Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onwaardigheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onwaardigheid

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

"Heere, ga uit van mij, want ik ben een zondig mens" (Luke 5:8).

Alleen Gods genade vernedert een hoogmoedig mens. En er is geen treffelijker gestalte dan een vernederde gestalte. Dat heeft de dichter goed begrepen toen hij zong: Geen meerder goed, Heer', Gij mij geven meugt, dan dat Gij mij vernedert en maakt kleine, 'k Dacht dat Petrus daar wat van ervaarde in zijn ziel toen hij de woorden uitriep: "Heere, ga uit van mij, want ik ben een zondig mens."

Wat er gebeurd is? Wel, de Heere Jezus is in zijn scheepje gekomen. En de grote Leraar heeft het scheepje van Petrus gebruikt als een preekstoel, van waaruit Hij tot de schare gepredikt heeft. Daarna heeft Hij de opdracht gegeven aan Petrus: "Steek af naar de diepte, en werp uw netten uit om te vangen."

Wat is dat die vorige nacht op een grote teleurstelling uitgelopen. Ze hadden er alles aan gedaan en helemaal niets gevangen. En nu dat woord van hun Meester. Maar als Christus spreekt, spreekt Hij als machthebbende. Daarom kan en mag Petrus niets anders zeggen dan: "Doch op Uw Woord zal ik het net uitwerpen." En de uitkomst overtreft alle verwachting. Twee gevulde schepen met vis, zo vol dat ze bijna zonken.

En daar komt Petrus tot de Oorzaak van het wonder, nl. zijn lieve Meester. Zijn scheepje vol met vis en z'n hart vol met verwondering. En dat volle schip kan het bijna niet dragen, want het dreigde te zinken. Maar Petrus kan het ook bijna niet dragen. En lezer(es), dat kunt u alleen verstaan en bevatten als uw hart ooit eens vol geweest is. Petrus zinkt neer aan de voeten van Christus. Waarom? Omdat zijn hart vol is van het wonder. Dat wil zeggen, in die vernederde gestalte aan Gods voeten is hij leeg van zichzelf en vol van God.

O, hoe groot en heerlijk is Christus' macht en liefde; dat is niet om klein te krijgen. En waarom is dat nu zo groot voor Petrus? Omdat hij eigen onwaardigheid en zonde beleeft. Vernederende genade doet hem daar aan de voeten van Christus voor een ogenblik zijn kindschap en discipelschap verspelen. En wat blijft er dan anders over dan een arme zondaar. Wat een gezegende gestalte, want juist daarin gaat Christus als de Zone Gods waarde verkrijgen en schitteren. Dan gaat het in vervulling wat Johannes uitgeroepen heeft: "Hij moet wassen en ik minder worden!"

Zo heeft Jesaja voor God gebogen en uitgeroepen: "Wee mij, want ik verga! dewijl ik een man van onreine lippen ben," en erkende de hoofdman dat hij niet waardig was dat Jezus onder zijn dak zou inkomen. Zo zegt nu Petrus: "Heere, het is te groot voor mij, ik ben niet waardig; ga uit van mij, Heere, want ik ben een zondig mens."

Wil hij dan de Heere Jezus kwijt uit zijn leven? O nee; integendeel, want als hij bidt: Ga uit van mij, is het tevens een verzuchting in zijn ziel. Hij kon niet buiten zijn Zaligmaker. En waarom niet? Omdat de Heere Jezus krachtens het genadeverbond en de verkiezende liefde Gods niet meer zonder Petrus kan. Daarom zegt Petrus: "Heere, tot wien zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens."

Petrus is in zijn waarneming geringer dan al de weldaden hem bewezen, maar aan de andere kant begeert hij er steeds meer van te genieten. Herkennen we in de gestalte van Petrus ons leven? Zijn de weldaden des Heeren ons wel eens een oorzaak tot verwondering geworden? Maar weten we bovenal iets van de genadeweldaden bewezen aan de grootste der zondaren?

Wij houden deze maand dankdag. En temidden van de grote zorgen waarin we verkeren, dacht ik toch dat daar alle reden voor was. Maar dan wel aan de voeten des Heeren in de gestalte van Petrus. Het komt bij de Heere op waarheid in het binnenste aan. En van nature zijn we enkel leugen. Het kan ook niet anders, gezien we de leugenaar van de beginne toegevallen zijn. En daarom zijn we rechthebbende, hoogmoedige, alles opeisende zondaren. Maar waarachtige bekering doet buigen in vernedering voor God. Alleen dat is de gestalte van het waar zaligmakende geloof. En bij dezulken wil de Heere nu wonen, bij die verbrijzeld zijn van geest en vernederd van hart. Maar ook in de verdere oefeningen geeft de Heere door de ontdekkingen des Geestes de vernedering des harten.

O, wat zijn Gods kinderen stil en vervuld met aanbidding als de Heere het wonder tot een wonder maakt. Dan hoeft men niet naar een psalm te zoeken op de dankdag, maar dan zingt het vanuit de ziel: Wat zal ik, met Gods gunsten overlaan, Dien trouwen Heer' voor Zijn gena vergelden? Dan klinkt ook door in de vernederde gestalte van Petrus. Zonder onwaardigheid geen dankbaarheid.

En nu is het opmerkelijk dat het wonder plaats vindt in Petrus' dagelijkse arbeid. We zouden heel eenvoudig kunnen zeggen: Het is een wonder in z'n bedrijfsleven. Veel wonderen heeft hij gezien en van grote dingen is hij reeds getuige geweest, en het was hem tot verwondering. Maar hier wordt een gebeurtenis uit zijn dagelijks leven voor hem in een bijzondere zin een wonder, zodat er verootmoediging en aanbidding zijn mag aan de voeten des Heeren.

Lezer (es), hebben we zo al eens een oog ontvangen voor Gods wondermacht ook in ons dagelijks leven? Zeker er zijn zorgen, grote zorgen zelfs, in de tijd die we beleven op het gebied van de wereld, de maatschappij, het gezin, en vooral niet te vergeten de kerk. Is het dan geen wonder dat we nog niet vernield zijn? Nog geeft de Heere te zingen: Hij overlaadt ons dag aan dag, met Zijne gunstbewijzen.

Ja, maar is het ook een wonder? Ik bedoel in de beleving van onze onwaardigheid, zodat het een oorzaak van aanbidding wordt, dat de hemel ons nog dekt en de aarde ons nog draagt; dat de Heere nog genadetijd verleent. O God, wat een wonder dat de hel me nog niet verslonden heeft, en dat er nog bemoeienissen uit de hemel met mij zijn. Het zijn Uwe goedertierenheden dat we niet vernield zijn en Uw barmhartigheden die geen einde genomen hebben. O, denk er om dat Petrus in die gestalte van onwaarde Christus in Zijn heerlijkheid gezien heeft als de ene Bron van zegeningen, ja, als de oorzaak van zaligheid.

Alleen in deze gestalte komt God aan Zijn eer en de zondaar aan de zaligheid. Christus verhoogd en de zondaar vernederd, dat alleen is de inhoud van het genadeleven. De wereld stelt alleen maar vlees tot haar arm en eindigt daarom alleen in eigen macht en kunnen. Maar een kind van God eindigt hier met al de weldaden bij ogenblikken in God: "Niet ons, O Heere, niet ons, maar Uw Naam geef eer." Dat alleen is nu de erkentelijkheid van een gans onwaardig, schuldig schepsel in zichzelf. Die zeggen: "Heere, ik heb alles verbeurd en U bent aan mij niets verplicht, daarom is het een wonder in mijn ogen; ik zie het, maar doorgrond het niet."

Zo moeten we als rentmeesters ootmoedig rekenschap afleggen over hetgeen God ons in het achterliggende seizoen toebetrouwde. "Heere, ga uit van mij, want ik ben een zondig mens."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 november 2002

The Banner of Truth | 30 Pagina's

Onwaardigheid

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 november 2002

The Banner of Truth | 30 Pagina's