HET LIEDBOEK VOOR DE KERKEN
III
ELCK WAT WILS
De vorige keer hebben we onze aandacht gericht op wat het nieuwe liedboek wil zijn temidden van de verdeeldheid van de kerken in Nederland. Niet anders naar eigen verklaring dan teken van de reeds aanwezige éénheid en instrument tot het gestalte geven aan die éénheid. En ieder die de éénheid naar Gods eigen Woord liefheeft zal daar niet in ontmoeten het zoeken van het wegvallen van muren, die er helaas zijn, maar het neerhalen van muren, die er zijn om de beginselen, die ons lief zijn.
Nog even willen we daar op terug komen om tegelijkertijd te zien hoever of men wel heeft willen gaan. We denken daarbij aan een spijtbetuiging, die letterlijk te lezen valt in de reeds eerder geciteerde „ter verantwoording”. U hoeft maar te gaan naar blz. XIV, waar deze zin staat „Ook de Rooms-Katholieke Kerk meende, dat het nog niet de tijd was om officieel deel te nemen, maar het stemt tot blijdschap, dat enkele roomskatholieke dichters en componisten een belangrijke bijdrage geleverd hebben”.
Hier behoeft niet veel aan toegevoegd te worden. Het is alleen diep te betreuren, dat het met vele protestanten vandaag al zover is dat men het jammer vindt dat Rome nog niet zover is.
Er zijn maar al te veel symptomen, dat men wel steeds verder komt. De opmars naar de allerbreedste samenwerking is immers té duidelijk.
Maar het gaat in dit artikel toch meer om de vraag of dit in de inhoud aan te tonen is. Op die vraag willen we serieus ingaan. Het zou al te goedkoop zijn om ons van het liedboek af te maken enkel en alleen om het feit van de interkerkelijke samenwerking op zichzelf. De inhoud moet getoetst worden. De eerlijkheid gebiedt dat. En dat te meer, omdat we hier een omvanrijk werk hebben, dat nu in ons vaderland door duizenden gebruikt wordt.
Nu hebben de samenstellers zelf zich al met deze vraag op hun wijze beziggehouden. Wij behoeven eigenlijk niet het verband aan te tonen, tussen de interkerkelijke opzet en de inhoud. Het is binnen de Commissie en de direct-betrokkenen op deze arbeid een vanzelfsprekende zaak geweest. In feite hebben zij erkend dat deze bundel — zoals een critisch beoordelaar het heeft uitgedrukt in het vrijgemaakt Gereformeerde weekblad „De Reformatie” — „Elck wat wils biedt”.
We gaan weer eens naar de inleidende bladzijden: „Interkerkelijke arbeid zonder het brengen van offers is een onmogelijkheid”. Wel niemand zal door dit boek ten volle bevredigd worden en iedereen zal wel een aantal liederen kunnen aanwijzen, waaraan hij of zij geen behoefte gevoelt. Wij zijn er echter van uitgegaan dat elke participerende kerk er recht op had een zekere voorkeur voor bepaalde liederen te doen gelden. Wat de een om allerlei redenen niet of minder aanspreekt, kan voor de ander de onmisbare vertolking van zijn geloofsbeleving betekenen, en bovendien …. niemand is gedwongen, al deze liederen te zingen of te laten zingen”.
Haast nog meer komt het uit in een klein boekje, dat laatst verschenen is onder te titel „Uit de werkplaats van het liedboek”. Daarin staat ook een hoofdstuk over de dichter op de Pietersberg, geschreven door een van de dichters zelf. Onomwonden komt daar naar voren, dat zij een bundel gewild hebben, waarin links en rechts zichzelf herkennen zou. Zij beweren, dat het nu eenmaal niet anders kon, wilde men een gezangboek voor de kerken in Nederland maken, dan dal de grenzen ruim uitgezet werden en compromissen gesloten werden.
Is dat iets anders dan een bundel „voor elck wat wils”? In de praktijk komt dat toch hier op neer, dat Hervormden, Gereformeerden, Luthersen, Remonstranten en Doopsgezinden zich in deze bundel terug moeten kunnen vinden. Uiteraard bedoelen we niet, dat het liedboek niet met liederen uit verschillende tijden en van verschillende afkomst zou mogen komen. Afgezien van de vraag of wij voor zulke liederen in de eredienst van de kerk zouden zijn, kan daar niemand op tegen zijn. Er is een keur van liederen te vinden van Luther, Wesley, Jan Luyken enz. uit de schat der eeuwen en liederen van latere dichters. Maar het gaat hier om de principiële achtergronden als we hier spreken van „elck wat wils”. Wij menen, dat die maar niet zo onder de noemer gebracht mogen worden van de verschillende vertolking van het geloofsbeleven.
Wij willen niet verhelen, dat we in het spreken over de verschillende vertolking van het geloof sbeleven juist een groot gevaar zien. Uiteraard ontkennen we niet, dat er een verschillend geloofsbeleven is. Alleen is deze gebonden aan de waarheid der Schriften. En in het liedboek der Kerk, de Psalmen, zingen de pelgrims bij alle verschil toch weer met elkaar. Die beminnen de gehele bundel.
Nu kan iemand opmerken: dan moet dat toch uitkomen in de liederen zelf. Inderdaad. Wees niet ongeduldig. We weten, dat bovenstaande critiek nog steeds wat theoretisch geklonken heeft. En daarbij willen we graag recht doen aan wat ook in de voorrede van het liedboek te lezen is: „Men zal bij de beoordeling van deze bundel dan ook niet allereerst moeten gaan sneuren of het „eigen” lied er wel in voorkomt, maar veelmeer moeten nagaan, welke essentiële elementen van het christelijk belijden erin vertolkt zijn en of dat in voldoende mate is geschied.”
De lezer zal begrijpen, dat dus de opstellers vragen naar een beoordeling van de wezenlijke elementen van het christelijk belijden. We gaan niet in op de verklaring, die aan zo'n uitdrukking gegeven kan worden, en willen liever proberen aan de hand van een wandeling door dit liedboek dit eens betrachten. In de goede zin van het woord gaat het inderdaad om de wezenlijke elementen van het schriftuurlijk belijden!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juni 1975
Bewaar het pand | 6 Pagina's