Opgenomen in heerlijkheid

Met dit slot van deze tekst wordt getekend de samenvatting van de verborgenheid des geloofs. Dit is de vernedering en de verhoging van de Middelaar Jezus Christus.

Hij is vernederd om de schuld der Zijnen te voldoen. Hij is verhoogd om Zijn erfdeel de heerlijkheid en zaligheid, door eigen schuld verloren, weder te geven.

Daartoe is de Middelaar uitermate verhoogd, opgenomen in heerlijkheid. Dat is de prediking van Hemelvaartsdag.

Dat is het enige fundament en de hechte grond van de heerlijkheid en zaligheid van de ganse Kerk. Daarvoor heeft Christus vlees en bloed aangenomen, om met Zijn bloed, gestort aan het kruis, hen te kopen met ziel en lichaam. Met Zijn opstanding is de ganse door Hem gekochte Kerk gerechtvaardigd. Wie zal dan nog beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorene Gods? God is het die rechtvaardig maakt.

In Christus’ opneming in heerlijkheid blinkt de verheerlijking van datzelfde recht Gods uit. De schuld is betaald voor de Zijnen, hun ongerechtigheden verzoend. De hemel was door hun schuld gesloten, maar is nu geopend door Hem die is opgenomen en ten hemel gevaren.

Vanuit deze heerlijkheid heeft Hij macht verkregen om Zijn schatten uit te delen onder de mensen; ja ook de wederhorigen, om bij de Heere te wonen.

In de staat Zijner vernedering heeft Hij vrijwillig de troon Zijner heerlijkheid verlaten om aan het recht Gods, door de zonde geschonden, te voldoen. Daarin was Hij de Schuldige. Hij ging van de kribbe tot aan het kruis als het Lam Gods. Geen plaats werd Hem gegund bij Zijn geboorte; geen plaats tijdens Zijn leven op de aarde. Geen plaats op de wereld of in de hemel. Bij het sterven aan het kruis moest Hij uitroepen: “Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” Met Zijn verzoenend lijden en sterven in Zijn Offer, door die verse en levende weg, is Hij ingegaan in het binnenste heiligdom, niet met handen gemaakt. Hij is nu gezeten in eeuwigheid aan de rechterhand Gods. Nu heeft Hij verkregen een heerlijkheid, welke Hij had eer de wereld was.

Deze, omdat Hij in der eeuwigheid blijft, heeft een onvergankelijk priesterdom, waarom Hij ook volkomen kan zalig maken degene, die door Hem tot God gaan, alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden. Die weg naar de hemel hebben wij allen gesloten door onze zonden en ongerechtigheden, want in de hemel zal niets inkomen dat ontreinigt en gruwelijkheid doet en leugen spreekt.

O wonder van genade voor een wederhorig kroost, dat Hij als de Voorloper is opgenomen in heerlijkheid. In en door Hem, de grote Ambtsdrager en Enige Hogepriester, is door Zijn ingaan niet alleen de toegang ontsloten, maar heeft Hij, opgenomen in heerlijkheid, bewezen te zijn het Hoofd van Zijn Christelijke Kerk, dat is Zijn lichaam.

Deze tekst getuigt ons dat Christus waarlijk mens is geworden en vlees en bloed heeft aangenomen uit de maagd Maria. Met dat verheerlijkt lichaam, voor eeuwig van de dood gescheiden na Zijn opstanding, is Hij opgenomen in heerlijkheid.

Dat Lam Gods is opgenomen in heerlijkheid. Hij is de hemelen doorgegaan om te verschijnen voor het aangezicht Gods. Die dag predikt dat Christus als Profeet genade verkondigt voor schuldigen, als Priester genade heeft verworven door Zijnszelfs offerande, en als Koning een Uitdeler is van menigerlei genade. Hij heeft, nog op aarde zijnde, reeds gebeden in het bijzijn van Zijn discipelen: “En Ik ben niet meer in de wereld, maar deze zijn in de wereld, en Ik kome tot U, Heilige Vader, bewaar ze in Uw naam.” “Vader, Ik wil, dat waar Ik ben, ook die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt; opdat zij Mijn heerlijkheid mogen aanschouwen.”

Hij heeft hen gezegd: “Zo wanneer Ik van de aarde zal verhoogd zijn, zal Ik hen allen tot Mij trekken.”

Wie onzer verstaat nu dat heil gepredikt van het feit dat Christus is opgenomen in heerlijkheid? Wiens hart is nu ontroerd, omdat we door onze schuld en zonde zijn buitengesloten van de goddelijke gemeenschap en door Gods rechtvaardigheid in ons honds-hoofd Adam uit het Paradijs zijn verdreven? Asaf beleed het toen hij, in het heiligdom gebracht, zeide: “Ik was een groot beest bij U.” Door God geleerd en bekeerd, nu pleitend door het geloof op Gods belofte, zeide hij: “Gij zult mij leiden door Uw Raad, daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen.” Voor zulken die God recht en gerechtigheid toeschrijven, die inleven dat zij waardig zijn om voor eeuwig buitengesloten te zijn, geldt: “Uw hart worde niet ontroerd; gijlieden gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen; anderszins zo zou Ik het u gezegd hebben; Ik ga henen om uw plaats te bereiden. En zo wanneer Ik heen zal gegaan zijn, en uw plaats zal bereid hebben, zo kome Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat gij zijn moogt, waar Ik ben” (Joh. 14:1-3).

Welk een zegeningen vloeien voort uit de Verheerlijkte Middelaar. Al de schatten en gaven van het Genadeverbond zijn door Hem in Zijn dood verdiend, en nu giet Hij deze uit vanuit de hemel op een wederhorig kroost. Die rijkdom kan en zal niet gevonden worden in de wereld. Want dat goed doet geen nut ten dage der verbolgenheid.

De weg tot het heiligdom is ontsloten voor hen, die tot zichzelf worden gebracht en door Zijn kracht zoeken de dingen die boven zijn en niet die op de aarde zijn. Hij komt weder en zal al de Zijnen naar ziel en lichaam opnemen in eeuwige heerlijkheid.

Ds. J.C. Weststrate is predikant van de Gereformeerde Gemeente te ’s Gravenpolder, The Netherlands.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen