Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Catechismus, leerboek van de orde des heils. Zondag 33.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Catechismus, leerboek van de orde des heils. Zondag 33.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij hebben aan de hand van zondag drieendertig ons innerlijk leven te toetsen, omtrent het leerstuk van de waarachtige bekering. Want de mens die kerkelijk en godsdienstig leeft, en aan de wedergeboorte voorbij gaat, kent wellicht een uitwendige bekering, maar niet de waarachtige bekering des harten. Zodat dezulken bewust of onbewust leven bij de kracht van de algemene genade. Want deze zondag heeft zijn uitg angspunt in de wedergeboorte, door te spreken uit de afsterving van de oude en de opstanding van de nieuwe mens. En dat is in het innerlijk en geestelijk komen op de leerschool des geloofs door de inlijving in Christus. Het is een komen tot de onberouwelijke keus om voor de Heere te leven, zodat het wordt een boetvaardig wederkeren tot de Heere om met Hem te leren leven. Want dezulken kennen een innige gebondenheid aan de troon van Gods genade. En naarmate de waarachtige bekering des harten steeds meer diepgang bekomt, door de onderwijzingen en werkingen van de Heilige Geest, verkrijgen dezulken wasdom in het geestelijk leven. En dat omtrent de innerlijke beleving van de orde des heils. Wat niet alleen het kiezen betreft van het nieuwe leven der genade, maar ook het geestelijk kennen en beleven van de rechtvaardigmaking, heiligmaking en heerlijkmaking. Want in al die gangen van het geestelijk leven, kan de beleving van de waarachtige bekering niet gemist worden. En blijft men daarin achter, dan is dat een strelen van de oude mens, waardoor het nieuwe leven gedrukt wordt. Want het afsterven van de oude mens moet altijd en in alles de eerste plaats innemen. En al zegt men dan, niet verder geleid te zijn, dan is dat geen geldige verontschuldiging tegenover de Heere, maar een dekken van zichzelf in zijn nalatigheid, in het doden van de leden die op de aarde zijn. Want het is de aard van het nieuwe leven te zoeken de dingen die Boven en eeuwig zijn, door de dierbare werkingen van de Heilige Geest. Maar ons godsdienstig en verdorven bestaan zint er op, met zo weinig mogelijk in de hemel te komen. En dat lijkt wel op een hemelzoeker, die er teleurgesteld mee uitz al komen, gelijk de dwaze maagden, die voor een gesloten deur kwamen te sta an , want zij hadden geen zorg voor de olie in het vat des harten.

Het gaat dus om de waarachtige bekering des harten, want dat komt op uit het waarachtige werk der genade, waarin men dan beproefd wenst te worden door de Heere. Wat David dan ook deed bidden: “Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart; beproef mij en ken mijn gedachten, en zie of bij mij een schadelijke weg zij, en leidt mij op de eeuwige weg.” En dat was de bede van Judas niet, wat hem deed stelen van het geld en tot welk een droevig einde dan ook, daar de beurs aan zijn zorg was toe betrouwd.

Op de vraag: Wat is de afsterving van de oude mens? wordt kort en zakelijk geantwoord: Het is een hartelijk leedwezen, dat wij God door onze zonden vertoornd hebben, en dezelve hoe langer hoe meer haten en vlieden. En dat hartelijk leedwezen vloeit voort uit de innerlijke geloofsgemeenschap met Christus. Want Zijn ziel was in het dragen van de straf der zonde geheel bedroefd over de daad der zonde. Want Hij heeft dat kwaad met al de liefde van Zijn hart en leven beweend, zoals dat door Gods wet geëist werd. En uit die bron vloeit het hartelijk leedwezen dan ook voort, want Hij leeft met Zijn Geest en genade in het hart, tot diepe verootmoediging voor het aangezicht des Heeren. Waarom zij de zonden die Gode onterend zijn hoe langer hoe meer gaan haten en vlieden. Want wee onzer zo wij met een zekere soepelheid tegenover de zonde komen te staan , zodat het zondigen dan slechts een kleinigheid wordt. Wat de mens dan van kwaad tot erger doet gaan, om er uiteindelijk in onder te gaan . Maar bij de wasdom van het geestelijke leven gaat men de zonde hoe langer hoe meer haten en vlieden. Wat Paulus deed jagen naar de volmaaktheid, waartoe hij door Christus Jezus gegrepen was, als kind der opstanding, tot het deelachtig worden van die vormnaaktheid.

En zo is aan het afsterven van de oude mens, de opstanding van de nieuwe mens ten nauwste verbonden, want dat is niet van elkander te scheiden. Het afsterven van de oude mens heeft de opstanding van de nieuwe mens ten doel. Het is dan ook een hartelijke vreugde in God door Christus, en lust en liefde naar de wil van God in alle goede werken te leven. Want deze opstanding heeft zijn kracht in de opstanding van Christus.

“Want ik ben door de wet der wet gestorven, opdat ik Gode leven zuu.” Zodat het mij duidelijk is geworden, dat ons van Godswege alle verwachting van de wet is afgesneden. Ja, zij is in de grond der zaak de kracht der zonde. Zij is dan ook de wortel van eigengerechtigheid, die de ongerechtigheid in de h and werkt. En daarvan is het nieuwe leven afkerig, zodat Paulus getuigt: “Want ik ben door de wet der wet gestorven, opdat ik Gode leven zou. Ik ben met Christus gekruist; en ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij; hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons Gods, Die mij liefgehad heeft en Zichzelf voor mij overgegeven heeft.” In dat dierbare leven uit Hem en door Hem is de hartelijke vreugde in God door Christus. Waartoe Hij dan ook gezalfd is met vreugdeolie. Zodat deze vreugde van Boven komt. De blijdschap des Heeren, die is de sterkte van het geloof. Want het is wel het grootste wonder, dat de Heere blij is met Zijn volk in Christus en dat zij uit kracht daarvan mogen genieten de innige vreugde in God door Christus. En dat is de vreugde in Zijn opzoekende en trekkende liefde, in Zijn vergevende en zorgende liefde. Want Hij is Zijn volk in Christus een God van volkomen zaligheid, om Hem daarin te verheerlijken. Ja, en zo wordt de Heere het hart steeds meer dierbaar en onmisbaar, om tot eer van Zijn naam te mogen leven en sterven. Zodat het hart er door vervuld wordt met lust en liefde naar de wil Gods in alle goede werken te leven. Want in het doen van de wil des Heeren is geen ruimte voor de zonde. Zijn wil te doen is dan als uw spijs en drank, de kracht om werkzaam te zijn in de dienst des Heeren, die toch is een zalige dienst.

Wij hebben om te volharden in het goede de wilskracht nodig, die alleen is in het doen van de wil des Heren. Om zo in Zijn kracht het kruis te dragen en de strijd te strijden naar de vasteregel van de wil des Heeren. De Heere houdt ons op de leerschool des geloofs bezig in Zijn dienst, om ijverig te zijn in goede werken. Het is een volharden in de gehoorzaamheid van Christus, Die gezegd heeft:„Mijn Vader werkt tot nu toe, en Ik werk ook.”

Maar de bron van lust en liefde naar de wil Gods in alle goede werken te leven, is niet in ons. Gedurig weer komen we tot de ontdekking in onszelf geen moed, geen kracht, noch lust te hebben om daarin ijverig voort te gaan. En dat is van grote betekenis, daar niets erger is, dan overmoedig te zijn, want dat is hoogmoed. Het is een opgaan in eigen kracht en daarin wordt het steunpunt des geloofs gemist. Wat Paulus een welbehagen deed hebben in smaadheden, in noden, in vervolgingen, in benauwdheden, om Christus’ wil:„want als ik zwak ben dan ben ik machtig.” En dat is het levensgeheim van het kinderlijk leven des geloofs.

En nu wordt het ons in het antwoord van de laatste vraag duidelijk gemaakt, wat wij door het doen van goede werken te verstaan hebben. Waarmee in de eerste plaats alle godsdienstige werken van de mens, veroordeeld worden. Want alleen de werken die uit een waar geloof, naar de wet Gods, Hem ter eer geschieden, zijn goed en niet die op ons goeddunken of op menseninzettingen gegrond zijn. En dat geloof heeft de wet des Heeren lief, zodat alles veroordeeld wordt, wat van deze regel afwijkt. Warin dan der des Heeren- bedoeld wordt. Maar zonder enige verdienstelijkheid daar het verderf der zonde in dat alles ons toch nog aankleeft. Zodat in al die werken wel vrede en blijdschap is voor ons gemoed, maar geen steunpunt voor ons hart. Want dat is alleen buiten ons in Jezus Christus. Het zijn vruchten van het werk der genade. „En zij zullen uitgaan, die ’het goede gedaan hebben tot de opst anding des levens, en die het kwade gedaan hebben tot de opstanding der verdoemenis.” En dat goede is kenmerk en vrucht van Gods genade.

Is dan ons hart en leven tot roem van Gods genade versierd met vruchten uit de wortel des geloofs en naar de regel van Gods wet, dan zal dit het hart vervullen met ootmoedige erkentelijkheid. Het roept als vanzelf tot de Heere:„O dat mijn Liefste tot Zijn hof kwame, en ate van Zijn edele vruchten!” Want zij zijn uit Hem en door Hem en daarom komt Hem alleen de eer er van toe. Het is een gestalte des harten, die Gode verheerlijkend is en dierbaar voor het gemoed.

Soest.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 november 1977

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Catechismus, leerboek van de orde des heils. Zondag 33.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 november 1977

Bewaar het pand | 6 Pagina's