Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

STAAT DAN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STAAT DAN

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Staat dan uw lendenen omgord hebbende met de waarheid en aangedaan hebbende het borstwapen der gerechtigheid.

Wanneer Paulus de geestelijke krijgsman beschrijft, gaat hij hier in alle delen na wat hij behoeft. Ten eerste dan een gordel. De oosterling was, althans in oude tijden, geheel anders gekleed dan de westerling.

Wij hebben nauwsluitende klederen, doch in het Oosten droeg men wijde klederen, die ten opzichte van het klimaat het meest geschikt waren. Men droeg dan op het lijf een soort lijfrok van wol of katoen.

Dit kleed was van mouwen voorzien en werd met een lederen of linnen gordel vastgehouden.

Wanneer ze nu in hun huizen zaten, hingen de klederen los, maar wanneer ze aan het werk togen, op jacht of ten oorlog gingen, moesten deze klederen opgeschort worden met een gordel. Opdat de klederen hen in hun beweging niet hinderden. Daarom lezen we ook in de Heilige Schrift, dat de lendenen omgord moeten zijn. Dit is de eerste stap tot krachtsinspanning. Deze gordel is dus het eerste en onderste deel der wapenrusting.

Zonder deze aan te doen, konden de andere onderdelen niet behoorlijk aangedaan worden. Zo was dus het werk van de krijgsman, als hij uittrok, zijn lendenen te omgorden.

Deze gordel nu bij de geestelijke krijgsman wordt genoemd de gordel der waarheid.

Waarheid nu wil ook zeggen: oprechtheid.

En dit nu is het eerste stuk der wapenrusting. En dit is eigenlijk de grondslag van elke ware belijdenis. Gelijk nu de gordel noodzakelijk was voor alle overige delen der wapenrusting, zo is ook voor de geestelijke krijgsman de oprechtheid de grondslag van alles.

Want als dat gemist wordt, is alles mis. Doch deze gordel, let wel, bedoelt niet alle oprechtheid. De oprechtheid hier bedoeld, bedoelt de oprechtheid Gods!

Want immers oprecht zijn er meer. Zo kan b.v. een rooms mens oprecht zijn in zijn godsdienst. Paulus was vóór zijn bekering oprecht in zijn eigengerechtige godsdienst, naar de wet zijnde onberispelijk. Daarom, de gordel der waarheid moet van geestelijke oorsprong zijn. Het moet zijn als de rok van Jezus, van boven af zonder naad geheel geweven.

Het moet niet van wol en linnen door elkaar zijn. Oprecht zijn we niet van nature. Integendeel leugenaars. Er kan o zoveel godsdienst zijn en o zoveel woorden, maar zonder waarheid in het binnenste.

Dan alleen zijn we oprecht wanneer Goddelijke vreze in ons hart woont.

Daarom lezen we, dat de Heere zegt van Zijn knecht Job: Niemand is er oprecht, godvrezende en wijkende van het kwaad dan Mijn knecht Job.

Versta het echter wel, deze gordel moet zijn een bevindelijke kennis van de waarheid.

Gelijk van Christus staat, dat de waarheid de gordel zijner lendenen is. Zo moet ook de geestelijke krijgsman met de waarheid, die in Jezus is, omgord zijn.

Waarheid en oprechtheid worden door Gods Geest geleerd. In het verborgene maakt Gij mij wijsheid bekend. Dat zal ook betekenen, dat onze bevinding geheel moet overeenkomen met de Heilige Schrift.

Uw Woord is de waarheid. En als het niet is naar dat woord, het zal zijn, dat ze geen dageraad zullen hebben!

Hoe nodig onszelf bij het licht van Gods Geest in oprechtheid te leren onderzoeken of we deze waarheid voor eigen hart kennen. Daarvan zegt Christus: Maar die de waarheid doet, komt tot het licht, opdat zijn werken openbaar worden, dat ze in God gedaan zijn. En daarom:

Welzalig zijn d’ oprechten van gemoed,
Die ongeveinsd des Heeren wet betrachten,
Die Hij op ‘t spoor der godsvrucht wand’len
doet.

Vervolgens spreekt de apostel ook van het borstwapen der gerechtigheid.

Het borstwapen beschermde de edele delen van het lichaam. Zulk een borstwapen was van ijzer of koper vervaardigd.

Welnu, brengt dit over: het hart, daaruit komen voort de uitgangen des levens. De longen zijn het waardoor de lucht om te leven wordt ingeademd, n.l. het gebed, hetwelk de ademtocht van de ziel is. De lever om de geestelijke eetlust te bevorderen. Om het brood des levens te ontvangen.

„Der gerechtigheid”. Welke gerechtigheid zou hier bedoeld worden? Immers, de mens bezat eenmaal een gerechtigheid, die we een inklevende of oorspronkelijke gerechtigheid kunnen noemen. Deze gerechtigheid bezat hij overeenkomstig het beeld, waarnaar God hem geschapen had. Doch in onze rampzalige val zijn we dat totaal verloren. En zijn we ontbloot van alle gerechtigheid.

Hier wordt ook niet bedoeld de gerechtigheid, zoals God die uitgedrukt heeft in wetten. In woorden. Dus een wettische gerechtigheid. Een gerechtigheid, die de mens tracht op te richten op gronden van een verbroken werkverbond. Dus eigengerechtigheid. Een roemen in het vlees, zoals Paulus: naar de wet zijnde onberispelijk.

Deze gerechtigheid kan ons niet baten. Want zulk een borstwapen is als dat van Achab, waarvan we lezen: Toen schoot een man in zijn eenvoudigheid een pijl tussen de gesp en het pantsier en doodde Achab.

Neen! Het borstwapen hier bedoeld is iets anders. Het is de toegerekende gerechtigheid, waarvan de dichter zingt:


Daar heeft de vijand boog en schild
En vuur’ge pijlen op verspild.


Zulk een borstwapen heeft het kind van God nodig in de strijd. Want menigvuldig zijn zijn vijanden. Deze vijanden zijn onvermoeide vijanden. Ze laten niet af het kind van God op alle mogelijke wijze te bestoken.

Het zijn ook verbonden vijanden. Het is satan, wereld en eigen ik.

Het zijn zeer gevaarlijke en verraderlijke vijanden. Want wat al verleiding, wat al gelonk gaat van hen uit. Satan is zo boos, de wereld zo verleidelijk, het eigen ik zo verraderlijk.

Ze kampen ook op verschillende manieren. Satan kan komen als een briesende leeuw. Maar ook verschijnen als een engel des lichts. Het zijn ook vele vijanden. Zegt de dichter niet in Psalm 35: Want ik heb vele bestrijders, o Heere!

En van Jozef lezen we: De schutters hebben hem wel hevig beschoten.

Jezus’ eeuwig geldende gerechtigheid nu is het borstwapen, waarop al de vurige pijlen van de vijand afstoten.

Dit borstwapen nu kan alleen aangedaan worden door de hand des geloofs.

Maar zo heeft de christen steeds de vijanden in het oog te houden. Niet altijd onderkent hij zijn vijanden. Niet altijd is hij wakende en biddende. Niet altijd doorziet hij de listen van deze verbonden, onvermoeide en listige ‘ vijanden.

Vandaar dan ook de vermaning van de apostel: „Met alle bidding en smeking, biddende te allen tijd in de Geest, en tot hetzelfde wakende met alle gedurigheid en smeking voor al de heiligen”.

Moge Gods lieve Geest ons leren dit borstwapen der gerechtigheid door het geloof aan te doen en te gebruiken, opdat we in deze geestelijke strijd niet onder liggen, maar altijd sterke wederstand bieden. Gode tot lof en onze ziel tot heil.

Clifton

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 maart 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's

STAAT DAN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 maart 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's