Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

U DAN DIE GELOOFT IS HIJ DIERBAAR

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

U DAN DIE GELOOFT IS HIJ DIERBAAR

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dit kort woord, uit I Petrus 2, is rijk van inhoud, doch alleen voor hen die door het zaligmakende geloof met Christus verenigd en Hem ingelijft zijn. Onuitsprekelijk zijn de voorrechten der gelovigen en het Heil dat zij in Christus deelachtig zijn. Deze zijn niet op te wegen tegen het goed dezer wereld, die voorbij gaat met al haar begeerlijkheden.

En wat ligt er een donkerheid over het volk des Heeren, hoe weinig worden deze voorrechten gezien en er gebruik van gemaakt. Wat een aardsgezindheid wordt er veelal bij de kinderen Gods gevonden en zo weinig hemelsgezindheid, om te zoeken de dingen die boven zijn. Wat een verlaten en een steunen op eigen inzichten, een zoeken en een bedoelen van zichzelf; hoogmoed en eigen eer zoeken openbaart de vrucht van eigen liefde.

Voor bekeerde en klare mensen is Christus niet dierbaar, maar wel voor de gelovige die uit al zijn werken, uit zichzelf gezet is, om buiten zichzelf in Hem het leven en de zaligheid te vinden. Die het leven in eigen hand niet meer kunnen vinden, voor hen is Christus dierbaar, gepast, beminnelijk, en noodzakelijk. Die aan hun verloren staat ontdekt zijn, om door het geloof de zaligheid en het leven in Hem te zoeken en te vinden. U dan, wordt Hij dierbaar.

Petrus schrift zijn brief aan de broeders in de verstrooing, zij die met hem een even dierbaar geloof hadden ontvangen. In het tweede vers van zijn eerste hoofdstuk noemt hij de voorrechten van vrije genade op. Het zijn de uitverkorenen naar de voorkennis van God den Vader, in de heiligmaking des Geestes, tot gehoorzaamheid en besprenging des bloeds van Christus.

Ziet welke weldaden en hemelse geschenken en genadegiften de gelovigen deelachtig zijn. Uit de staat des doods en verderf geroepen en getrokken tot de gemeenschap Zijns Zoons Jezus Christus. Overtuigd door Gods Geest aan hun ellendestaat, waar het van alle zijden werd een omkomen, is hen door die zelfde Geest de weg der verlossing en der zaligheid geopenbaard, zodat zij door het geloof alles in Hem mochten vinden.

Van nature zien wij geen gedaante of heerlijkheid in Hem dat wij Hem zouden begeerd hebben. Ons oog is daarvoor gesloten, en we zijn vreemd van de enige en ware God. Maar door genade is de gelukstaat der gelovigen uitnemend. Dat geloof dat een gave Gods is en in de levendmaking wordt geschonken, vereenigt hen met Christus; in de vrucht en oefeningen wordt het openbaar als een hebbelijkheid der ziel. Het sluit de kennis van Christus in zich, waardoor de gelovige heilbegerig de toevlucht tot Hem neemt, en gelovig aanneemt hetgeen hem van boven geschonken wordt. Door dat geloof stelt hij zijn betrouwen alleen op de algenoegzaamheid van Christus met verzaken van alles wat daar buiten is, om dan als een gans verlorene met de koorden der veroordeling om de hals, en door Gods recht afgesneden van alle gronden buiten Christus, Hem te kennen van Wie Petrus zegt: “U dan die gelooft, is Hij dierbaar.”

Dierbaar wil zeggen: kostbaar, sierlijk, zeer uitnemend boven alles dierbaar; naar waarde niet te schatten en alles overtreffend dierbaar is Hij de gelovige. Het eeuwige wonder Gods wordt hier verklaard, dat voor vijanden van genade een Naam en een Middel onder den hemel gegeven is om zalig te kunnen worden. Voor dezulken die alles verbeurd hebben en al hun rechten kwijt raken en geen recht meer overhielden als des doods waardig, voor dezen wordt Hij dierbaar. Hier moeten zij uitroepen met de Apostel: “O diepte des rijksdoms, beide der wijsheid en der kennisse Gods.”

Dit is geen blote wetenschap van het historieel geloof, maar de zaligmakende kennis van het Gode verheerlijkende geloof. Daardoor zeggen zij met de bruid: “Al wat aan Hem is, is gans begeerlijk, zulk Een is mijn liefste, ja zulk een is mijn Vriend, gij dochters van Jeruzalem.”

Petrus wekt de gelovige broeders in de verstrooing op, om in Hem alleen de zaligheid te zoeken, en om als nieuwgeboren kinderkens zeer begerig te zijn naar de redelijke onvervalste melk, opdat zij door dezelve mogen opwassen. Hij wil dat die Christus een gestalte in hen zoude krijgen, en Hij de enige oorzaak hunner zaligheid en grond van behoudenis zij, en dat in de verstrooing waarin zij zijn, om alles schade en drek te achten door de uitnemende kennis van Christus hun Hoofd en Zaligmaker.

Wat is het een paradox in ons leven: uit alles uitgezet en met verlies van ons leven Hem te benodigen, Die in alles dierbaar wordt. Dan moet er ook alles aan wat van de mens is. Ontledigd van onszelf om vervuld te worden met het Zijne. Vlees en bloed staat dit tegen, dat het koninkrijk niet beerven zal. Hoe noodzakelijk is het Godskennis en Christus kennis door Gods Geest te ontvangen om te komen tot zelfkennis van zijn verdorven bestaan, opdat de Heere alles worde en wij niets, en dit te mogen blijven door de alles overwinnende genade van Hem. Waar het arme zondaarsleven wordt ingeleefd, heeft men geen grote gedachten van zichzelf, maar daar mag het zijn: “Niet ons, niet ons, O HEERE, maar Uwe Naam geef eeuwig de eer.” En waar de weg der verlossing wordt geopenbaard, wordt zalig worden zo groot, dat het niet uit te spreken is. Daar is het: “U dan die gelooft, is Hij dierbaar.”

En zouden wij gaan beschrijven waarin Hij dierbaar is, waar zouden wij beginnen en waar zouden wij eindigen, om de dierbaarheid van Christus voor te stellen? Wij kunnen er slechts van stamelen, onze mond is te arm om het uit te spreken. Om maar slechts enkele zaken te noemen, het geloof ziet Hem in Zijn Namen, in Zijn Persoon, Zijn Ambten, Staten, en Weldaden.

Hij is de Immanuel, God met ons, Jezus de Zalig-maken en Christus de Gezalfde, de Borg en Middelaar, de Opstanding en het Leven, de Eerste en de Laatste, JEHOVAH onze GERECHTIGHEID, en met veel meer andere namen zijn zij te vermeerderen. Jesaja getuigd er van dat Zijn Naam is WONDERLIJK, RAAD, STERKE GOD, VADER DER EEUWIGHEID, VREDEVORST. En als wij Hem door het geloof krijgen te benodigen zullen wij met dit woord moeten instemmen: “Tot UW Naam en tot UWE gedachtenis is de begeerte mijner ziel.

Wat wordt Hij dan ook dierbaar in Zijn PERSOON, als GOD en MENS, die onze natuur aannam om daarin te lijden en te sterven en door Zijn Godheid de aangenomen mensheid ondersteunde in het doordragen van Gods oneindige toorn om de deugden Gods op te luisteren en een eeuwige gerechtigheid te verwerven voor doodschuldige Adamszonen en dochteren. De apostel Paulus getuigt van Hem: “Dien die geen zonde gekend nog gedaan heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt,” enz. Ja, Hij is de schoonste onder de mensen, genade is op Zijn lippen uitgestort. Wij zouden door kunnen gaan, doch hier is geen einde in. In Hem woont de volheid der Godheid lichamelijk. Hij is het afschijnsel van Gods Heerlijkheid en het uitgedrukte Beeld van Gods zelfstandigheid.

Wat wordt Hij de gelovigen dierbaar in Zijn AMBTEN, waaruit zij moeten bediend en onderhouden worden. Om als leerjongens van Hem op de school van Christus voor alles afgekeurd, het zalige onderwijs te ontvangen uit de Profetische bediening van Hem. Als ook dagelijks en gedurig de reinigende kracht van Zijn offerande nodig te hebben tot verzoening hunner zonden. En door het geloof te weten een Voorspraak te hebben bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige. En wijl wij elk ogenblik tot hinken en zinken gereed zijn, en ons hoogmoedig bestaan is koning te willen zijn: zo kunnen wij geen een ogenblik Zijn Koninklijke bediening missen. Om bewaard en bestuurd te worden, wijl de vijanden van Gods Kerk velen zijn. En om door Zijn heerschappijvoerende genade zelf ook koning af gemaakt te worden.

Dierbaar is Hij in Zijn WELDADEN, en dat wel voor tijd en eeuwigheid. Voor de gelovigen is hun brood zeker en hun water gewis, al moet het soms door diepe wegen. Met zulk een God komen zij nooit bedrogen uit. Maar wel met de god van Ekron. Dan ondervinden zij dat de God van Elia nog leeft, en de schuren van Jozef nog vol zijn. Wat moet schaamte ons aangezicht bedekken, dat wij zoo karig en arm denken van zulk een God. Nooit heeft Hij de rechtvaardige verlaten, noch zijn zaad zoekende brood. En zouden wij nog spreken van de geestelijke en hemelse weldaden? Wie zal ze kunnen bepalen? Is het niet een grote weldaad van dood levend gemaakt te worden? En de weldaden van het koninkrijk des hemels te ontvangen, als geloof, hoop, en liefde, rechtvaardigmaking, heiligmaking, en hiernamaals volkomen verlossing, waar de grote erfenis in bezit verkregen wordt, en het kapitaal ontvangen waarvan zij hier de rente genieten. En hoe meer nu de rente genoten wordt, hoe groter het kapitaal wordt, want U dan die gelooft, is Hij dierbaar.

Onuitsprekelijk dierbaar is Hij in Zijn STATEN van vernedingen en verhoging. Hij die Gods Zoon was, de tweede Persoon in het Goddelijke Wezen, kwam in een dienstknechtelij ke gestalte, om in die gestalte aan het recht Gods te voldoen, de wet van haar vloek te ontwapenen en de gegevenen des Vaders daarvan te verlossen. Om door Zijn dadelijke en lijdelijke gehoorzaamheid de zaligheid te werven en de dood te verslinden tot eeuwige overwinning, en zo de Zijnen te stellen in Gods gemeenschap en gezegende gunst.

En als de Overwinnaar van dood, hel en graf in de staat van Zijn verhoging de zaligheid toe te passen door de Geest Die uit gaat van de Vader en van de Zoon. Daarom leeft Hij aan de rechterhand des Vaders, waar Hij met eer en heerlijkheid gekroond is, om altijd voor hen te bidden. Zo hebben de gelovigen een Voorspraak in de hemel en een in hun hart n.l. de Heiligen Geest Die voor hen bidt met onuitsprekelijke verzuchtingen.

Daar is Hij nu plaatsbereidend voor de gelovigen om ze straks in heerlijkheid op te nemen. Daar zullen zij de kroon voor Zijn voeten nederwerpen en de volle dierbaarheid van Hem kennen, wijl het hier maar ten dele is. Dan zullen zij in die onverstoorbare gemeenschap met de verlosten voor de troon Gods en het Lam eeuwige verzadiging van vreugde ontvangen en uitroepen vanwege de dierbaarheid van Christus: “Gij hebt ons Gode gekocht met U dierbaar bloed.”

Driewerf gelukzalig zijn zij die deel hebben aan zulk een Middelaar. Daarom is de vraag voor een ieder onzer wat wij kennen van de dierbaarheid van Christus. Zeker, het is een voorrecht als de Heere naar ons omgezien heeft, maar er is nog meer te krijgen. En daar er zo weinig Christuskennis is, mocht de schuld nog eens drukken, want Hij wil de druk verlichten en hart en mond vervullen met Zijn vreugd. In Hem ligt de vrijheid voor Gods volk, zodat zij door het geloof kunnen getuigen: “Hetzij dat wij leven, hetzij dat wij sterven, wij zijn des Heeren.”

Hier is de arme zondaar rijk door Hem, de Paarl van grote waarde, zodat Mozes er van zegt: “Weigelukzalig zijt gij O Israel, wie is U gelijk, gij zijt een volk verlost van de Heere.”

Wat is de wereld met al haar goed arm. Zij laat ons ledig en als wij vervreemd zijn van genade en onbekeerd moeten sterven, komen wij met haar om.

Daarom mocht de Heere nog zondaren en zondaressen zaligen, en brengen tot de gemeenschap van Zijn Zoon Jezus Christus, die straks verwaardigd worden om uit te roepen: “Gij, Lam dat geslacht is, zijt waardig te ontvangen de kracht, de rijkdom, de wijsheid, de sterkte, de eer, de heerlijk heid en de dankzegging tot in eeuwigheid. Amen.”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1985

The Banner of Truth | 20 Pagina's

U DAN DIE GELOOFT IS HIJ DIERBAAR

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1985

The Banner of Truth | 20 Pagina's