Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De prediking van de wegbereider des Heeren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De prediking van de wegbereider des Heeren

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bekeert u, want het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.

Met deze korte indringende prediking trad Johannes de Doper op in de woestijn van Juda. Hij was de heraut van de Heere Jezus die voor Hem heen gezonden was om Zijn weg te bereiden. Die prediking was een oproep tot waarachtige bekering, waarin de eis van de wet doorklinkt: Bekeert u, maar waarin toch ook de toon van het evangelie niet gemist wordt. Bekeert u, het kan nog, want het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. Met deze boodschap trad Johannes op in de geest en de kracht van Elia.

Zoals het toen was is het nu nog. Altijd moet de heraut aan de Koning, altijd moet Johannes de wegbereider aan de Heere Jezus voorafgaan. Door schuldbesef, verootmoediging en berouw moet de weg gebaand voor de verzoenende genade Gods in Christus. Daarom heeft de prediking van Johannes de Doper ook voor ons grote betekenis.

Bekeert u. Deze eis stelde Johannes met grote kracht aan allen die hem kwamen horen, zowel aan Joden als aan Romeinse soldaten. Die eis werd gesteld aan de Farizeeërs zowel als aan tollenaars en zondaars. Die eis tastte dode vorm en sleur aan waarbij veel mensen leefden, die eis roept op tot de vreze des Heeren en tot dienst aan de levende God.

Bekeert u. Johannes verklaarde ook wat die eis inhield voor de mensen tot wie hij zich richtte. Farizeeërs en Sadduceeërs noemde hij adderengebroedsel die de vrucht van de vreze des Heeren ten enenmale misten. Hij heeft hen erop gewezen dat het juist om die vrucht gaat en heeft hen voorgehouden: Brengt dan vruchten voort, der bekering waardig.

Mensen die op hun afkomst roemden, die bouwden op het feit dat zij kinderen van Abraham waren ontnam hij die grond, door op de stenen die daar in de woestijn lagen te wijzen, waaruit Gods almacht Abraham wel kinderen zou kunnen verwekken.

Dat wil zeggen, God is niet van de natuurlijke kinderen van Abraham afhankelijk, want Hij kan waar alle leven ontbreekt, zoals bij die stenen, leven verwekken. Ja Hij kan leven verwekken uit de dood, en Hij doet het naar Zijn vrijmachtig welbehagen.

Tollenaars en soldaten heeft Johannes de weg van gerechtigheid, eerlijkheid en oprechtheid gewezen. Als we nu alles samenvatten blijkt dat Johannes de eis van de waarachtige bekering stelde, die zich in het uiterlijke, in hçt gewone leven moet openbaren, maar die geworteld is in het hart waaruit de uitgangen des levens zijn. Bekering van hart en leven, van de gehele mens, die gepaard gaat met zelfverloochening en breken met de zonde, die vooral gepaard gaat met een gebroken hart en een verslagen geest die God niet zal verachten. Bekering waarin anderzijds uitkomt een hartelijke keus om in Gods wegen te gaan met de dagelijkse bede: Heere maak mij Uw wegen bekend, leer mij Uw paden. Leid mij in Uw waarheid en leer mij. Neig mijn hart tot de vrees van Uw Naam.

Bekeert u, want het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. Die eis wordt door middel van de bediening van het Woord ook aan u en mij gesteld. Die eis komt van ’s-Heeren wege tot mensen die voortleven naar het goeddunken van hun hart, die opgaan in de dingen buiten God, die niet geven om God en om Zijn dienst of ook niet om eigen behoud. Ik weet niet of zulke mensen dit zullen lezen, maar dat zou toch kunnen zijn, en daarom moeten zij erop gewezen worden dat de Heere geen lust heeft in hun ondergang en dat Hij daarom de eis stelt: Bekeert u, waarom zoudt gij sterven?

Bekeert u, die eis wordt ook gesteld aan de gerusten te Sion, mensen die wel godsdienstig zijn die steunen op hun belijdenis en op het verbond, maar die niet gekomen zijn tot inwilliging van de eisen van het verbond, die derhalve vreemd zijn aan de verbreking van het hart over hun zonden voor God en die daarom ook nog nooit uit de diepte geroepen hebben: Heere wees mij genadig. Deze mensen willen wij in liefde ernstig waarschuwen, bekeert u, want als u op bovengenoemde gronden bouwt, komt u verkeerd uit. Dat bed is tekort om zich er op uit te strekken en dat deksel is te smal om zich eronder te voegen. Bekeert u, want anders zullen tollenaars en zondaars u voorgaan in het koninkrijk Gods.

Bekeert u, die eis komt ook tot mensen die in beschouwende zin goed kunnen vertellen wat er alzo gekend moet worden, die mogelijk wel opgeven over hun zelfkennis en beschouwingen houden over vrije genade, maar van wie het leven daarmee in strijd is, bij wie als het maar in hun voordeel uitkomt er van alles bij door kan. Tot deze mensen moet met grote ernst gezegd: Bekeert u, een iegelijk die de Naam van Christus noemt, sta af van ongerechtigheid.

Bekeert u, een iegelijk die de Naam van Chriszelfs gesteld aan mensen die op goede gronden kunnen verklaren dat de Heere hen naar Zijn vrijmachtig welbehagen getrokken heeft uit de duisternis tot Zijn licht, maar van wie de Heere zegt: Dit heb Ik tegen u dat gij uw eerste liefde verlaten hebt. Gedenkt dan waarvan gij uitgevallen zijt, en bekeert u, en doe de eerste werken, en zo niet ik zal haastiglijk komen en zal uw kandelaar van zijn plaats weren indien gij u niet bekeert.

Mogelijk merkt iemand op, dat een mens zich toch niet kan bekeren omdat hij dood is in zonden en misdaden. Ik zou die opmerking in de eerste plaats met een vraag willen beantwoorden: Bent u daar zelf mee op de hoogte gekomen, bent u daar werkzaam mee geworden, hebt u de ernst en de benauwenis daarvan gevoeld? Het is op zichzelf waar dat de waarachtige bekering vrucht is van de wedergeboorte, vrucht is van de vernieuwing van het hart, en dat is niet het werk van een mens maar van God de Heilige Geest. Maar ook dit is waar dat God de Heere recht heeft om de eis van de ware bekering aan ieder mens te stellen, en dan vooral aan hen die leven bij de bediening van het evangelie. Johannes de Doper stelde die eis aan Joden en heidenen. God heeft de mens zo geschapen dat Hij Hem kon en wilde dienen, en dat hij dat nu niet meer kan is geen schuld om achter weg te schuilen, maar dat stelt schuldig voor God die evenwel Zijn rechtmatige eis niet loslaat.

Waar u dan met die eis moet blijven? Dat moet u op de knieën brengen voor Zijn aangezicht. Dat moeten en niet kunnen moet u er toe brengen om de Heere te vragen of Hij u uit genade wil geven wat u niet hebt en niet wilt en niet kunt. Die eis mag worden omgezet in een gebed tot de Heere die mensen die in deze nood in deze spanning leven aanmoedigt: Doe uw mond wijd open, en ik zal hem vervullen. Daarom mag aan de Heere gevraagd: Heere bekeer mij bij aanvang of voortgang. Heere bekeer ons tot U dan zullen wij bekeerd zijn. Trek ons dan zullen wij U nalopen. Wordt vervolgd.

Alphen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 januari 1973

Bewaar het pand | 4 Pagina's

De prediking van de wegbereider des Heeren

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 januari 1973

Bewaar het pand | 4 Pagina's