Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vader, verheerlijk Uw Naam

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vader, verheerlijk Uw Naam

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Maar hierom ben Ik in deze ure gekomen. Vader, verheerlijk Uw Naam” (Johannes 12:27-28).

In deze ontroerende woorden spreekt Christus uit, dat Zijn lijden naar de wil des Vaders noodzakelijk is. Reeds van eeuwigheid is Christus met Zijn hart Borg geworden om de deugden Zijns Vaders te verheerlijken, en Zijn volk te verlossen van het eeuwig verderf.

Toen reeds wist Hij wat Him overkomen zou. Maar door Zijn Geest heeft Hij bij monde van David ervan uitgeroepen: “Toen zeid' ik” Zie, Ik kom o Heer; de rol des Boeks is met Mijn Naam vervuld." En Hij is de Onveranderlijke, Die trouwe houdt en eeuwig leeft, en nooit laat varen het werk dat Zijn hand begon.

Het heeft deze gezegende Borg nooit een ogenblik berouwd, dat Hij dit werk op Zich genomen heeft. Zijn zwarte bruid is Hem nooit tegengevallen, want Hij heeft haar vrijwillig verkoren en liefgehad met eeuwige liefde. Zelfs in Zijn diepste ontroering en zielsbenauwdheid bleef Zijn liefde onverminderd en onveranderd.

En ook hierin leert Hij Zijn volk Hem volgen, de Overste Leidsman hunner zaligheid. Want in de waarachtige bekering valt er een hartelijke keus in het hart om God te dienen en de wereld te verzaken en de zonde te haten. Die keus is zo innig en hartelijk, dat zij daarom ook onvoorwaardelijk en onberouwelijk is. Zo oprecht is deze keus, dat zij de hemelse heerlijkheid niet tot beloning op het oog heeft, noch de helse straf daardoor zoekt te ontvlieden.

Aan de rechte keus is echter ook strijd verbonden. Naar Christus' eigen woorden zal zij door vele verdrukkingen ingaan in Immanuelsland. Veel wederwaardigheen, veel rampen zijn des vromen lot. De rechte keus is echter zo onberouwelijk, dat terugkeren onmogelijk is, omdat Christus Zijn bruidskerk heeft liefgehad tot het einde. Ook al worden zij daartoe door strijd en soms door kruis en lijden van buiten en van binnen aangezet.

De apostel zegt in Hebreen 11: “Zij hebben tijd gehad weder te keren.” Zij hadden dus ruimschoots de gelegenheid om weer terug te gaan. Doch niets kon deze pelgrims daartoe bewegen. Want de liefde Gods was in het hart uitgestort en zij waren begerig naar een beter, dat is, naar dat hemels vaderland.

O, al biedt ge dat volk hier in het land hunner vreemdelingschap al het goed van de wereld aan, zij zouden het verachten in ruil voor hetgeen het oog niet heeft gezien en in het hart van de mens niet is opgeklommen. Weliswaar kennen de oprechten vaak tijden, dat hun hart niet verenigd is met Gods onbegrijpelijke wil. In die tijden gaan zij zichzelf beklagen als de verdorvenheid van de oude mens voor een tijd de overhand heeft.

Maar ziet hier de volhardende Borg. Hij heeft voor Zijn bezwijkend volk de volharding der heiligen verdiend en hun erekroon verworven. Zijn gezegende Naam moet daarom alleen alle eer ontvangen. Neen, Christus bidt niet of de Vader Hem wil verlossen uit Zijn lijdensgang. Doch staande aan de ingang van Zijn lijden, bidt Hij heel iets anders, namelijk: “Vader, verheerlijk Uw Naam.” Dat wil zeggen: “Vader, verheerlijk Gijzelf Uw Naam door Mijn lijden en sterven naar Uw wil.”

Altijd bewandelde Christus Zijn levensweg zo, dat Hij Zichzelf geheel verliest in de wil van Zijn Vader. Hijzelf verklaarde: “Mijn spijze is dat Ik doe de wil desgenen Die Mij gezonden heeft.” En zo betreedt Hij ook Zijn diepste lijdensweg met de bede in het hart: “Vader, doe met Mij zoals goed is in Uw ogen. Vader, Ik ben geheel en volkomen bereid om Mij over te geven tot in de diepste smarten van het lijden des doods. Vader, als uit de zwarte nacht van Mijn lijden Uw onuitsprekelijke heerlijkheid maar mag uitstralen. Want Mijn liefde en ijver branden om Uw deugden te verheerlijken.”

We zeggen wel eens: Christus heeft Zich voor Zijn volk doodgeliefd. En dat is ook zo, want Hij heeft gebogen tot in de gevloekte kruisdood om Zijn volk te verlossen van de banden des doods. Maar Christus heeft in Zijn lijden toch niet allereerst naar Zijn gemeente, maar naar Zijn Vader het aangezicht gekeerd. Hij lijdt allereerst uit reine, heilige liefde tot de Vader. Daarom smeekt Hij hier als Kind en als Knecht van de Vader: “Vader, verheerlijk Uw Naam.”

Gods Naam immers was in Zijn hoogheid en heiligheid aangetast door de Hem onterende paradijszonde. En die God-onterende zonde moest door verzoening aan het kruis geboet worden. En de Naam Gods, die ontheerlijkt was, moest weer verheerlijkt worden. Daarom geeft Christus Zich over tot de dood, ja de dood des kruises. En daarom bidt Hij dat door Zijn bitter lijden en sterven de luister van Gods Naam en deugden weer zal schitteren. “Vader, verheerlijk Uw Naam.”

Deze Gode-verheerlijkende bede van Christus is door de Vader verhoord. En de vrucht daarvan is, dat de overtuigde zondaar Gods recht billijkend gaat toevallen en zichzelf als een doodschuldige bij God gaat aanklagen. En door de ontledigende • en ontdekkende kracht van God de Heilige Geest leert de zondaar het Goddelijk recht omhelzen en zichzelf als een heiwaardige aanklagen bij Zijn Hemelse Rechter. Als zij door genade de deugden Gods krijgen te verkiezen boven eigen zaligheid, dan zeggen zij het de oude Eli na: “Hij is de Heere, Hij doet wat goed is in Zijn ogen.”

Dan is het de liefdevlam die ook doet belijden: “Lieve Heere, als Uw Naam mag verheerlijkt worden.” Dat immers is de gezegende vrucht van het bittere lijden en sterven van Christus. Hij rustte niet dan in de verheerlijking van de Vader. En Zijn volk krijgt zichzelf er geheel voor over, want zij vinden hun zaligheid alleen in de verheerlijking van Gods lieve Naam.

Leg daarom dit nu maar eens als een toetssteen aan in uw leven, lezer(es)! Kan er voor u nog sprake zijn van zalig worden als Gods Naam niet verheerlijkt wordt? Zo ja, dat staat ge er eeuwig naast. Bidt dan of God u bekeren en leren wil; het kan nu nog. En zegt ge: Neen; wel, dan zal de ere Gods op uw ziel gebonden zijn. Dan kunt ge niet verborgen blijven, dan zal het in uw leven gezien worden, “Vader, verheerlijk Uw Naam.”

Deze bede is verhoord en zal straks ook aan u verhoord worden. Want de Heere zal verheerlijkt worden, zowel in de zaligheid van Zijn duurverworven kerk, alsook in de ondergang van de zondaar, die niet gewild heeft dat Hij Koning over hem zou zijn. O, onbekeerde zondaar of zondares, mocht ge in deze lijdensweken te doen krijgen met uzelf en met uw arme ziel over uw Gode-beledigende zondeschuld. De verheerlijking van Gods Naam is straks eeuwig hemelwerk. En waarschuwend voor een eeuwige teleurstelling, roept de Heere nog door de mond van Zijn knechten: “Laat u met God verzoenen.”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 2002

The Banner of Truth | 28 Pagina's

Vader, verheerlijk Uw Naam

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 2002

The Banner of Truth | 28 Pagina's