Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DAT U HEDEN GEBORNE IS Lucas 2:11

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DAT U HEDEN GEBORNE IS Lucas 2:11

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Part II

En die God, die ofschoon Hij mensen gebruikt, is niet van mensen afhankelijk, want dadelijk na de geboorte van de Zaligmaker is er een engel gezonden naar de herders in Bethlehems velden. Een van de zalige troongeesten werd verwaardigd om de boodschap van de geboren Sions Koning op de wereld te brengen. Van de hemel naar de aarde wordt de tijding gebracht. Zo is het nog. God gebruikt mensen, maar het is een boodschap die zij zelf niet uitgedacht hebben, maar die hun van de hemel gegeven is. Daar wacht alles op, ook vandaag nog. Met minder kunnen wij het niet doen. Neen, geen boodschap naar Herodes; niet naar de Farizeeers en Schriftgeleerden, tot de aanzienlijken en de groten in Israel, maar tot herders die de nachtwacht hielden over hun kudde. Dat waren mensen, waar de Heere op neer gezien had. Dat waren mensen die in de wereld het niet meer konden vinden, maar die ook in hun godsdienst de dood hadden gevonden, en geleerd dat al hun gerechtigheden waren als een wegwerpelijk kleed. Dat waren mensen, die geen vreemdeling waren gebleven van de Goddelijke beloften en toezeggingen ten opzichte van de komende Messias. Maar het waren ook mensen, die geleerd hadden dat de belofte de Belover niet is, en dat de belofte vervuld moet worden. Ze waren met de belofte in het gemis gekomen en nu lag hun ziel gelegerd in Ps. 130:5–6: “Ik verwacht de Heere; mijn ziel verwacht; en ik hoop op Zijn Woord. Mijn ziel wacht op den Heere, meer dan de wachters op de morgen; de wachters op de morgen”.

Het was voor de wachters nacht, maar toch waren zij wakker. De beloften in het hart van Gods gunstgenoten gaan schreeuwen, wanneer de tijd der vervulling nadert. Ze konden niet langer meer voortleven, het gemis werd onhoudbaar. Dat was niet altijd zo geweest, maar nu was het: Och, dat Gij de hemelen scheurdet, dat Gij nederkwaamt, dat de bergen van Uw aangezicht vervloten. Jes. 64:1. Ja, zij hebben onder al hun strijd en aanvechtingen ervaren dat God Zijn volk niet eeuwig in het verdriet laat. Het was voor die mensen een persoonlijke zaak geworden. Gods volk komt alleen op de wereld te staan, en het gaat ten slotte maar over hen alleen. De Heere heeft het zelf aangebonden. Zij worden zo rusteloos, of het voor hen nog kan, en of het voor hen nog is. Neen, in die bange nood hebben wij ons niet meer te bekommeren over andere mensen, dat gaat wel over. Een openstaande schuld; een onopgelost leven en een ongeredde ziel voor de eeuwigheid; een onverzoend God; een eisend recht; een vloekende Wet; een veroordeelde conscientie. Ja, daar blijft geen ruimte aan onze kant meer over. Er moet wat gebeuren. Mensen kunnen ons niet troosten en geruststellen voor de eeuwigheid. “Mijn zak zal niet zijn ontbonden, voordat ik Jezus heb gevonden”.

Een gezant van de hemel is naar de herders gezonden en in de donkerheid van de nacht en van hun leven heeft de heerlijkheid des Heeren hen omschenen. Iets van de heerlijkheid des hemels werd op aarde aanschouwd. En, o eeuwig wonder, niet om die herders te verteren en weg te doen zinken onder de eeuwige toorn en gramschap Gods, maar om ze uit het stof op te richten, om ze te bemoedigen, te vertroosten, en met een blijdschap te vervullen die ze nog nooit tevoren in hun ziel gekend hadden. De schaduwen zijn gevloden, en het is licht geworden voor die uitziende en wachtende herders. En nu zoudt gij zeggen, wat hadden ze verblijd moeten zijn, met die Goddelijke verschijning en openbaring. Er was voor die herders geen reden om te vrezen en toch vreesden zij met grote vreze bevangen en vervuld. Nog eens, zij hadden geen reden om te vrezen, en toch deden zij het. Duizenden die altijd wel moesten vrezen doen het niet. Wat zijn er een mensen die niet heet nog koud worden, zelfs onder de tekenen en betoningen van Gods Majesteit in de natuur en op de wereld onder de gewichtigste gebeurtenissen, omdat zij dood voor de dood zijn, en geen vreze Gods in hun ziel hebben.

Gedurig vinden wij dit weer terug in het leven van Gods kinderen dat vrees hun hart vervuld. En geen wonder. Wie kan in deze aardse bedeling de heerlijkheid Gods dragen? Wij blijven hier zondaars, die van de Heere uit wonen en die een lichaam der zonde omdragen, en maar in moeten leven dat in ons, dat is in ons vlees geen goed woont. Wij hebben het van onze prille jeugd reeds geleerd, dat een van de gevolgen van de val in Adam was: schrik in onze conscientie. En die schrik en vrees zal Gods volk hier nooit te boven komen. Wij hebben er mee te worstelen tot het einde van ons leven. Telkens wanneer de Heere Zich openbaart aan een ziel, dan komt die schrik en vrees op de voorgrond. Zij worden gewaar dat er bij die Heere een vreselijke Majesteit is. En onze God, zo schreef Paulus in Hebr. 12, is een verterend vuur. Ja, zelfs al is het goddelijke recht in Christus voldaan voor al Gods gunstgenoten, toch blijft er een eerbied en een vrees liggen voor God en Zijn deugden. In onszelf blijven wij met al de genade die God ons geschonken heeft, verwerpelijk en verdoemelijk tot de laatste ademsnik toe. De slaafse vrees zal Gods volk niet eerder te boven komen, en daarvan volkomen verlost worden, dan in de ure des doods, Vanzelf de een heeft er meer mee te worstelen dan de ander, maar zelfs David in Ps. 30 toen God Zijn aangezicht voor hem verborg, werd hij verschrikt. De bijzondere openbaringen van Gods Majesteit en heerlijkheid hebben zulk een overweldigende kracht, dat Gods volk in deze bedeling eronder bezwijken zou. Maar de Heere ondersteunt en sterkt de Zijnen. Het eerste wat de engel dan ook hier deed, was de vrees wegnemen, en hen betuigen dat er geen reden was om te vrezen. En de engel heeft in hetzelfde ogenblik medegedeeld en verklaard de inhoud van de boodschap die niet anders dan tot grote blijdschap moest strekken. De kerk zingt in Ps. 97:7: Blijdschap komt na veel smarten Allen oprechte harten. Het geeft ons een inzicht, hoe de herders van binnen gesteld waren. Grote blijdschap werd daar geplaatst tegenover diepe droefheid. Aan al de heilsweldaden en openbaringen die God Zijn volk geeft en schenkt, gaat wat vooraf, daar gaat wat mee vergezeld en daar volgt wat op. Altijd drie stukken: ellende, verlossing en dankbaarheid. Wanneer we over weldaden spreken, maar er ging niets aan vooraf, en er had niets plaats, en er volgde niets op, dan is het allemaal in ons hoofd, en het heeft geen betekenis voor de eeuwigheid. Het is en het blijft maar een nauw onderzoek.

“Dat u heden geboren is”. De geboorte van Christus is een oorzaak van grote blijdschap. In de eeuwigheid is het besluit al gemaakt. In de raad des Vaders het verbond met Hem gemaakt. Dadelijk na de diepe zondeval, en de verbreking van het Verbond der werken, heeft God van de hemel het Verbond der genade reeds bekendgemaakt; is het vrouwenzaad al beloofd, Gen. 3:15; de Messias al aangekondigd. En nu na zovele duizenden jaren is die belofte in vervulling gegaan. De lang verwachte Messias is gekomen. De Immanuel: God met ons, de Zaligmaker is geboren. De tweede Persoon, de Zoon Gods heeft ons vlees en bloed aangenomen, en ligt nu als waarachtig en rechtvaardig mens neder in de kribbe. Nu is het vervuld: Een kind is ons geboren, en een Zoon is ons gegeven. Jes. 9:5.

Onbegrijpelijk en onbevattelijk wonder van de vleeswording des Woords. Hier weidt mijn ziel met een verwonderend oog! Paulus riep er van uit in I Tim. 3:16: En buiten alle twijfel, de verborgenheid der godzaligheid is groot: God is geopenbaard in het vlees. En in Hebr. 2:14: Overmits de kinderen des vleses en bloeds deelachtig zijn, zo is Hij ook desgelijks derzelve deelachtig geworden opdat Hij door de dood te niet doen zou degene die het geweld des doods had, dat is de duivel. En verlossen zou al degenen die met vreze des doods door al hun leven der dienstbaarheid onderworpen waren. O wie zal de rijkdom van die Persoon kunnen beschrijven en uitroepen. Denk aan al de namen Hem zowel in het Oude als het Nieuwe Testament gegeven. De Waarachtige God en het eeuwige Leven. De Schoonste aller mensenkinderen, op Wiens lippen genade is uitgestort. Blank en rood, dragende de banier boven tienduizenden. God boven alles te prijzen in der eeuwigheid. De Een uit duizend om de mens zijn rechte plicht te verkondigen.

Hij is geboren, die volzalige Persoon, die in een Persoon, waarachtig God en waarachtig, rechtvaardig Mens is. Hij, de Held bij Wie hulp beschoren is. Hij, die de Wetgever, maar ook de Wetvervuller is. Ja, Die de wet van haar vloek zou ontwapenen, en die de zondaar verlossen zal van het grootste kwaad, nl. de zonde, en brengen tot het hoogste goed, nl. de gemeenschap met God. O, wie zal die wijsheid peilen van de alleen wijze God om zulk een weg uit te denken met behoud en verheerlijking van Zijn heilig en onkreukbaar recht. En wie zal ons uit kunnen drukken, de grootheid van de liefde Gods, daarin geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem. 1 Joh. 4:9. Het gaat alle beschrijving oneindig te boven. En bekennen die liefde van Christus die de kennis te boven gaat.

Maar het allergrootste en het allervoornaamste in de boodschap van de engel in geweest: Dat u heden geboren is. Wij kunnen soms moed scheppen uit een ander zijn behoudenis. Maar ook dan komt die ziel er weer mee in het gemis en in de strijd. Ja, het is alles niet te beschrijven of uit te drukken, hoe diep dat wij in onszelf later kunnen wegzinken, en wat een ellendige en vijandige gedachten ons hart kunnen vervullen. Ook wat een lusteloosheid en behoefte-loosheid kan ons bezetten. Waar we tevoren zo verlangend, zo uitziend waren naar de vervulling van de goddelijke beloften. Het is vaak in zulke wegen in het hart: Wat zal ik nog langer op de Heere wachten? Soms als aan de rand van onverschilligheid: geen woorden meer om te bidden, geen lust meer om onze knieen te buigen. De mens moet overal maar buiten vallen, en buiten gezet worden, opdat het wonder bewonderd zal worden, wanneer de Heere het juk van hun kinnebak komt op te lichten en hen voeder toereikt. Wat een verandering, wat een verlichting, wat een blijdschap, te vernemen: dat u heden geboren is. Dat u, dat is persoonlijk. Dan wordt de ziel erin opgesloten en opgenomen. Dan is het niet langer meer: misschien; tussen hoop en vrees, maar dan wordt die reus ongeloof neergeveld; het geloof overwint de wereld. Dan wordt het de taal van hun hart: Ik heb het zelf uit Zijnen mond gehoord. Wat sterveling zou mij schenden? Ps. 56:5.

Dan wordt het geloof zo werkzaam en zo krachtig, dat ze met de dichter kunnen zeggen: Ik zal niet sterven, maar leven, en ik zal de werken des Heeren vertellen. Ps. 118:17. Dan mogen zij door het geloof delen in de blijdschap der verlossing, die in Christus Jezus is. Het moet persoonlijk doorleefd zijn, om te weten wat een blijdschap dat het hart van die herders vervuld heeft. Wanneer we vreemdeling van het leven Gods zijn, dan kunnen wij dat leven niet begrijpen. Zo is het ook met de droefheid naar God en met de blijdschap in God door Christus. De verstandelijke en oppervlakkige beschouwing ervan, kan nooit afdalen in de persoonlijke beleving er van. Het verstand laat na, de ware grond van het weldoen op te merken. Waar die herders, korter of langer tijd naar uitgezien hebben, heeft de Heere hen nu geschonken. Ja, zij hebben nog meer gekregen, dan dat ze ooit hebben kunnen denken. Luister maar. Ze krijgen nog een nadere aanwijzing waar en hoe ze dit Kind zouden vinden. En dan dadelijk daarop het gezang van de hemelse legerscharen, waardoor de boodschap van de engel is bevestigd. Wat is hun hart gaande gemaakt om alles te verlaten en met haast naar de kribbe te spoeden. Daar hebben zij het Kind gevonden. God had hen gevonden, en nu mochten zij het Kind vinden als hun persoonlijk eigendom voor tijd en eeuwigheid.

Nooit in hun leven zijn zij zo blij geweest als toen. Hun banden zijn geslaakt; hun ziel verlost, in het welbehagen Gods opgelost. Met het Kind in God geeindigd. Die God is onze zaligheid; Wie zou die hoogste Majesteit; Dan niet met eerbied prijzan? Ps. 68:10. Voor die herders is het Kerstfeest geworden. Geen leed zou het ooit meer uit hun geheugen wissen. Zij hebben het Kind mogen vinden, door de doeken en windselen de heerlijkheid van het vleesgeworden Woord aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborene van de Vader, vol van genade en waarheid. Zij hebben Hem door het geloof mogen omhelzen als hun Borg en Middelaar en daarop met de weldaad, in de Weldoener, met de Gift in de Gever mogen eindigen. Zij hebben daar wat gekregen, wat ze nooit meer geheel en al kwijt konden raken.

O mijn geliefden, wat is dan het Kerstfeest van de wereld toch leeg, en wat arm al het oppervlakkig opgaan in een kerstvreugde, die het hart nooit raakt. De Heere mocht de ogen nog openen, eer het voor eeuwig te laat zal zijn. De mens is zonder God in de wereld, zonder Christus, zonder hoop voor de eeuwigheid. Dat Kind in de kribbe is de sterke God. Hij kan de harten nog openen door de onweder-standelijke kracht van Zijn goddelijke genade. Het is nu nog de welaangename tijd, de dag der zaligheid. God kan ons nog een arme verloren zondaar en zondares maken. Wij mochten er nog eens belang in krijgen. Het mocht nog eens nood worden: Geef mij Jezus of ik sterf. Bedrukten en uitzienden, God mocht als een verrassend God Zich nog eens openbaren, gelijk aan die herders. Als het waar is, dan zal God het op Zijn tijd waarmaken. Och, er zijn in uw hart en leven, bedrukte zielen, zovele bestrijders, zoveel binnenpraters, zo velen die je uitziende ziel en dat uitziende leven trachten te vermoorden. Van alle kanten zijn er op uit, om het maar op te geven, om alles maar vaarwel te zeggen, om alles te ontkennen, om in wanhoop weg te zinken. Maar laat het u tot troost en bemoediging zijn dat God u eenmaal op Zijn tijd, sieraad voor as zal geven, vreugdeolie voor treurigheid, en het gewaad des lofs voor een benauwde geest. Jes. 61:2. Zo hij vertoeft, verbeidt Hem, Hij zal gewisselijk komen en niet achterblijven. Christus voldeed aan het goddelijk recht. In Hem is een volkomen en eeuwige gerechtigheid. Christus lag daar in die kribbe in de diepste armoede, met al de zonden van Zijn volk, opdat Hij met Zijn bloed voor al die zonden volkomen zou betalen, en opdat Hij eenmaal al Zijn volk verlossen zal van al hun ongerechtigheden.

Hij mocht uw droefheid veranderen in blijdschap, en het ook u toeroepen: “U is heden geboren de Zaligmaker, welke is Christus de Heere”. Zijn komst kan alleen ons heil volmaken. Dat er dan geen rust is, totdat ge door het geloof in die rust moogt ingaan en uw ziel met die blijdschap vervuld wordt, die niemand meer van u kan wegnemen. Christus in ons hart geboren. O, dan zal het zijn: Waar Hij eeuwig van nu voortaan Zal wonen zonder te vergaan; Dit zal zijn ruste wezen. Ps. 68:8.

En ten slotte volk des Heeren, erken in ootmoed, het voorrecht aan u en in u geschonken, ten opzichte van Die onuitsprekelijke “Gave” Gods. Het is alles uit vrije souvereine genade. Gij hebt gekregen en ontvangen, hetgeen waar ge van nature nooit om verlegen geweest zijt. Maar Hij geeft het Zijn beminden als in de slaap. Niet slapende, o neen, de herders hielden de nachtwacht over hun kudde, toen zij die blijde boodschap kregen. En nu in de praktijk van uw leven, zondaar blijven, opdat die Zaligmaker steeds meer benodigd zal worden, en zal stijgen en rijzen in uwe harten. De laatste belofte die God aan Zijn volk vervullen zal hier in dit leven is: En Hij zal Israel verlossen, van al hun ongerechtigheden. Ps. 130:8. Ja, om Christus in Zijn ambten te kennen en te benodigen, maar ook te mogen ontmoeten, dan moeten wij dwaas worden. Meer en meer: een arme zondaar, en een biddeloze bidder, maar gebonden, en in de gevangenis. Met onszelf geen raad meer weten, opdat Christus Profeet, Priester en Koning in onze harten zal zijn en blijven, Gode tot heerlijkheid. Amen.

Gr.-R

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1981

The Banner of Truth | 20 Pagina's

DAT U HEDEN GEBORNE IS Lucas 2:11

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1981

The Banner of Truth | 20 Pagina's