Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VRAGEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VRAGEN

DE BELIJDENIS SCHRIFTEN.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

X. vraagt, welke de kracht zij onzer belij denisschriften naast Gods Woord. Er zijn er, die zeggen: Wij hebben den Bijbel maar niets daar buiten, als bindend geschrift te aanvaarden.

Ja, die zijn er, doch hun hooggestemd geroep over den Bijbel kenmerkt zich duidelijk door den zucht, dezen als Gods Woord te verwerpen en voor elke ketterij ruimte te maken of hun eigen ideeen te propageeren.

Dezer dagen nog ontving ik een brief met hoogdravende uitdrukkingen en vol verwijten, dat ik mij meermalen nevens Gods Woord op de Belijdenisschriften beroep, die N.B. voor „leugen” werden uitgekreten. Hoe durft iemand het zeggen, die den mond vol heeft van „Christus” en van „Waarheid”. Des schrijvers stem maakt hem wel openbaar, dat hij de waarheid niet kent. Indien hij iets van de waarheid maar mocht leeren kennen, hij zou gewis de kostelijke Belijdenis, Catechismus en Dortsche leerregels van harte liefhebben.

Gods Woord alleen en geheel is de kenbron en regel des geloofs. Dit spreekt de Ned. Gel. Bel. zelve duidelijk uit in Art. 7. Doch in den loop der eeuwen hebben helaas velen het Woord Gods verdraaid tot hun eigen verderf. Daartegenover heeft het den Heere behaagd de zuivere leer Zijner waarheid zegevierend uit den strijd te brengen en juist door de vele aanvallen te bevestigen en te verhelderen. Het resultaat der naarstige onderzoekingen bij Geetsteslicht, is neergelegd in de Belijdenisschriften, die wij als gegrond op en onderworpen aan des Heeren Woord hebben te aanvaarden.

De Papisten (zoo schreef Triglandt) houden de schriften en decreten der menschen, der pausen en concilien voor den regel zelven, die zekerheid heeft in en van zichzelven; de Gereformeerden houden het beschreven Woord Gods voor den eenigen regel des geloofs, de confessie en catechismus voor het gereguleerde; ook dit heeft zijne zekerheid, doch niet dan na en van den regel (n.l. Gods Woord).

Als geheel gegrond op Gods getuigenis hebben wij de Belijdenisschriften te aanvaarden. Vooral in deze dagen moet ons dit wel voor oogen staan. Wij kennen Goddelijk gezag alleen aan Gods Woord toe, maar toch zijn de belijdenisschriften maar niet bloot menschelijke geschriften, als door u of mij of welk particulier ook vervaardigd.

Ten rechte schreef de groote Triglandt dan ook van de Nederl. Gel. Bel. dat het een geschrift was van godvruchtige en getrouwe bewaarders der ware kerk onzes Heeren uit den Woorde Gods gesteld, om te dienen, voor een gezonden en Schriftmatige belijdenis des geloofs;

bij de vrome martelaren, in gevangenissen, op pijnbanken, in vuren, onder zwaard en galg, standvastig bekend;

om welke duizenden hun goed en bloed in gevaar hebben gesteld, naakt en bloot uit hun vaderland naar andere landen in ballingschap zijn getrokken;

welke alle de Gereformeerde kerken in de Nederlanden en in Frankrijk voor gezond en Gods Woord conform hebben erkend en door welke de Gereformeerde kerken, van de antichristelijke Roomsche kerk en van allerlei vreemde en verwarde secten zijn afgezonderd. Dat is meer als een simpel geschrift bij menschen gesteld.

Ziedaar het getuigenis van den vermaarden Triglandt, dat ons wel opscherpen moet tot een naarstig onderzoek van de symbolen der aloude Gereformeerde kerk in ons vaderland. Laat de catechisanten de artikelen leeren; leest ze samen en gedurig geve de Heere ons naar denzelfden regel te wandelen.

SELA

X. vragt welke beteekenis Sela in de Psalmen heeft en, of dit woord gelezen moet worden?

De meeningen over het woord Sela, dat in 31 Psalmen niet minder dan 71 maal voorkomt, verschillen. Sommigen brengen het in verband met de muziek, die luider moet worden. Anderen zagen er een aanduiding van een pauze in. Dr. de Groot meent, dat de kwestie uitgemaakt is door R. Stieb, die er op wijst, dat Sela altijd in de kern-verzen van den Psalm voorkomt. Het woord zou dan dubbelen nadruk leggen en beteekenen, dat het voorgaande herhaald meet worden.

B.v. Psalm 87:3 „Zeer heerlijke dingen worden van U gesproken, o stad Gods”. In plaats van Sela wil deze schrijver dan dezelfde woorden nogmaals lezen.

Uit deze verklaring blijkt in elk geval, dat Sela wel degelijk beteekenis heeft in betrekking tot den zin der woorden. Dit is ook in vroeger tijd reeds verdedigd o.a. door Brahe. (Ps. 89). Laat ons dit woord dus niet stilzwijgend voorbijgaan. Het eenvoudigste is het te lezen; het staat er. Daarbij bendenke men, dat Sela den nadruk doet vallen op het gezegde en dan ons zooveel zegt als: Sta er bij stil; let er op.

VAN DE RECHTVAARDIGMAKING.

II.

In antwoord op de vragen van S. te G. moet ik thans nog iets zeggen over de rechtvaardigmaking door het geoof. Van de rechtvaardigmaking voor het geloof, zoo deze is in het besluit Gods van eeuwigheid en in de opstanding van Christus, heb ik geschreven in het vorig nummer van De Saambinder. Deze heeft echter in ons geen kracht, dan door de dadelijke rechtvaardigmaking. Van nature zijn ook de uitverkorenen kinderen des toorns, gelijk de anderen, en hun is tot hun verzoening met God onmisbaar de dadelijke toerekening van Christus’ gerechtigheid. Met grooten nadruk hebben dan ook de Gereformeerde theologen de noodzakelijkheid dezer rechtvaardigmaking door het geloof verdedigd. Men leze Brakel, en niet minder Voetius, Comrie e.a.

Aangaande de rechtvaardigmaking door het geloof moge ik met enkele korte opmerkingen volstaan.

In de eerste plaats verstaan wij door de rechtvardigmaking een vrijspreken van schuld en straf en een rechtgeven op ‘t eeuwige leven. Gods Woord spreekt in het oude zoowel als in het Nieuwe Testament van de rechtvaardigmaking steeds als van een rechterlijk vonnis. Ik wijs slechts op Ex. 23 : 7, 1 Kon. 8 : 32; 2 Kron. 6 : 23; Spr. 17 : 15 en wat het Neuw Verbond aangaat volstra ik met de nadrukkelijke getuigenissen van Paulus, waarin hij rechtvaardigen tegenover verdoemen stelt als in Rom. 8 : 33, 34. Zie ook Rom. 3 : 19 enz., Rom. 5 : 19.

Dit hebben wij vooral staande te houden tegen de gruwelijke dwaalleer van Rome.

Rome toch verwart de rechtvaardigmaking met de heiligmaking. God vergeeft volgens Rome den mensch de zonde, omdat Hij hem vooraf heilig gemaakt heef. Zoo werpt Rome de vrije genadeleer omver. Het lastert de leer van Gods Getuigenis, gelijk de vijanden der genade Paulus reeds gelasterd hebben blijkens Rom. 3 : 8, 31 en Rom. 6 : 1 en vers 15.

De rechtvaardigmaking des zondaars voor God geschiedt met uitsluiting van alle werken van den mensch, uit genade alleen. Zij is een vonnis Gods, steunend op de verdiensten van Christus, waardoor de uitverkoren, doch doemwaardige zondaar van schuld en straf ontheven wordt en een recht verkrijgt ten eeuwigen leven.

Rechtvaardigmaking en heiligmaking zijn alzoo, hoewel nimmer vaneen te scheiden, van elkander onderscheiden. Hellenbroek noemt de volgende punten van onderscheid:

1e. de rechtvaardigmaking geschiedt buiten ons; de heiligmaking binnen ons (en dus brengt de rechtvaardigmaking op zichzelf in ons geen vernieuwing teweeg; zij werkt een staatsverwisseling);

2e. de rechtvaardigmaking neemt de schuld, de heiligmaking de smet der zonde weg. In de rechtvaardigmaking is alzoo een betalen van schuld; in de heiligmaking een afwasschen der zonde-smet;

3e. de rechtvaardigmaking geschiedt volmaakt, de heiligmaking maar ten deele in dit leven.

Een rechter kan een beschuldigde niet half vrijspreken of half veroordeelen. Hij moet een vonnis vellen en schuldig verklaren of vrijspreken. Welnu, de rechtvaardigmaking is een vonnis, waarin God den doemwaardigen, doch uitverkoren zondaar, volkomen vrijspreekt om Christus’ wil.

Een tweede opmerking is deze, dat de rechtvaardigmaking door het geloof een wezenlijke rechtvaardigmaking is. Zij is niet een zich slechts bewust worden, dat de uitverkorene reeds van eeuwigheid is gerechtvaardigd en dat hij dus is geboren. Neen, zoo is het niet. Paulus leert, dat ook de uitverkorenen van nature kinderen des toorns zijn. Hoewel zij in het besluit Gods en in het borgwerk van Christus in den tijd begrepen zijn, nochtans worden zij krachtens hun inzijn, in Adam geboren in een staat des doods en der verdoemenis. In dien staat blijven zij tot het God behaagt hun dadelijk Christus en Zijne gerechtigheid toe te rekenen en op grond van die toerekening te rechtvaardigen. Voor elk van Gods uitverkorenen nu breekt gewis in dit leven de ure dezer Goddelijke toerekening aan, hetzij in de jeugd, hetzij op rijperen leeftijd. Van die ure nu wordt gesproken als van de tijd des welbehagens. Wie deze dadelijke toerekening mist verkeert in den staat des doods en kan niet anders dan de eeuwige verdoemenis verwachten.

In de rechtvaardigmaking door het geloof is alzoo een staatsverwisseling.

Ten derde zij met klem verdedigd, dat de rechtvaardigmaking wel geschiedt uit of door maar nooit om het geloof.

‘t Geloof heeft geen verdienende waarde. Die dit stellen leeren een rechtvaardigmaking uit de werken en niet om Christus alleen. De rechtvaardigmaking geschiedt echter zonder dat de uitverkorene zelf, ja zonder dat zijn geloof er iets toe doet of medewerkt. Alles wat hier geschiedt, is het werk van Vader, Zoon en Heiligen Geest. Het geloof komt in de rechtvaardigmaking voor als een hand om de gerechtigheid van Christus te ontvangen. Het geloof is dus lijdelijk, d.w.z. het verkrijgt de gave der rechtvaardigheid in Christus niet met werken, maar wordt ze deelachtig door ontvangen. De hand die arbeidt, verdient; doch de hand des bedelaars werkt noch verdient; maar ontvangt. Alzoo is het geloof niet werkzaam noch verdienende, maar het geloof is in de rechtvaardigmaking lijdelijk en ontvangt den geschonken Zaligmaker in Wien de zondaar van zijn doodvonnis wordt vrijgesproken. Men leze hierover o.m. het Examen van Tolerantie van Comrie; Zond. 23 en 24 van Holtius en het werkje van Brahe voor enkele centen verkrijgbaar bij De Banier. Sommigen, die de gezonde leer niet kunnen verdragen, zoeken werken als hier genoemd uit de handen van het volk te rukken en waarschuwen er zelfs tegen. Met des te meer vrijmoedigheid dringen wij op de lezing er van aan. Ieder ernstig onderzoeker zal bevestigd worden in de overtuiging, dat het geloof niet zelf neemt, maar ontvangt, wat God de ziele toerekent. De aanneming door het geloof volgt op de Goddelijke schenking. Het geloof zelve kan ons dus niet rechtvaardigen, maar het is het instrument waarmede wij Christus onze rechtvaardigheid voor God omhelzen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 1960

The Banner of Truth | 12 Pagina's

VRAGEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 1960

The Banner of Truth | 12 Pagina's