Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET EINDE DER GODDELOOZEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET EINDE DER GODDELOOZEN

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Want zie, die verre van U zijn, zullen vergaan; Gij roeit uit, al wie van U afhoer eert.” Ps. 73:27

Verre van God zijn de goddeloozen, en hun bestaan is niet anders dan van God af te hoereeren.

In Adams val zijn wij allen los van God geworden. Weleer waren wij aan God verbonden. God schiep ons versierd met Zijn Godelijk beeld, bestaande in kennis, gerechtigheid en heiligheid. De hoogste zaligheid is God te kennen, te beminnen en te verheerlijken.

Adam scheurde zich van God los, en gaf Satan hart en hand. Onze eerste ouders zijn van God weggevlucht. En van Kain staat geschreven, dat hij wegging van het aangezicht Gods. Moed en vrijwillig zijn wij van God afgegaan. En hoe langer hoe verder gaat de mensch van God af. Hij is een vijand van God geworden, en toont in al zijn handelingen dat hij geen behoefte meer heeft om tot God terug te keeren. Uit kracht van onzen doodstaat kunnen wij niet meer terugkeeren, maar hebben wij er ook geen lust meer toe. Het vaste voornemen heeft de mensch opgenomen om verre van God te blijven; en van God af te hoereeren.

De zonde heeft den mensch verblindt en verdwaasd, en in zulk een staat gebracht, dat hij een vijand is van zijn eigen zaligheid. God is vrij van elk mensch krachtens de schenking van Zijn Zoon. De Zone Gods is de grootste gifte des vaders volgens Joh. 3:16 en Rom. 8:32.

Groot zijn de bemoeienissen die God met een mensch houdt. Met zegeningen en met oordeelen worden wij omringd. En in alles roept God het de mensch toe: “Wendt U naar Mij toe, en wordt behouden, alle gij einden der aarde, want Ik ben God en niemand meer”, Jes. 45:22. En nu is het van tweeen een, of een mensch vernedert zich er onder, of hij verhardt er onder.

Zullen wij er onder vernederd worden, dan is het alleen de vrucht van de onwederstandelijke werking des Heiligen Geestes. Ons bestaan is, om hoe langer hoe verder van God af te dwalen. Nooit is de mensch vatbaar voor de bekeering. Wij liggen in een absoluten doodstaat, maar toch is de jeugd en de jonkheid de tijd der bekeering. Hoe ouder de mensch wordt hoe harder en ongevoeliger hij wordt. De waarheid zegt het ons ook zelf, dat de mensch verhardt in het kwaad. Hij meent het buiten God wel te kunnen stellen, en zoekt zijn bevrediging in hetgeen buiten God is. God verwerpt hij; het door God aangeboden middel ter verzoening en verlossing versmaad hij; de middelen der genade veracht hij. Hij stelt zijn hart er niet op. De leugen van Satan gelooft hij tot in de poorten des doods, en de waarheid Gods vertrapt hij. O geen woorden zijn er te vinden om de jammerstaat van den natuurlijken en van God vervreemden mensch uit te drukken. Hij zoekt niet anders dan zijn eeuwig verderf, en kiest de kortste weg naar de hel. Als straks de dag des oordeels aanbreekt, zal niemand iets kunnen inbrengen tot vernietiging of verzachting van het rechtvaardig vonnis Gods. Op duizend vragen zal een mensch niet een woord kunnen inbrengen. Wat is het dan een onuitsprekelijk wonder, wanneer hier in den tijd een mensch door Gods Geest overtuigd wordt van zijn verloren en gescheiden staat. Dat God zijn oogen opent voor den staat zijner ellende, en dat hij met tranen het voor God gaat beweenen, hoe diep ongelukkig hij is door eigen schuld en zonde. Een ander is de oorzaak van zijn ellende niet, maar hij is de man. Wij zijn met de verloren zoon weggereisd naar een vergelegen land. O ‘t is zoo ver weg, dat wij de afstand tusschen God en ons niet bezien kunnen. Maar dat doet hen ook als van het einde des lands tot God roepen.

Gods uitverkorenen leeren hunnen benauwdheid en droefenis, maar ook het roepen tot den Heere. En dat roepen geeft hen wel verlichting, maar geen oplossing.

Dat volk komt in de algeheele onmogelijkheid om ooit weer tot God te komen. In hun waarneming gaat het hoe langer hoe verder van God af. Zij kunnen bemoedigt worden uit Gods getuigenis, maar och ‘t valt alles weg. Gods heiligheid en rechtvaardigheid wordt in hun ziel verklaard, en zij hebben wel veel middelaars, maar de practijk leert dat al hetgeen zij er voor houden geen verlossing brengen kan. Dat is alleen dien Middelaar, van God geopenbaard. Hij is die Persoon, Die in enigheid des Persons God en mensch is.

Hij was van eeuwigheid God, en blijft tot in eeuwigheid God, maar is mensch geworden in de volheid des tij ds, om de verzoening teweeg te brengen, en die twee ongelijke partijen met elkander te vereenigen. Dien Gezegenden Christus is met Zijn hart Borg geworden om tot God te genaken. Hij heeft aan het recht voldaan, de vloek van de wet weggenomen, en een eeuwige gerechtigheid aangebracht. Door Hem alleen is het mogelijk.

Dat de blinde heiden
Nu van God gescheiden
Eens Uw heil erken.

O dat volk dat zonder God in de wereld was (zoo leeren zij zichzelf immers kennen), wordt in Christus Jezus nabij gebracht door het bloed van Christus, Ef. 2:13. Gelukkig als Gods Geest met ons twist, zoolang wij de bewuste verzoening met God nog niet hebben verkregen. Velen helpen zichzelf, doch wat zij dan ook redeneeren, toch missen zij de ware vrijheid, hebben ook de ware bekommering niet om in Christus geborgen te worden, en bij dezulken wordt niet bespeurd de ware geestelijke armoede, die zijn blijdschap alleen vindt in de rijkdom van Christus. God mocht zijn kerk bezoeken met de noorden en zuidenwind Zijns Geestes. ‘t Zijn dagen die wij beleven, waarin de leer van de algemeene verlossing op den voorgrond treedt. En.....waar de onderscheidene gangen en oefeningen des geesteliken levens zoo gemist worden, ‘t Is meer bezitten als missen. O ‘t is zoo noodzakelijk om te prediken Jezus Christus en Dien gekruisd, als het eenige fondament der zaligheid, maar niet minder.... de weg waarin wij alleen deel aan Hem krijgen, ‘t Is een weldaad wanneer een kind goed gebakerd wordt. ‘t Was te wenschen dat alle kinderen Naomis maar kregen, dat is een vertrouwd adres. Naomi had zelf ook twee kinderen gehad, ‘t Was er een uit de practijk. En dat kan iemand die moeder wordt, goed gewaar worden. Maar genoeg er van. Wie het vatten kan, die vatte het. Het einde der goddeloozen zal vreeselijk zijn. Datheen zong:

Want zij die van U wijken af,
Zullen vergaan, en zijn als kaf.
Zij zullen voor U niet beklijven
Die valsche godsdiensten bedrijven.

O degenen die nooit voor God hebben leeren buigen als een hel en doemwaardig zondaar; degenen die nooit de personele vereeniging met Christus hebben leeren kennen, hebben geen toekomst. Vergaan zullen alle degenen die hier geen vrede met God hebben gezocht en gevonden in het bloed des Lams. gelijk de eerste wereld verging, en zooals de inwoners van Sodom in het vuur omkwamen, zoo zal het ook zijn met alle goddeloozen. De mensch die in waarde is, in geen verstand heeft, wordt gelijk als de beesten die vergaan, Ps. 49:21. Er zal geen gedachtenis van overblijven. God maakt er een einde aan, en God roeit het uit. Uitroeien dat doet ons denken aan een vreeselijk oordeel Gods. Hier kunnen de goddeloozen voorspoed hebben; akkers aan akkers en huizen aan huizen hebben, maar God rekent in het eind met hen af; en dan zal hun verdoemenis rechtvaardig zijn. “Deze mijne vijanden”, zoo aprak Christus, “die niet gewild hebben, dat Ik Koning over hen zijn zou, breng ze hier, en slaat hen voor Mijn voeten dood. Luc. 19. O arme mensch, beef en sidder bij het vernemen van het oordeel over de goddeloozen. Laat mijn raad u toch behagen. De zonde trekt, en de wereld lokt van alle kanten. En ons eigen hart wil niet anders dan van God afwijken. Wij hebben ons verkocht om kwaad te doen. Maar o dat God uw oogen nog opende eer het voor eeuwig te laat is. Verwerp de vermaningen van uwe ouders en leeraars niet. Neem het toch ter harte. In de eeuwigheid komt alles terug. En wat zal het dan zwaar zijn, alles in den wind geslagen te hebben.

God staat nog te roepen en te noodigen met uitgebreide armen. God heeft in de eeuwigheid gedachten des vredes gehad en niet des kwaads. Christus is gekomen om te zoeken en zalig te maken wat verloren was. Hij ondernam een reis van den hemel naar de hel om Gods deugden te verhoogen, en zondaren te verlossen.

En wie gij ook zijt jong en oud, aanzienlijken en geringen, zoekt den Heere en leeft. Vraagt naar den Heere en naar Zijne sterkte. Hij alleen is de Almachtige om de banden der zonde te verbreken, en uit Satans macht u uit te rukken, en te brenge in het Koninkrijk van den Zoon Zijner eeuwige hef de.

O wanhoopt aan God niet, verlorenen en ellendigen voor wie alles onmogelijk schijnt. Blijf voor de poort liggen met Mordechai, tot dat uit Souvereine genade de deur nog eens opengaat, en gij in de armen Gods gelegd zult worden, waar uw ziel eeuwige vrede en rust zal smaken. Amen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juli 1978

The Banner of Truth | 20 Pagina's

HET EINDE DER GODDELOOZEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juli 1978

The Banner of Truth | 20 Pagina's