Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Agrippa bijna bewogen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Agrippa bijna bewogen

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

“En Agrippa zeide tot Paulus: Gij beweegt mij bijna een Christen te worden” (Handelingen 26:28).

Paulus werd door Felix gevangen gehouden, hoewel deze van de onschuld van Paulus overtuigd was. Tegelijk was Felix ook bevreesd, vooral als hij hoorde van het toekomende oordeel. Dikwijls sprak hij met Paulus, doch de gunst van de Joden was hem meer waard dan het recht. Toen Felix vervangen werd door Festus, was Paulus nog gevangen en moest hij zich voor hem verantwoorden.

Het was voor Festus een grote blijdschap dat koning Agrippa II met zijn zuster Bernice, waarmee hij in bloedschande leefde, een welkomsbezoek kwam brengen. Deze Agrippa was zeer goed bekend met de Heilige Schrift. Het was voor Agrippa zeer welkom deze Paulus, waarover al zoveel gesproken was, te horen. Paulus verhaalt hoe de Heere hem getrokken heeft uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht om Zijn Naam te verkondigen onder de heidenen.

En wat zien we dan? Eerst een onbewogen Festus. Denk aan zijn uitroep: “Gij raast, Paulus, de grote geleerdheid brengt u tot razernij.” Het beeld van hen die onbewogen voortleven. Het woord heeft geen vat op hen. Het geweten is als toegeschroeid. Het werk Gods is voor hen als razernij en vroom gedoe.

Nu is het voor de Heere niet te wonderlijk om zulke onbewogenen te verbrijzelen door Zijn Geest. In de tweede plaats een geraakte en bewogen Agrippa. Ziet Paulus wellicht iets van die bewogenheid bij de koning? Plotseling klinkt de vraag van Paulus aan Agrippa: “Gelooft gij, o Koning Agrippa, de Schriften, de profeten?” Paulus doet een beroep op Agrippa's wetenschap en op zijn geweten. Het is een vraag op de man af.

Die vraag klinkt ook tot ons. We leven onder de waarheid. We weten dat we sterven moeten. Gelooft gij de Schriften? Gelooft gij dat ge wedergeboren moet worden om voor God te kunnen bestaan? Ons historisch geloof kan veel bespreken, doch de beleving door het zaligmakend geloof is nodig.

Paulus zegt tot Agrippa: “Ik weet dat gij ze gelooft.” Agrippa wordt als het ware tussen de klemschroef gezet. Hij moet antwoorden. Dan volgen de u welbekende woorden: “Gij beweegt mij bijna een Christen te worden.”

Agrippa is ontroerd. Hij is bevreesd en in zijn hart is hij overtuigd van de waarheid van Paulus' woord. Zijn zondig leven komt hem voor ogen. De straf verschrikt hem, de hooggeduchte Rechter zal recht doen. Dat brengt Agrippa een ogenblik in verwarring, maar niet zo dat hij losgerukt wordt van de macht en de heerschappij van de zonde. Het is een morgenwolk die spoedig verdwenen is.

Hij herstelt zich spoedig, want de zonde is hem een zoete bete. Agrippa noemt het woord “Christen.” Onze catechismus vraagt, waarom wordt gij een Christen genoemd? Ja, waarom? Omdat Christus is gezalfd van eeuwigheid door de Vader met de Heilige Geest, tot Profeet, Priester, en Koning. De uitverkorenen zijn in Hem gezalfd. Christus voert als Gezalfde Zijn Middelaarsbediening uit. Hij leert en onderwijst. Hij kocht Zijn kerk los van satan en zonde. Hij is de biddende en dankende Hogepriester. Hij regeert, vergadert, en beschermt als Koning. In Hem is de ganse kerk gezalfd. Ze worden gemaakt tot profeten, priesters, en koningen (Openbaring 1:5-6).

Onvolmaakt in zichzelf vanwege de aankleving van de zonde, twijfel, strijd, en aanvechtingen, leren zij hier als profeten Zijn Naam belijden met woord en daad. Priesterlijk zichzelf verloochenen, Zijn eer zoeken, en ootmoedig wandelen. Koninklijk strijden tegen de driehoofdige vijand: zonde, wereld, en satan. Het is een zware strijd, een grote strijd, en een zekere strijd. Het is een kruisdragen achter Hem, Zijn veld- en merkteken dragend. Ze zullen ook gewis overwinnen in Hem. Zonder strijd geen kroon, geen overwirining. Vele ware Christenen worstelen dikwijls met de vraag, of ze de ware strijd wel strijden. Paulus zei niet dat hij de strijd goed gestreden had, wel: “Ik heb de goede strijd gestreden.” Dus het bestaat niet in een gedaante van godzaligheid zonder kracht. Het gaat niet over Christen zijn met de mond of in naam. Duizenden zijn zo verloren gegaan. Hoevelen zijn bedrogen uitgekomen en zullen bedrogen uitkomen. Het bijna bewogen zijn is er nog buiten.

Het gaat hier niet over het nabij Christendom of de tijdgelovige, maar over het bijna bewogen worden. We kunnen door het woord enige ontdekking hebben van onszelf, een slaafse vrees, nochtans missend de ware ontdekking en de liefde tot God, uitgestort in het hart door de Heilige Geest. Dat heeft sommigen in bange overtuigingen doen leven. Men had slapeloze nachten daaronder, en toch de macht van de zonde was sterker dan de overtuiging. Anderen hadden een ernstige overtuiging van Gods wet, beloofden beterschap, doch het bleef bij een voornemen. Weer anderen keerden zich af van de wereld voor een tijd, gaven enige hoop op vernieuwing, baden, lazen, zongen, doch het was een vroegkomende dauw. Sommigen hoorden met verwondering het Woord, doch de praktijk der godzaligheid werd gemist. We kunnen tot tranen toe bewogen worden, zelfs teksten uit Gods Woord denken te hebben ontvangen, en toch, bijna bewogen!

Er kan enige genegenheid zijn om de zonde te verlaten en enige buigzaamheid in de wil, zonder overbuiging. Bij velen was het onder een ernstige prediking: “Gij beweegt me bijna.” Er is geen middenweg. De zonde is een vreselijke macht. We zijn enkel zonde. De satan spant al zijn krachten in om zijn onderdanen te houden. De wereld trekt en lokt. Daarom hebben velen wel het voornemen om los te laten, maar blijven toch die ze zijn. Hoe nodig is het afgesneden te worden van eigen wortel en ingeent te worden in Christus. Nodig is het onwederstandelijke, krachtdadige, souvereine Godswerk. De Heere lere ons bidden om de Geest des oordeels en der uitbranding. Dat is een gebed door de Geest. Zie Paulus, de ware Christen. “O,” zegt hij, “dat ge allen waart als ik, uitgenomen deze banden.” Hij wist Wiens eigendom hij was. Hij was van Koning veranderd.

Agrippa was ogenschijnlijk vrij, maar is toch gebonden in de macht van satan en zonde. Paulus staat gebonden om het getuigenis van Christus, hij is toch ontbonden. De Heere maakt de gevangenen los. Hier aanvankelijk, straks eeuwig.

We kunnen tot aan de grens komen als Orpa, doch Ruth mocht over de grens gaan. De bekommerde kerk schreeuwt soms: “Mijn zak zal niet zijn ontbonden, voordat ik Jezus heb gevonden.” Hun leven is niet van de wereld, de hunkeringen des geloofs gaan uit naar God. Paulus wilde niet ruilen met Agrippa, nee, hij was met tranen bewogen over de velen die doorgingen in de weg van hun harten.

O, jong en oud, de Heere werke niet in uw hart een bijna, maar een geheel buigen voor Sions eeuwige Koning. Zijn liefdedienst heeft de kerk des Heeren nog nooit verdroten. Gebondenen, Hij zal de banden eenmaal ontbinden om Hem zonder zonde eeuwig te dienen in Zijn tempel.

— Rev. A Hoogerland (1918-1986)


De Heere een Redder

Dat Israel nu zegge, blij van geest;
Indien de HEER, Die bij ons is geweest,
Indien de HEER, Die ons heeft bijgestaan,
Toen 's vijand heir en anval werd gevreesd,
Niet had gered, wij waren lang vergaan.

Dan hadden zij ons levendig vernield;
Hun heete toorn had ons gewis ontzield;
Bedolven in een diepen jammervloed;
Dan had een stroom, dien niemand tegenhield,
Ons gansch versmoord, had God het niet verhoed.

Dan had geen mensch naar onze klacht gehoord;
Dan had een zee van rampen ons versmoord.
Geloofd zij dies de HEER, Die redt van 't graf,
Die ons, schoon wreed vervolgd van oord tot oord,.
Tot eenen roof niet in hun tanden gaf.

w' Ontkwamen haast des vogelvangers net,
Den loozen strik, tot ons bederf gezet;
De strik brak los, en wij zijn vrij geraakt.
De HEER is ons tot hulp op ons gebed;
Die God, Die aard' en hemel heeft gemaakt.

— Psalm 124

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 2005

The Banner of Truth | 24 Pagina's

Agrippa bijna bewogen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 2005

The Banner of Truth | 24 Pagina's