Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE BEKOMMERING BLIJFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE BEKOMMERING BLIJFT

12 minuten leestijd

Wie zal mij voeren in een vaste stad? Wie zal mij leiden tot in Edom? Ps. 60:11

II

Gods doel is toch altijd om door al de strijd en moeiten heen Zijn Naam groot te maken en Zijn volk te laten gevoelen, maar ook te doen zien wat Hij voor hen is en blijft. Gods volk moet wel door het water, en komt wel in het vuur, maar het is ook waar dat die getrouwe Jehova met hen meegaat, en hen nooit zal laten verdrinken of verbranden.

Maar nu ook in het standekjke leven, rijzen er telkens zulke grote bezwaren. De strijd blijft tot het einde toe. Het is hier het land der rust niet. Licht en donker, strijd en overwinning, wisselt elkander maar af. Dat heeft David ondervonden en dat is de ervaring van al degenen die uit Satans heerschappij zijn verlost, en nu gehoorzaam zijn onder de banier van Koning Jezus. Christus heeft het voorzegt: In de wereld zult gij verdrukking hebben. Wanneer God goed is voor Zijn volk is de duivel zo boos. Hij is zo verwoed op het erfdeel des Heeren.

In het Noorden had David de Syriers verslagen, en nu in het zuiden vielen de Edomieten weer in het land.

De bekommeringen blijven. en dat blijkt ook noodzakelijk te zijn in het leven van Gods gunstgenoten. Ons vlees begeert die wegen niet, maar God keurt het nodig om maar steeds aan Hem gebonden te blijven. Onze natuur zoekt naar rust, en wij zijn een vijand van banden en gevangenissen, van druk en kruis. Wie zichzelven een weinig heeft leren kennen, die zal het wel beamen dat wij nergens meer bevreesd voor moeten zijn, dan onszelf. Onze natuur is zo genegen weg te lopen, God aan Zijn plaats te laten; om met de eer zelf weg te lopen; en te rusten en te leven uit hetgeen gebeurd is. Wij zullen de weg wel afsluiten voor verdere oefeningen en meerdere openbaringen; doch wat is het een weldaad dat God regeert. Hij komt zulke wegen met de Zijnen te houden, dat hij de Zijnen maar steeds tot Hem trekt, en dat Hij zichzelf steeds nader en klaarder aan hen kan openbaren en uitlaten in Zijn verlossende liefde, en alles-overwinnende genade. O het is zo profijtelijk om maar steeds in de engte gedreven te worden, want dat is de weg bij voortdurendheid om eigen krachten verachten, en te leren:

Welzalig hij die al Zijn kracht.

En hulp alleen van U verwacht.

Die kiest de welgebaande wegen. Ps. 84:3

En nu in den weg van heiligmaking leert Gods volk E dom kennen van buiten en van binnen. Die oude mens der zonde, spant maar geduring samen met den Vorst der duisternis. En altijd en altijd liggen zij maar op de loer om dat land in te vallen, en verwoestingen aan te richten. Soms zegt dat volk wel eens: O vijand, houdt gij nu nooit op? En dat volk moet maar gewaar worden dat in hun geen kracht is tegen die grote menigte. Zij zijn van zich-zelve zo zwak, dat na al wat er in hun leven heeft plaats gehad, zich toch niet vermogen een vijand te overwinnen.

Wij proberen het wel gedurig, maar de Heere is zo goed over Zijn volk, dat het steeds weer mislukt. Het zit zo diep in ons hart geworteld, om onszelven to helpen, maar wij worden gewaar dat God Zijn eere niet aan een ander geeft, noch Zijn lof de gesnedene beelden. De wachters bij het graf zijn niet weggelopen voor de vrouwen en de discipelen, maar toen de Vader Zijn heilig Kind Jezus opwekte, en toen die Borg door Zijn kracht opstond uit het graf, zijn zij allen weggevlucht.

Alleen door de kracht van Christus kunnen zij de vijand bestrijden: alleen in Zijn kracht overwinnen en triumferen. En het is een grote genade om het in de hand van Christus over te mogen geven. Twist, Heere, met mijne twisters: strijd met mijne bestrijders: zeg tot mijne ziel “Ik ben uw heil” ---- en de Engel des Heeren drijve hen weg. Ps. 35.

Zij moeten het maar verhezen, om het met Christus te winnen. Hij alleen kan dat E dom maar onderwerpen. En nu is dat in hun leven maar ten dele. Christus zal eenmaal al Zijn en hunnen vijanden in de eeuwige verdoemenis werpen, en dan zullen alle vijanden worden als stof onder hunne voeten. Die blijde tijd zal voor dat volk wier leven Christus geworden is, aanbreken. Hier moet dat volk veel zuchten en met tranen zaaien, uitroepend: Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? En hoe menigmaal verspert Satan de weg voor Gods kinderen, dat zij niet door kunnen gaan. Toch is ook dat weer zo nuttig voor hun ziel opdat steeds weer Christus in Zijn volheerlijke bediening Zichzelf aan hen zal openbaren, en zij ervaren zullen dat Hij de Banier draagt boven tien duizend. Dat Hij steeds voor hen tussentreedt bij de Vader, en moed en kracht schenkt om de loopbaan te lopen die hun voorgesteld is.

Hij wil ten allen tijd Zijn kracht in hunnen zwakheid volbrengen, maar hen ook op wekken om te verlangen naar het eind van den strijd in onderwerping aan den wille Gods.

Door den dood moeten zij toch tot de eeuwige overwinning gebracht worden. De dood is de laatste vijand die te niet gedaan moet worden. En soms kan die dood hen nog zo benauwen en aangrijpen, om te leren dat Zij niet alleen genade nodig hebben om te leven, maar ook genade nodig hebben om te sterven. De Heere weet wel wegen te openen om Zijn volk, maar aan de grond te doen blijven, en om hun hope alleen op God te stellen, en gedurig maar te vergeten dat achter is en te strekken tot hetgeen voor is, jagende naar het wit, tot de prijs der roeping Gods die van boven is, in Christus Jezus. Filip. 3:12. Zonder die bekommering zouden zij zulke hoge Christenen worden met een dor, onvruchtbaar leven, zonder oefeningen. Het is beter onder den appelboom, Hooglied 2:3, dan op de hoogte van Gilboa: beter in den oven dan op het bed van zorgeloosheid: beter aan het front, dan op het dak.

De bekommeringen houden de behoeften levendig, en het zijn de wegen waarin wij meerdere kennis bekomen van onszelven, van onze diepe val, maar ook van de rijkdom van Gods grondeloze genade in Christus Jezus. Wij moeten in den strijd gewikkeld worden, zullen wij er door geoefend worden. Maar ook daardoor zal de noodzakelijkheid niet alleen van de werkingen des Geestes, maar ook de Persoonskennis en de dadelijke gemeenschap van de Heilige Geest gevoeld worden.

Uw Goede Geest geleide mij in een effen land.

Hoe meer kennis van het een en het ander, des te groter zal ons gemis worden, maar ook de nood gevoeld worden van de volkomen vervulling van onze ontblote en ontledigde ziel in een Drieeenig God.

Daarom komt dat lieve wezen Zijn volk zo in de strijd te brengen en in de bekommering, opdat Hij zich des te heerlijker aan hun ziel zal openbaren. En het wordt ook geleerd, dat waar wij God niet in kennen, wij Hem ook niet in verheerlijken kunnen. Vandaar dat al die wegen zo profijtelijk zijn, en dat zien wij steeds van achteren. Dan is het, “Heilig zijn, o God, Uw wegen.”

Mag er hier iets van geproefd en gesmaakt worden, dan zullen wij in beginsel er een klein stipje van verstaan wat het inhoudt:

Mijn God, U zal ik eeuwig loven,

Omdat Gij het hebt gedaan. Ps. 52:7.

Reeds hier op aarde, maar straks in den hemel wanneer Edom er niet meer zijn zal, en dat volk zal gevoerd en geleid zijn in de eeuwige rust, in de stad, die fondamenten heeft, welker Kunstenaar en Bouwmeester God is, zal de Drieenige God alle lof en dankzegging ontvangen, omdat Hij het gedaan heeft.

O wat liggen er dan toch een gegronde redenen om tussen God en onze ziel te onderzoeken of wij iets van die bekommeringen kennen.

Wat is de wereld vol van mensen zonder enige bekommering. En daarbij denkt men niet bepaald aan het arme heidendom, of het verstokte Jodendom, maar aan degenen die onder het licht van het evangelie zijn opgevoed. Wat een scharen hebben er zich van afgekeerd, of verkeren er nog onder die dood voor de dood zijn, en op wien het woord des Heeren niet den minsten indruk maakt. Steeds meer conscienties worden er gesloten, en velen gaan indrukkeloos de eeuwigheid tegemoet. Met diep medelijden mogen wij wel neerzien op ons arm geslacht, wat over het algemeen zo verhard is, dat niets hen meer kan bewegen.

Och wat moest het ons wel aangrijpen dat wij onder zulk een zwaar oordeel leven: want wat is verschrikkelijker dan het oordeel der verharding. De God dezer eeuw heeft de zinnen verblind, en vanwege onze verlating van de Heere, en het verharden van onze ziel onder de zegeningen en de oordelen, en het vertrappen van Zijn wet en goboden, en het niet achten van het evangelie, zijn wij in zulkeen droeve toestand gekomen. Wat zal toch het einde er van zijn? Tot het heidendom terugkeren als God het niet verhoed, en aan de verwoesting worden prijs gegeven; daar dit toch volgt op het oordeel der verharding.

O kinderen, jongens, en meisjes, verhardt u toch niet onder al de roepstemmen Gods. Velen uwer hebben geen eerbied meer voor God en Zijn Woord, de raad der ouders en onderwijzers en leraars wordt verworpen en in de wind geslagen, maar bedenk toch dat wie zich zelf verhardt die zal schielijk verbroken worden. God laat niet met Zich spotten, en wat de mens zaait, dat zal hij maaien.

En anderzijds, daar zijn veel oppervlakkige godsdienstige mensen in onze dagen die zichzelven gerust stellen voor de eeuwigheid, maar vijanden zijn van de waarachtige bekommering, ja er mede spotten in de gronde van de zaak. Wat rekenen zij vast op den hemel, maar in hun leven hebben zij nooit kennis met de hel gemaakt. Zonder eenige vrees gaan zij de eeuwigheid tegemoet. Christenen zonder Christus: vreemdelingen van het waarachtige werk Gods. Wat zal het toch een ontwaken zijn aan de andere zijde, wanneer Christus tot hen zeggen zal: Ik heb u nooit gekend.

Doch laat ons maar niet te ver van huis gaan. Wat een droeven aanblik is het ook onder ons. Wat gaan er velen onder de naam van bekommerd, doch die nooit een waarachtige bekommering gekend hebben.

Het is niet op te sommen waar de mens zich aan vast klemt en zijn hope op grondt, zonder dat er ooit een afsnijding van Adam en een inplanting in Christus heeft plaats gehad.

En dan dat bouwen van elkander op gronden die bij de dood en soms al voor het uur van sterven ontvallen. O wanneer straks de werkelijkheid zal aanbreken dan zult gij elkander vervloeken en verwensen tot op den bodem der hel maar dan zal het te laat zijn: voor eeuwig te laat.

Leg u zelf eens bij de eenvoudige waarheid van Gods Woord neer, en God geve u ogen om te zien dat het einde van uwe weg de dood zal zijn. Alles wat niet is naar het woord van God zal geen dageraad hebben. Terwijl de mens leeft is het nog mogelijk om tot God bekeerd te worden. God ziet naar waarheid in het binnenste. Ons werk zal wegvallen, maar Gods werk zal stand houden, en dat zal de beproeving kunnen doorstaan.

En wat is het ook een droevig teken dat het waarachtig bekommerd volk zo weinig bekommerd is. Wat is er toch een valse rust, en geen ontdekking. Wat wordt toch geleefd op dingen die jaren geleden gebeurd zijn, doch waar het leven uit is, en wat toch geen grond is om God te ontmoeten. Was er tevoren enige zielenood, een achteraankleven van de Heere, maar nu schijnt het zo vaak alsof alles weg is. Het land zit en is stil. Het zou gelukkig zijn als de Edomieten eens in het land vielen.

Dat God met Zijn Geest twistte in de ziel. Een man worstelde met Jacob, en toen worstelde Jacob ook met God.

Dat de nood nog eens opgebonden mocht worden, en dat alles buiten Christus eens wegviel, opdat het werd: Wie zal mij voeren in een vaste stad, Wie zal mij leiden tot in Edom?

Daar is toch geen rust dan alleen in God. Het recht moet toch voldaan worden, de vloek van de wet weggenomen, en onze ziel geborgen zijn in Christus. Ja, door Hem met God verzoend en bevredigd. O dat de bekommeringen nog eens terug kwamen tot dat God aan Zijn eer was gekomen, en wij als een verlorene in onszelve omgekomen, de zaligheid in God door Christus mochten vinden.

En volk des Heeren, wat is er toch weinig bekommering over het algemeen. De wezenlijke bekommering is om te sterven in den weg van heiligmaking aan ons zelven, om het leven alleen in Christus te vinden. Wat wordt het weinig meer verstaan. Het wordt meer genoemd dan beleefd, en daarom gaat er ook geen kracht van uit, en ligt er ook geen glans op. Die zielen die er nog iets van mogen hebben, opdat Christus een gestalte in hun zal krijgen, moeten veel hun weg alleen gaan.

Er zijn niet veel kameraden meer. Velen zijn al thuis, en Jacob wordt ook in dezen dun. Wij kennen de woorden wel, maar de zaken van de woorden, daar zal het over gaan. Dat God nog eens opstaan mocht over Zijn erfdeel als in de dagen van ouds. Er zitten hier en daar in bossen en struiken nog van dat volk dat de zelfde strijd en bekommering heeft als David. O zielen laat het u niet verdrieten, en te diep neerbuigen. Davids Groten Zoon heeft Satan overwonnen en zijn kop vermorzeld. Gij zult met Hem meer dan overwinnaar Zijn, overwinnen door het bloed des Lams, en straks gevoerd worden tot de volkomen overwinning en geleid door Hem met alle blijdschap en verheuging en ingaan in des Konings paleis, om eeuwig te rusten, maar ook om eeuwig te zingen. Amen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1978

The Banner of Truth | 20 Pagina's

DE BEKOMMERING BLIJFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1978

The Banner of Truth | 20 Pagina's