Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De roepstem des Heeren tot bekering

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De roepstem des Heeren tot bekering

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Nu dan ook, spreekt de HEERE, bekeert u tot Mij met uw ganse hart, en dat met vasten en met geween, en met rouwklage. En scheurt uw hart en niet uw klederen, en bekeert u tot den HEERE, uw God; want Hij is genadig en barmhartig, lankmoedig en groot van goedertierenheid, en berouw hebbende over het kwade” (Joel 2:12-13).

O Juda, o land, wie wij ook zijn, bekeert u tot Mij met uw ganse hart. Toen het vonnis bekend gemaakt werd ten tijde van Haman, Staat er dat de Joden lagen in zak en as voor des Heeren aangezicht. Nu zegt Joel: “Bekeert u tot Mij, zegt de Heere, met dat vasten, met geween, en met rouwklagen. En scheurt uw hart en niet uw klederen.”

De klederen werden bij bijzondere gelegenheden gescheurd. Daarvan spreekt Gods Woord op verschillende plaatsen, nl bij gelegenheden van droefheid, van ontsteltenis, en van bijzondere ontmoeting. Roben scheurde zijn klederen toen hij Jozef niet vond in de kuil. Job scheurde zijn kleren als de ene bode na de andere het onheil hem bekend maakte. Ook Kajafas en Pilatus scheurden hun klederen als Christus Zieh ging openbaren als God.

Maar hier waarschuwt Joel om niet alleen uitwendig rouw te vertonen. Neen, Juda, dat is niet nodig. Niet alleen de klederen scheuren, dat kan de Heere niet behagen. De Heere zegt: “Scheurt ook uw hart.” Dat heeft een geestelijke betekenis. Het scheuren van ons hart is hetgeen dat God van ons verwacht en eist, dat is het gebroken en verslagen hart dat Hij niet verachten zal (Psalm 51:19). In het wederkeren tot den Heere, in de bekering tot Hem, komt God ons hele hart te vragen. Als dat nu gemist wordt dan kan het de Heere niet behagen. Als ons hart gescheurd wordt, wat gebeurd er dan? Als ons hart gescheurd mag worden, dan wordt ons hart ontsloten en dan komt openbaar onze geveinsdheid, onze eigenwillige godsdienst, onze schuld en zonde en onbekeerlijkheid.

Ziet, dat vraagt nu de Heere: “Scheur uw hart.” Als dat door de Heere gescheurd mag worden, dan is het een oprecht werk. Dan leren we onszelf kennen. David mocht dat ook kennen; hij beleed: “Ik bekende, o Heer, aan U oprecht mijn zonden.” Als we zo onszelf leren kennen, worden we oprecht een schuldenaar voor God. Als ons hart scheurt doet dat pijn; als er iets van ons opengescheurd wordt, dan gaat dat ook niet zonder pijn. Zo is het ook bij het oprechte wederkeren tot God. Die innerlijke droefheid des harten, dat hartelijk leedwezen dat wij God door onze zonden verlaten hebben, dat bukken, die verootmoediging van ons hart.

Dat zijn nu eigenschappen van het waarachtig wederkeren, van het scheuren van ons hart voor den Heere. Wanneer er zulk een waarachtig wederkeren, zulk een bekeren van ons ganse hart met vasten, met geween, en met rouwklagen gevonden wordt, als de Heere ons een gescheurd hart heeft geschonken, dan wordt er een waarachtig roepen geboren tot de Heere, een belijden, een betreuren, een bewenen van onze schuld voor des Heeren aangezicht. Dan zal het vernomen worden: “Heere, ach bekeer Gij mij, dan zal ik bekeerd zijn; genees mij, Heere, dan zal ik genezen zijn. O Heere, schenk het werk van de Heilige Geest in mijn hart, dat ik mag beleven dat er door het werk van Uw geliefde Zoon bij U uitkomsten zijn zelfs tegen den dood.”

Nu zegt Joel: “Bekeert u tot den Heere.” Gij, o Juda, bekeert u tot de Heere, ook gij, o land, want gij zijt gevallen om uw ongerechtigheid. Het verval om hun ongerechtigheid was in Israel zo groot, maar het is in ons land ook zo groot. Mochten wij nu ook hoofd voor hoofd die roepstem van Joel verstaan, want die komt ook tot ons. Het is ook alsof de Heere zegt: “Nu is het nog de welaange- name tijd, nu is het nog de dag der zaligheid.” Heden zo gij Zijn stem hoort, verhardt u niet, maar laat u leiden.

Nu is het voor ons nog geen eeuwigheid, en wat leven wij daar weinig bij. Wij zien het van anderen en huren het dat zij het tijdelijke met het eeuwige hebben verwisseld. Geloven wij het ook voor onszelf? O, hoe weinig zijn we bekommerd in ons leven ten opzichte van de eeuwigheid. Toch zijn er de roepstem- men des Heeren door Zijn Woord en door Zijn gerichten. Dan zegt de Heere ook nu nog tot ons: “Zoekt nog de Heere terwijl Hij te vinden is, roept Hem aan terwijl Hij nabij is. De goddeloze verlate zijn weg en de ongerechtige man zijn gedachte, en hij bekere zich tot de Heere.”

Wij hebben die bekering nodig, geliefden, elk het zijne, wederkeer met ons ganse hart. Dan mugen we in de kerk wel eens meezingen uit Psalm 73: “Wien heb ik nevens U omhoog? Wat zou mijn hart, wat zou mijn oog, op aarde nevens U toch losten?” En als de Heere ons dan ondekking gaf, dan zouden we gewaar worden dat ons hart nog aan de afgoden der wereld is verkleefd.

Nu komt de Heere van ons te eisen alles los te laten als wij in betrekking tot God gebracht worden. Joel zegt: “Bekeert u tot den Heere met uw ganse hart en dat met vasten en met geween.” “Bekeert u tot Mij.” O geliefden, dat we dat elk in het zijne ter harte mochten nemen en dat wij in vernedering en veroot- moediging tot den Heere mochten wederkeren.

En wat zegt Joel dan verder? Wie weet, o wie weet, God Die mocht een zegen achter Zieh henenwerpen, want Hij is genadig en barmhartig, lankmoedig en groot van goedertierenheid. Bekeert u met vasten en met geween en met rouwklage, want dan pas komt de ware verootmoediging des harten naar voren, het ware bukken, het ware buigen voor den Heere. Dan leren we de gestalte inleven van de verloren zoon, die getuigde: “Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u, en ben niet waardig uw zoon genaamd te worden.” En de vader die ontving hem als zijn zoon!

O, die boete, dat berouw, dat scheuren van het hart en niet van het kleed. Dan zegt de profetes Hulda tegen de koning Josia: “Omdat uw hart week geworden is voor het aangezicht des Heeren, daarom zal Ik het oordeel wat Ik gesproken heb over Juda niet laten kurnen in uw dagen, en gij zult met vrede tot uw vaderen verzameld worden.”

Zie, door zulk een weg, wij hebben het aangewezen, door een weg van boete, van berouw, van schuldbelijdenis en wederkeren tot den Heere, zal de Heere getuigen: “Nu ben Ik ook wedergekeerd tot Jeruzalem met ontferming. Nu zal Ik uw afkeringen genezen en Ik zal ze vrijwillig liefhebben.” Mocht de Heere de woorden willen heiligen en verheerlijken in ons hart door het werk van de Heilige Geest, en dat tot Zijn eer om Zijns lieven Zoons wil.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 augustus 1997

The Banner of Truth | 28 Pagina's

De roepstem des Heeren tot bekering

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 augustus 1997

The Banner of Truth | 28 Pagina's