„Zie, gij zijt schoon” mijne vriendin”.

II.

Zijt gij nu ook door genade deelgenoot van deze schoonheid? Of leeft gij nog genadeloos en zijt gij alzo van binnen en van buiten nog walgelijk door de zonde, dat gij zelf niet weet? Ach mocht gij dan nog om herscheppende genade leren bedelen. Want al wat openbaar maakt is licht. Ja, kent gij uw walgelijkheid al voor God door het ontdekkende licht des Geestes? Echter, mist gij nog het toepassende werk van Christus? O, smeek Hem dan, of Hij door Zijn Geest u zelf, de toegerekende schoonheid van Christus wil deelachtig maken. Die Hij zaligmakend aan de vuilheid en de naaktheid der zonde ontdekt, zal Hij ook deze schoonheid deelachtig maken. Want, de Heere doet geen half werk. Rust dan niet, voor Hij zelf er u in doet delen. Of denkt gij soms al, dat gij schoon zijt, toch is het nog louter een blanketsel, een nagebootste schoonheid van deugden en plichten. De vrouwen blanketten zich ook om schoon te zijn: doch zijn juist lelijk in het uiterlijk blanketsel. Hebt gij slechts de gedaante van godzaligheid, doch zijt gij inwendig nog gans walgelijk door het vuil der zonde? Weet het, het uitwendig blanketsel, door een zedig leven, is geen schoonheid voor God. Zo uw schoon geen vrucht van genade is, staat het nog verkeerd met u voor de eeuwigheid. Uw deugden zijn niet anders dan een wegwerpelijk kleed voor God. Nodig hebt gij ontdekkend licht des Geestes, aan uw lelijkheid en walgelijkheid der zonde. Zo dit geschiedt, zult gij in verlegenheid der ziel behoefte krijgen aan het werk van de Heere Jezus, waar zij leert, hoe al de wassingen van u zelf door de wet u niet rein, niet schoon wassen! Zalig, als dan door Zijn Geest in het geloof de schoonheid van Christus ons toegerekend wordt, wij door het geloof mogen ingaan in het kleed Zijner gerechtigheid, Hij ons alzo in het geestelijk schoon, in rechte ootmoed, heiligheid en Godzaligheid doet wandelen voor Hem.

Gij, die dit kent! Dit is enkel vrije genade. Hij leerde u zelf door Zijn Geest met uw zonde-vuil in het geloof in zijn schoonheid ingaan en schuilen. Vertoont gij nu ook die schoonheid in de beleving? Of moet gij hier met schaamte belijden: „Ach Heere, wat vertoon ik toch weinig van deze geestelijke schoonheid?” Klaagt gij soms uit: „Heere wie ben ik, en hoedanig behoorde ik te zijn, in heilige wandel en godzaligheid?” Geeft gij nog te veel toe aan de inklevende verdorvenheid, zodat het geestelijk schoon zo weinig uitstraalt in het leven der heiligmaking? Leeft gij mogelijk in zelfverheffing, inplaats van in ootmoed? Doch wat roemt gij, alsof gij het niet ontvangen hebt? 0, die zelf-roem, wat is deze walgelijk in het oog des Heeren. Deze ontrooft de eer aan de vrije genade, krenkt de Ziele-bruidegom, die dit geestelijk schoon voor Zijn bruid zo duur verworven heeft in zulk een smadelijke weg van lijden en diepe vernedering. Of is u het vuil der zonde, dat u nog aankleeft tot diepe smart? Zucht gij het wel eens uit voor Hem: „Heere, wanneer zal mijn schoonheid eens volkomen zijn, zodat ik zonder vlek of rimpel voor U zal staan?” Ja, het heimwee wordt door Gods volk gekend, dat zij verlangen in volmaaktheid in het goud der genade Hem zonder zonde te leven. Of is uw geestelijk leven hier reeds in zulk een hoge stand, dat gij Hem oprecht in een leven der heiligmaking verheerlijkt ? Kan de Bruidegom ook die kostelijke roem van u geven: „Zie gij zijt schoon!” Heeft Christus een gestalte in uw leven? Is het zo bij u, dat de Koning waarlijk lust aan uw schoonheid heeft? O, die schoonheid bij u moet toch strekken tot eer, tot roem, tot een kroon van uw Bruidegom? Het is Hem tot lof, zo gij in geloofsgemeenschap met Hem in heiligmaking leeft, daar Hij u toch zo duur kocht. O ,Zijn schoonheid, die Hij Zijn bruid geeft, is een onvergankelijke. Vriendin van Jezus, zoek er dan veel in te schitteren, door Zijn genade-bediening, tot Zijn eer en u tot troost. Ja, om dat schoon veel te beleven en uit te stralen moet gij u dikwijls baden, in het geloof, in het bloed-bad van de Bloed-bruidegom. Want Zijn bloed is het rechte middel tot reiniging tot geestelijke schoonheid in de beleving. Ja, daarin is toch de fontein geopend tegen de zonde en tegen de onreinheid. Zoek dan veel te leven in de gemeenschap van Hem in Zijn bloed door de Geest des geloofs. Laat u door Zijn Geest veel wassen van de smet der zonde in Zijn bloed. Zo zult gij, in zulk een gestalte in geestelijke schoonheid, tot sieraad van uw Koning, uw weg gaan in geloofsgemeenschap met Hem. Ja, al dat schoon kan alleen beleefd in geloofsgemeenschap met Hem uit de Heilige Geest. En, zo zal Hij u leiden naar het Paradijs boven in de voltrekking van het volle huwelijk in de trouwzaal des Hemels. Daar stelt Hij toch Zijn bruidskerk de Vader voor, zonder vlek en rimpel. Daar wordt uw geestelijk schoon van beneden, dat hier nog altijd gebrek-vol was, tot volmaakte schoonheid des hemels. Mocht het maar veel in heimwee uitgezucht: „O, hemelse trouwdag kom ras”. Daar dan, als Zijn vriendin als de schone hemelkoningin van de Zielekoning, door Zijn Goddelijk oog belonkt, weer ten volle in schoonheid pralen. Zo zult gij uw Koning daar altijd in Zijn schoonheid zien, en u in Hem verlustigen. En, gij gans OVERstraald en doorstraal met Zijn Goddelijk schoon, zijn tot glorie van uw Koning. Daar zal Hij het dan in eeuwige verlustiging in u, om Zijn genade aan u, verheerlijkt betuigen :

„Zie, gij zijt schoon, geheel schoon, mijne Vriendin ! ”

(Wordt vervolgd).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen