Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

CATECHISMUS, LEERBOEK VAN DE ORDE DES HEILS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CATECHISMUS, LEERBOEK VAN DE ORDE DES HEILS

ZONDAG 15

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het gaat in zondag vijftien om de diepe betekenis van het woordeke „geleden”. Daar de Heere tegen de zonde van het ganse menselijk geslacht Jezus de ganse tijd Zijns levens de toorn Gods gedragen heeft, hebben wij bij het licht der Schrift ons daarin te verdiepen. En dat in afhankelijkheid van Zijn Geest, tot Zijn verheerlijking en onze zaligheid.

Wie voor zichzelf iets kent van de rampzalige val in Adam, weet dat Gods toorn brandt in het vuur der ongerechtigheid. En dat met een innige smart der ziel vanwege het zondigen tegen de Heere, daar Hij in alles onze zaligheid ten doel had tot Zijn verheerlijking.

Van dag tot dag brand het vuur der ongerechtigheid, dat door ons in het zondigen tegen God is ontstoken, voort. En die kracht is door ons niet te breken, daar dat vuur met al de tranen van innige boetvaardigheid niet is te blussen. Maar de Zone Gods heeft in de staat der vernedering met Zijn bloedende ziel als uit duizend wonden, geweend in het dragen van de straf der zonde. Want de daad der zonde had Hij in souvereine liefde voor Zijn rekening genomen, om zondaren te zaligen, die Hij als een vuurbrand uit het vuur van Gods toorn komt te rukken, door de verheerlijking van Zijn ontfermende liefde.

Voor het geestelijke leven des geloofs is het van grote betekenis door de Schrift steeds dieper ge leid te mogen worden in het borglijden van Christus.

Het gaat hier om de algenoegzame offerande van het borglijden, want Christus heeft de toorn Gods tegen de zonde van het ganse menselijk geslacht gedragen. En wee de mens die daaraan voorbij gaat, om te blijven steunen op wat godsdienstige gemoedelijkheden, waarmee men in de grote dag des gerichts niet kan bestaan. Wij hebben de ontdekkende en ontgrondende werkingen van het Woord des Geestes daartoe biddende te zoeken, om in het dierbaar borglijden van Christus gefundeerd te mogen worden. En dat als een huis, gebouwd op de steenrots Jezus Christus, Wiens werk volkomen is.

Terecht zegt de onderwijzer in het borglijden van Christus: „opdat Hij met Zijn lijden, als met het enige zoenoffer, ons lichaam en ziel van de eeuwige verdoemenis verloste, en ons Gods genade, gerechtigheid en het eeuwige leven verwierve”.

En zo gaat het hier niet alleen om het verdienen, doch ook om het toepassen van het door Hem verdiende heil. En terecht, want het is ons alleen dan steekhoudend voor de eeuwigheid, als het door Hem geheiligd en toegepast worde aan het hart. Want dat alleen doet het hart roemen in Hem door een kinderlijk vertrouwen op Hem.

Het wordt een leven uit Hem, door Hem en voor Hem. Van dag tot dag hebben de oprechten het nodig, door Zijn bloed gereinigd en door Zijn kracht gesterkt te worden, in het leven met de Heere. Het wordt een volgen en drukken van Zijn gezegende voetstappen en die druipen van zoetigheid en zaligheid voor het hart.

Die toepassing is en blijft in Zijn hand, om uit Zijn volheid bediend te worden in onze geestelijke en kinderlijke armoe. De Heere laat ons hier in het lichaam der zonde en des doods, om steeds meer kennis te bekomen van onze verdorvenheid en verdoemelijkheid in Adam, want met ons vlees, zegt Paulus, dienen wij de wet der zonde, wat het hart tot smart is, daar met het gemoed de wet Gods gediend wordt. Zodat de verlossing van de eeuwige verdoemenis ons steeds groter wonder wordt, van Zijn souvereine genade. Wat Gods kind allengskens meer klaarheid geeft in dit woord: „Die ons uit zo grote dood verlost heeft, en nog verlost; op welke wij hopen dat Hij ons verlossen zal.”

Bedenkt het wel, dat het oordeel des doods en der verdoemenis is in het verderf der zonde, dat ons in alles aankleeft om ons af te trekken van de Heere en van Zijn wegen. Om er door gebonden te worden aan de troon der genade. Want Gods genade, gerechtigheid en het eeuwige leven, heeft de Heere Jezus in de staat van Zijn vernedering verworven door Zijn dadelijke gehoorzaamheid. Opdat het hart in Zijn reddende liefde zou zien op Zijn verdienende liefde door de wet volmaakt te onderhouden. De bevrijding van het oordeel der verdoemenis heeft het eeuwige leven ten doel. Opdat door alles heen de zegen van het hemelleven door ons zou gesmaakt worden. Opdat het hart in het vertrouwen op de gerechtigheid van de volmaakte onderhouding der wet door Christus, een levende hope, een blij vooruitzicht zou verkrijgen op het recht ten eeuwige leven. Want de Heere wil dat het gast en vreemdeling zijn hier op aarde, steeds meer door ons beleefd zou worden in het leven met Hem, dat Zijn verheerlijking ten doel heeft.

En nu wordt ons tot verheerlijking van de Heere en tot wasdom van het geestelijke leven meer klaarheid gegeven in het lijden van Christus onder de rechter Pontius Pilatus. Want het staat in nauw verband met ons innerlijk leven, als gezegd wordt: „Opdat Hij, onschuldig onder de wereldlijke rechter veroordeeld zijnde, ons daarmede van het strenge oordeel Gods, dat over ons gaan zou, bevrijde.”

Het moet dus in ons hart worden een buigen voor de majesteit van Gods rechtvaardigheid, uit liefde tot het recht. En al is er in het hart der levenden een diepgaand rechtsgevoel, daar Gods heilige wet door Zijn Geest in het hart geschreven werd, dan is dat nog niet het liefhebben van Gods recht in de aanvaarding van de straf der zonde. Bij het billijken van de straf, daar die is in overeenstemming met de daad der ongerechtigheid, staat meer de redelijkheid op de voorgrond. Maar bekomt het hart een welgevallen in de straf der ongerechtigheid, dan is dat de innerlijke beleving van de liefde tot Gods rechtvaardigheid, om Hem daarin te verheerlijken. Wat de Heere doet gedenken aan Zijn Verbond door deszelfs Middelaar Jezus Christus. Wat Jeremia deed uitroepen: „Dit zal ik mij ter harte nemen, daarom zal ik hopen: Het zijn de goedertierenheden des Heeren dat wij niet vernield zijn, dat Zijn barmhartigheden geen einde hebben.” En bij het leven in Gods goedertierenheid, die elke morgen nieuw is, bekomt het hart dan steeds meer klaarheid in het Goddelijke verlossingsplan, dat daaruit is opgekomen. Wat aangemerkt wordt in de Schrift als de grondtoon van het geestelijke leven. Waartoe wij de onderwijzingen van de Heilige Geest zo nodig hebben.

En zo komen wij door de onderwijzing van het Woord des Geestes tot de diepe betekenis die is in de kruisdood van Christus.

Deze kruispaal is opgeheven door de godsdienstige mens in Jeruzalem, daar hij zelf kwam uit te maken wat goed en wat kwaad was. De vrije genadeleer van Jezus Christus, was een nieuwe leer, daar de oude leer van eigengerechtigheid er door afgekeurd werd. Bij het eten van de verboden vrucht maakte de mens zelf uit wat goed en wat kwaad is. Het was een luisteren naar dit woord: „Maar God weet, dat ten dage als gij daarvan eet, zo zullen uw ogen geopend worden, en gij zult als God wezen, kennende het goed en het kwaad.” Dat eten zou de mens heerlijk en gelukzalig maken, naar het woord van Satan. En daar de Heere Jezus de mens in die eigengerechtigheid kwam te veroordelen, moest Hij genageld worden aan het vloekhout van de boom der kennis des goeds en des kwaads. En wat door Jozef gezegd is, geldt ook hier voor de meerd:ere Jozef: „Gijlieden wel, gij hebt kwaad tegen Mij gedacht; doch God heeft dat ten goede gedacht; opdat Hij deed gelijk het ten deze dage is, om een groot volk in het leven te behouden.” Wat Paulus deed uitroepen, in veroordeling van alle eigengerechtigheid: „Ik ben met Christus gekruisigd; en ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij, en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons Gods, Die mij liefgehad heeft en Zichzelve voor mij overgegeven heeft.”

Waartoe dan ook de gekruiste Christus leeft in het hart. En zo delen de gelovigen door het leven van de gekruiste Christus in het hart in de zekerheid van de vrijheid, waarmede Hij hen heeft vrijgemaakt, om niet wederom met het juk der dienstbaarheid bevangen te worden.

Het zal niet baten al leeft de mens door een blote beschouwing bij de gekruiste Christus, want daarmede leeft Hij nog niet in ons hart en ons hart niet in Hem. „Want indien wij met Hem één plant geworden zijn in de gelijkmaking Zijns doods, zo zullen wij het ook zijn in de gelijkmaking Zijner opstanding.” Wat door Zijn Geest ons geleerd wordt.

Soest.

N.B. In het vorige artikel zijn twee regels omgewisseld. Het gaat om de regels 30 en 31, gerekend van het einde. Eerst moet gelezen worden regel 31 en dan regel 30. Onze lezers willen daarmee wel rekening houden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 februari 1977

Bewaar het pand | 6 Pagina's

CATECHISMUS, LEERBOEK VAN DE ORDE DES HEILS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 februari 1977

Bewaar het pand | 6 Pagina's