Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VREDE ZIJ ULIEDEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VREDE ZIJ ULIEDEN

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als het dan avond was, op dezelfde eerste dag der week, en als de deuren gesloten waren, waar de discipelen vergaderd waren om de vreze der Joden, kwam Jezus en stond in het midden, en zei tot hen: Vrede zij ulieden.

Na de opstanding heeft de verrezen Paas- en Vredekoning Zich op onderscheiden wijze en vele malen geopenbaard. De Schrift zegt: „Met vele gewisse kentekenen, zijnde van hen gezien”.

En, vóór Hij verschijnt in de opperzaal, heeft Hij reeds de vrouwen ontmoet, terugkerend van het ledige graf, Maria Magdalena’s tranen gedroogd.

Van Simon is Hij gezien. De Emmaüsgangers heeft Hij onderwezen. Doch thans verschijnt Hij en zien we Hem als de Koning des vredes, temidden van onrustige onderdanen. En, indien ergens, zo openbaart Zich hier de opgestane Zaligmaker in al de bewegingen Zijner barmhartigheid. Hier doet Hij de diepste roerselen van Zijn medelijdend, hogepriesterlijk hart aan Zijn bruidskerk kennen. Wel mogen we uitroepen met de dichter: „Gij zijt veel schoner dan de mensenkinderen, genade is uitgestort op Uw lippen”.

Onrustige onderdanen, voorwaar, zo noemden wij degenen aan wie de Koning des vredes Zich hier openbaart. Immers, zij waren bedekt, om de vreze der Joden. Daarbij, zij hadden Hem allen verlaten nadat Hij verraden was. Zij waren onvoorbereid op Zijn komst en twijfelden aan Zijn uitgesproken beloften, en het getuigenis Zijner boden weigerden zij aan te nemen.

Want toch, zo lezen we in Markus 16 : 10 en 11: „Deze, heengaande, boodschapte het degenen, die met Hem geweest waren, welke treurden en weenden. En als deze hoorden, dat Hij leefde en van haar gezien was, geloofden zij het niet”.

Desniettegenstaande, zij waren de onderdanen van de Koning des vredes, aan wie Jezus verschijnt, namelijk, toen zij Zijn tegenwoordigheid grotelijks behoefden. Want zij waren als schapen zonder Herder, toen zij het weinige leven dat zij hadden, oefenden door liefdevol te verenigen; toen zij Zijn afwezigheid betreurden en hierin het verlangen naar Hem bewezen; toen sommigen uit hun midden van Hem getuigden, nl. de Emmaüsgangers, die zich bij hen hadden gevoegd.

Zij waren vergaderd op de eerste dag der week, dit is de dag der opstanding, de nieuw testamentische rustdag, dit is de dag, die de Heere gemaakt heeft. Dan sticht de kerk gedachtenis aan Hem, van wie de dichter zingt: „De steen, die de bouwlieden verworpen hebben, deze is tot een hoofd des hoeks gesteld”. Toen kwam Jezus, en stond in het midden. Waar we hier mee te doen hebben, is niet het wonder der doordringing, zo toch verklaren het de Luthersen. Zij leren: Jezus’ menselijke natuur is vergoddelijkt, d.w.z., in de staat Zijner verhoging ontving Jezus’ menselijke natuur Goddelijke eigenschappen, en zo is dus Zijn menselijke, gelijk Zijn Goddelijke natuur overaltegenwoordig. Doch zo geloven wij niet. Neen, Jezus komt door deuren, die Hij Zelf opent. Hij betoont hier Zijn almacht, gelijk wij dat vinden in Hand. 5 : 19 en 12 : 6-10: „De opgestane Borg heeft de poorten des grafs geopend. Hij heeft de sleutelen van dood en graf. Hij is de Vorst van Pasen, en geen deuren, hoe ook gesloten, of Jezus kan ze openen”.

Want immers, er zijn wat gesloten deuren. Ons aller hart is als met koperen deuren gesloten. Het is voor alles open, wat niet deugt, maar voor de Heere is het gesloten, als met zeven grendelen. Als een sterk gewapende de hof bewaakt, is alles wat hij heeft in vrede, doch daar moet er Eén komen. Die sterker is dan hij en hem zijn vaten ontneemt. O, welk een eeuwig wonder. Hij, Die de deuren van het graf geopend heeft, is machtig en bevoegd om nu ook tot Zijn bedrukte bruidskerk te spreken: „Ik leef en gij zult leven, en Ik zal u uit uw graven doen uitgaan, o Mijn volk”.

Maar als Hij dan ook komt, brengt Hij alles mee. Tot Maria en Martha zegt Hij: „Ik ben de opstanding en het leven”. Hij is de opstanding en het leven in eigen Persoon. En Hij deelt dit mee aan Zijn volk. Hij is de Vorst van Pasen, de Koning des vredes. Die uit de schat van Zijn verworven weldaden Zijn kerk bedient. Ja, daartoe is Hij verhoogd om in de staat van Zijn verhoging mede te delen en toe te passen aan al de gegevenen des Vaders, wat Hij in de staat Zijner vernedering verworven heeft.

Beluistert het daarom, wat Hij Zijn discipelen toespreekt: „Vrede zij ulieden”. Dit is iets meer dan een menselijke groet of een vorm, waardoor Hij Zich openbaart. Dit is geen wens of een bede. Neen, dit is een machtwoord. Zo kon Hij alléén spreken. Die op Zijn kleed en op Zijn dij geschreven heeft: „Koning der koningen en Heere der heren”. Onze woorden zijn slechts klanken, maar Jezus’ woorden zijn daden. Hij schenkt Zijn discipelen. Zijn volk de vrede.

Reeds heeft Jezus in de Paaszaal gesproken: „Mijn vrede geef Ik u. Mijn vrede laat Ik u. Niet gelijkerwijs de wereld hem geeft, geef Ik hem u”. Nu bevestigt Hij deze belofte. Nu juist, waar ze temidden van onrust en onvrede verkeren, past Hij deze daadwerkelijk toe. Van nature is er geen vrede in ons hart. Sinds de mens viel, is de vrede verdwenen van de aarde en uit het hart des mensen. De mens van een vrouw geboren is kort van dagen en zat van onrust. Wij leven allen van nature op voet van oorlog met God, onze Maker. Jezus nu is de Middelaar, niet alleen van tussenspraak, maar ook van verzoening. Hij is in de plaats gaan staan van een veroordeeld zondaar. Hij, de vloekdragende Borg, moest uitroepen: „Wat ik niet geroofd heb, moet Ik wedergeven”. Hij is onder de golven van het heilig ongenoegen Gods doorgegaan. In Hem is de toorn Gods ten opzichte van de uitverkoren zondaar uitgevoerd. De wet is vervuld, de vloek is gedragen. De Vader is verzoend in Zijn bloed. Daarom heeft de Vader Hem als de grote Herder der schapen uit de dood wedergebracht. Hij, de Middelaar en het Hoofd van het verbond des vredes en der genade, heeft ditzelve besloten met: ”Het is volbracht”. Maar daarom klinkt ook op Paasmorgen het volbracht des Vaders. Want wat Hij gestorven is, dat is Hij der zonde eenmaal gestorven, maar wat Hij leeft, dat leeft Hij Gode.

Vrede, het is de door bloed gekochte en door Zijn Geest toegepaste vrede, die heersen zal in de harten van Zijn gunstvolk en onder de purperen hemel van Zijn eeuwig geldende gerechtigheid. Ja in deze Vorst van Pasen wordt dan ten volle vervuld:

De bergen zullen vrede dragen.
De heuvels heilig recht.

S.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 maart 1967

Bewaar het pand | 4 Pagina's

VREDE ZIJ ULIEDEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 maart 1967

Bewaar het pand | 4 Pagina's