dit werk des Heiligen Geestes bespotten. Indien wij door wat te studeeren op de Hooge scholen de zaligmakende kennis van den verlossingsweg verkrijgen, dan mogen wij op de Hemelsche Academie een brief plakken en zeggen, dat die niet noodig is, maar dat de Hooge scholen en goede catechizeermeesters genoeg zijn. Dit ware volstrekt Pelagiaansch. (l)

Hoe nuttig en noodzakelijk de historische kennis van de Schriften en de daarop gefundeerde, zuivere leer ook wezen moge, nochtans bedenke een iegelijk wel, dat de historische kennis een kennis is van een door de zonde verduisterd verstand; zij is wel noodzakelijk, doch niet genoeg.

Maar Christus is Zijn volk tot wijsheid gegeven. Hij is de kracht en de wijsheid Gods. Hij stond in den eeuwigen Raad Zijns Vaders en in Hem is de wijsheid Gods verheerlijkt, waardoor met behoud van al Gods deukden de zondaar wordt met God verzoend. De goedertierenheid en de waarheid hebben elkander in Hem ontmoet; de gerechtigheid en de vrede hebben elkander gekust, toen Hij tusschen hunne lippen werd doodgedrukt. Gods volk wordt uit de souvereiniteit Gods zalig, in de verheerlijking van barmhartigheid, maar dit geschiedt alleen naar de wijsheid Gods, die in Christus is. De Apostel riep er in verwondering van uit, en al Gods volk moet in aanbidding met hem zeggen: O, diepte des rijkdoms. beide der wijsheid en der kennisse Gods; hoe ondoorgrondelijk zijn Zijne oordeelen, en onnaspeurlijk Zijne wegen. Van Christus profereerde Jesaja: „En op Hem zal de Geest des Heeren rusten: de Geest der wijsheid en des verstands; de Geest des raads en der sterkte; de Geest der kennis en der vreeze des Heeren”

En Hij is Zijn uitverkorenen gegeven tot wijsheid. Hij gaf hun verlichte oogen des verstands, opdat zij wijs worden ter zaligheid. Hij doet God kennen in Zijn valmaakte deugden, waarin Hij een verterend vuur is en een eeuwige gloed, bij wien de zondaar niet wonen zal. Hij maakt hen bekend hunne doemwaardigen staat en bedorven bestaan, opdat zij als gansch verloren zondaren bekennen zullen, wat tot hun vrede dient. Hij verlicht hun oogen, opdat zij Hem kennen, Die de weg, de waarheid en het leven is. Want al zijn wij van kindsche dagen af in de zuivere leer onderwezen, wij kennen Christus niet. In de overtuiging van den zondaar komt wel klaar aan het licht, dat Gods volk met de kennis van Christus niet helpen kan. Comrie verhaalt in diens Catechismus een sprekend getuige daarvan. „Ik heb dat klaar gezien in een hoogleeraar onder wien ik studeerde; bij hem zijnde in zijn zielsangsten, waardoor hij in de dieptens en als in de onderste hel (hier nog op aarde zijnde) lag als een worm kroop, roepende: O God, is er een weg van ontkoming, maak hem mij bekend.

Deze professor was een zeer geleerd en rechtzinnig leeraar; doch toen God hem van zijn zonden zaligmakend overtuigde, kon hij zich met al zijn wetenschap niet redden. En zoo was het ook met ook met velen van de edelste bloem der studenten, zegt Comrie, die in hun ellende komende uitriepen: „O God, ik ben een groot beest, die weg is voor mij verborgen”. En zoo leert al Gods volk het ongenoegzame van alle natuurlijke bevatting in kennis der waarheid. In de overtuiging van hun zonden is het, of zij den naam van Jesus nog nimmer hoorden noemen. Maar, a wonder van genade, Christus is hun tot wijsheid gegeven en Hij leert hun den weg der zaligheid keenen, tot hun eeuwige behoudenis. Dit wonder is zoo groot, dat Johannes er van uitroept: „ Het was omtrent de tiende ure”. Niet een van Gods kinderen zal die ure ooit vergeten. Vleesch en bloed heeft het hun niet geopenbaard, maar „Mijn Vader Die in de hemelen is”. O, in die onderwijzingen van Christus wordt zalig worden zoo ruim. De al-genoegzaamheid van Zijn Persoon vervult zoodanig de harten van het volk, aan wie Hij tot wijsheid gegeven is, dat al hun genegenheden zich op Hem zetten.

O, laat ons toch ons zelf beproeven, of ooit die liefde van en tot Chrustus in onze harten was, opdat wij wel onderscheiden tusschen het spreken over en het kennen van Hem. Hij leert Zijn volk den weg der zaligheid. Hij brengt hen in de ver-borgenheden des Heeren in. De groote verborgen-heden zijn voor degenen die den Heere vreezen, n.l. de verzoening met den Vader en de aanneming tot kinderen, door Zijn bloed, waarmede Hij hen kocht en van welk bloed Gods uitverkorenen eeuwig zullen zingen! Ja, Christus, gegeven tot wijsheid, verlicht de Zijnen en opent de eeuwigheid voor hen, waar Zijne vermakingen waren met de menschenkinderen. Niemand kent er iets van dan door Hem, Die de wijsheid Gods is en het ons openbaart. O, dat welbehagen des Vaders, in Wiens handpalmen zij gegraveerd zijn, waaruit niemand hen rukken zal. Ook doet de Heere Jezus Zijn volk met een geheiligd verstand het verbond kennen, dat van eeuwigheid gesloten is en waarin zij van den Vader aan Christus gegeven zijn tot hun verlossing. In de eeuwigheid liggen de gronden der behoudenis van Adams zonen en dochteren. Op de school van Christus worden zij geleerd. Hij is tot wijsheid gegeven en Zijn bediening maakt vrij ter zaligheid. Ja Hij ontsluit de hemelen en trekt de zielen van Zijn volk op in den geest, om in het Huis van Zijn Vader de woningen te aanschouwen, waar Hij hun plaats bereid. Gods volk zal geen vreemden hemel inkomen. Het heeft er hier een weing van leeren kennen, en met zalige verwonderingen mogen aanschouwen. Om nu niet meer te noemen, door Hem, Die tot Wijsheid gegeven is, worden de dwaasheden van Zijn volk ontdekt en hun ziel verlicht, om den weg der zaligheid te kiezen en het leven boven den dood; om in een gedurig sterven, het leven te verkrijgen. Hier worden de wegen Gods goed on heilig gekeurd, zelfs de diepste wegen van donkerheid en verberging; van druk en tegenheden en dood. Het is de groote belofte door Christus aan Zijn volk geschonken: „Ik zal raad geven; Mijn oog zal op u zijn”. En door Hem zal de dwaas niet dwalen op den weg des hemels. O, dat wij van Hem toch geleerd werden, Die de wijsheid Gods is! Hoe gansch anders zouden wij de deugden der wereld in der eeuwigheid beschouwen, dan nu menigmaal het geval is en dat zelf door Gods kinderen.

Maar wij moeten voort. Onze tekst zegt, dat Christus van God geworden is, niet alleen wijsheid, doch ook rechtvaardigheid. Ik zal nu niet breed van de rechtvaardigmaking handelen, doch slechts enkele korte opmerkingen maken. Christus is tot rechtvaardigheid geworden, toen Hij in de nooit begonnen eeuwigheid met Zijn hart borg geworden is bij den Vader voor al de erf- en dadelijke zonden der uitverkorenen. Die borgtocht is door den Vader aanvaard, dewijl het Lam er toe waardig is geacht. En krachtens deze rechtvaardigmaking in het besluit Gods, is Christus geworden tot rechtvaardigheid van de Zijnen, toen Hij in de volheid des tijds Zichzelven heeft gegeven in den dood des bruises en is opgewekt door den Vader. Hij is overgeleverd om onze zonden en opgewekt tot onze rechtvaardigmaking. Christus is de eenige grond, de vrijspraak van schuld en straf en van de daaraan onafscheidelijk verbonden toekenning van het recht ten eeuwigen leven. Onze werken tellen niet; deze zijn alle met zonden bevlekt en de beste van die zijn voor God een wegwerpelijk kleed. Niets, niets van den mensch kan tot zijn rechtvaardigmaking- tellen voor God. Integendeel al zijne werken verdoemen hem. Genade en werk sluiten elkander geheel uit: anderszins is het werk geen werk of de genade geen genade meer. Doch, waar alle werk van den mensch wegvalt, is Christus geworden tot rechtvaardigmaking. Dit is de vaste grond, waarop Gods uitverkorenen gebouwd zijn en worden in den tijd. In Christus zijn zij eeuwig vrijgesproken, zoodat er geen verdoemenis is voor degenen, die in Christus Jezus zijn.

Tot rechtvaardigheid wordt Hij nu voorts Zijn volk, als Hij hen dadelijk met Zich vereenigt en hen uit den staat der verdoemenis overzet in den staat der verzoening. Want ook de uitverkorenen en in Gods besluit van eeuwigheid gerechtvaardigden, zijn van nature kinderen des toorns. Hun is een staatsverwisseling van noode. Zonder deze staatsverwisseling heeft noch de rechtvaardiging in Gods besluit, noch die in den dood en opstanding van Christus eenige uitwerkende kracht. Maar Christus is tot rechtvaardigheid geworden, omdat Hij niet alleen Zijne kerk in Zich rechtvaardigde, doch omdat Hij daarenboven als noodzakelijk tot hun zaligheid hen dadelijk overbrengt in de verzoening en gemeenschap met God.

Die staatsverwisseling nu werkt de Here in hun levendmaking en diensvolgens door de oefening van het geloof. Christus wordt hun tot recht-vaardigheid door het geloof. Voor Gods rechterstoel gedagvaard, wordt de doemwaardige, gansch verloren zondaar vrijgesproken van schuld en straf en een recht ten eeuwigen leven toegekend. Aan zijn zijde is niets dan schuld; erf- en dadelijke zonde maken hun der verdoemenis waardig en hij kan niet anders dan het eeuwig verderf inwachten. Maar, o wonder van genade, voor dien afgesneden zondaar is Christus tot rechtvaardigheid geworden. Het is de tijd, dat de volle gerechtigheid van Christus hem wordt toegeeigend en door de oefening het geloof ontvangen. Op grond daarvan wordt hij vrijgesproken met een volkomen vrijspraak Gods. Want de rechtvaardiging des zondaars voor God is geen halve zaak, doch een zoo volkomen vrijsprekend, als of ik nooit zonde gehad had; ja, alsof ik volkomen had volbracht al de gehoorzaamheid, die Christus voor mij volbracht heeft. O, niet al Gods volk komt tot die volle blijdschap en verzekerdheid des geloofs, maar toch zal er iets gekend moeten worden, dat Christus tot rechtvaardiging geworden is, opdat wij vrede vinden voor onze zielen en niets weten zullen dan Jesus Christus en Die gekruist.

1). Comrie Cat. Zond. 1, blz. 44.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1959

The Banner of Truth | 12 Pagina's

HET GROOTE VOORRECHT VAN DE GEMEENSCHAP DER UITVERKORENEN MET CHRISTUS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1959

The Banner of Truth | 12 Pagina's