Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Naar de Catechisatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naar de Catechisatie

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

60.

DE ZONDEVAL (4)

Zo hebben we dus stil gestaan bij de VERLEIDING van de duivel bij onze eerste voorouders, Adam en Eva, in het paradijs.

De duivel heeft zich daartoe bediend van de slang, die „listiger was dan al het gedierte des velds”, zo lezen we. „Listig” moeten we hier verklaren als „schranderheid”, want vóór de val kon er vanzelf geen sprake zijn van enige kwaadheid bij de dieren. Dit zo schrandere dier was een geschikt middel in de hand van de duivel. Het spreken van de slang stellen we niet disputabel, omdat we de volkomen historiciteit van Genesis 3 ten volle handhaven. De beschrijving van de schepping en van de val is geen „inkleding, de bloemrijke voorstelling van de boze lust en zondige begeerlijkheid”, noch als allegorie te verklaren, zoals nu volop wordt geleraard. Het bekende antwoord van dat godzalige vrouwtje, getuigend van eenvoudig kinderlijk geloof, blijft toch wel van beschamende betekenis, toen een ongelovig iemand haar vroeg of zij wel kon geloven, dat de vis Jona opgeslokt had: „Meneer”, zo sprak zij, „al zou er gestaan hebben, dat Jona de vis inslokte, zou ik het nóg geloven, omdat ik geloof wat de Bijbel zegt”.

Christus Zelf heeft bevestigd wat Mozes heeft beschreven. Dit lezen we in Joh. 8 : 44: „Gij zijt uit de vader de duivel en wilt de begeerten uws vaders doen; die was een mensenmoordenaar van den beginne en is in de waarheid niet staande gebleven, want geen waarheid is in hem”.

Ook in de Openbaring van Johannes wordt de satan genoemd „de oude slang, welke genaamd wordt satanas, die de gehele wereld verleidt” (Openb. 12 : 9).

Zo geschiedde het spreken van de slang in het paradijs door de inwerkende inspiratie van de duivel.

Zijn list kwam hierin uit, dat hij zich niet eerst richtte tot Adam, maar tot Eva, die het verbod niet rechtstreeks van God had gehoord, maar van haar man Adam, terwijl het hem toch te doen was om Adam, het aansprakelijk gestelde hoofd over het gehele menselijke geslacht.

De mens heeft dus gezondigd door verleiding. Maar nog eens zij met nadruk opgemerkt, dat dit in het minst niets afdoet van zijn verantwoordelijkheid of dat enige verontschuldiging zou kunnen aangevoerd worden. In geen enkel opzicht. Want de mens was goed, dat is volkomen geschapen, met de rijkste gaven overeenkomstig het beeld Gods toegerust.

De zonde is dus van buitenaf in hem gekomen, zo hebben we reeds in een vorige les opgemerkt. Daarom was het mogelijk, dat hij ook redbaar was. Voor de duivelen was geen redding en verlossing mogelijk, omdat de duivel zonder verleiding heeft gezondigd. De zonde is dus eerst uitgebroken in de hemel, aan de voet van de troon Gods. De duivel zelf was eerst de rijkst begaafde engel. We lezen in Jes. 14 : 12: „Hoe zijt gij uit de hemel gevallen, o morgenster, gij zoon des dageraads!” In de brief van Judas, de apostel, wordt ook zijn val beschreven. In vers 6 is sprake van „de engelen, die hun beginsel niet bewaard hebben, maar hun eigen woonstede verlaten hebben”.

Hoe de engelen tot de zonde zijn gekomen, is niet mogelijk te weten. Dit behoort tot de verborgen dingen, die God niet heeft geopenbaard en in die verborgen dingen mogen we niet indringen.

De engelen hebben ook ieder voor zichzelf gezondigd, daar zij elk afzonderlijk geschapen zijn, zonder geslachtsverband en verbondsrelatie. Iedere engel stond dus voor zichzelf aansprakelijk en verantwoordelijk! En ook daarom was er geen verzoening mogelijk voor hen, omdat dan iedere engel voor zichzelf een middelaar zou nodig hebben. En er is maar één Middelaar bestaanbaar en dit is Christus, want Hij alleen is de natuurlijke, eeuwige Zoon van God. Mogelijk herinnert u zich nog, dat wij dit besproken hebben in les 45. Wat rijk komt de onnaspeurlijke wijsheid Gods uit, dat er voor schuldige, doemwaardige zondaren, die toch ook de eeuwige dood verdiend hebben, verlossing en vergeving mogelijk is! Want waarlijk, Hij neemt de engelen niet aan, maar Hij neemt het zaad Abrahams aan (Hebr. 2 : 16). En hoe oneindig groot is de verlossing door het bloed van Christus. Dit blijkt ook wanneer wij nagaan de ontzaggelijke gevolgen, welke des mensen val en ongehoorzaamheid hebben meegebracht, namelijk: het verlies van Gods heerlijk Beeld, d.i. van de kennis, gerechtigheid en heiligheid; de schrik in het geweten; het gevoel van hun naakt-zijn, waardoor zij zich trachtten te verbergen voor God. En toen bleek dat deze verberging voor God niet kon baten wanneer God hen dagvaardde, gaven zij elkander, de duivel en tenslotte God Zelf de schuld. Het alleringrijpendste gevolg was het vonnis, dat God over hen uitsprak: de vloek der zonde over het aardrijk, het met smart voortbrengen van kinderen, het arbeiden in het zweet des aangezichts; de uitdrijving uit het paradijs en de onderwerping aan de drievoudige dood, de lichamelijke, de geestelijke en de eeuwige dood.

Gezien deze vreselijke gevolgen is met recht door vader Hellenbroek opgemerkt, dat er naast de duivel geen ongelukkiger schepsel is dan de natuurlijke mens. Door zijn diepe val is de mens geheel verdorven geworden in zijn bestaan, schuldig zijnde door zijn erfzonde, bestaande in erfschuld en erfsmet en waardoor hij onbekwaam is geworden tot enig geestelijk goed en geneigd tot alle kwaad. Onze afzichtelijke foto staat o.m. in Romeinen drie. Onze Heidelberger bevestigt het in zondag twee en drie. Hebt u uzelf al eens zó gezien?

Maar daartegenover is het zo eeuwig groot, dat er nochtans verzoening en vernieuwing mogelijk is, niet door de mens zelf, maar naar Gods eeuwig wijs en onveranderlijk welbehagen door God Zélf, Die in Christus de volkomen weg der behoudenis heeft geopenbaard om uit die gevallen staat verlost te worden, op grond van het enige algenoegzame offer van Christus en door de toepassende, krachtdadige werking van de Heilige Geest!

Ja, Adam en Eva werden uit het paradijs verdreven, maar..... zij hebben meegekregen Gods heilrijke belofte: „En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar zaad: dat zal u de kop vermorzelen en gij zult het de verzenen vermorzelen”. En die belofte hebben zij in de weg van schulderkentenis mogen omhelzen, zoals uit het verband der geschiedenis blijkt, o.a. uit de naamgeving door Adam aan zijn vrouw, namelijk Eva, „moeder aller levenden”. Hier heeft Adam geheel van zichzelf leren afzien en zijn verwachting mogen richten op de uiteindelijke vervulling der belofte in Christus, HET zaad der vrouw.

Zalig, wie iets van dit heilgeheim mag leren kennen!

Urk.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 juli 1969

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Naar de Catechisatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 juli 1969

Bewaar het pand | 4 Pagina's