Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

CATECHISMUS, LEERBOEK VAN DE ORDE DES NEILS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CATECHISMUS, LEERBOEK VAN DE ORDE DES NEILS

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zondag 43

In de vraag: Wat wil het negende gebod?, hebben wij te doen met de wil van het bevel des Heeren. En dat wijst ons op onze innerlijke verhouding tegenover de wil des Heeren, die heilig en goed is. Maar de onze is daarentegen gans verdorven, door te leven uit het beginsel van vijandschap en ongeloof. En al doet de mens dingen die op zichzelf prijzenswaardig zijn, dan is dat nog geen leven uit het beginsel van de wil des Heeren. Want onze wil moet daartoe geheiligd worden en dat raakt de vernieuwing des harten.

Had de Heere Jezus op het Goddelijk vragen: „Want wie is hij, die met zijn hart borg worde om tot Mij te genaken?’ niet geantwoord: „Ik heb lust, o Mijn God, om Uw welbehagen te doen en Uw wet is in het midden Mijns ingewands”, dan had niet één mens ooit lust gehad de wil des Heeren te betrachten. Maar Hij heeft gezegd: „Mijn spijze is dat Ik doe de wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft en Zijn werk volbrenge”. En dat heeft Hij borgtochtelijk en voorbeeldig gedaan, opdat afkerige zondaren het van Hem zouden leren, door wederbarende genade.

Het is uit en door die innerlijke geloofsgemeenschap met Christus, dat het hart de waarheid lief krijgt. Waarop wij toch wel in de eerste plaats hebben te letten. Maar desniettemin blijven de kwellingen van het verdorven bestaan, en welt de fontein van ons verdorven bestaan al maar boosheid en bitterheid op. Wat de oprechten dan doet komen in twijfel en verdenking omtrent de innerlijke verhouding des harten tegenover de Heere. En dat heeft plaats door met zichzelf te komen in een bittere teleurstelling, daar men meende dat kwaad te boven te zijn of nog wel te boven zou komen. En in deze verwarring blijft menigeen steken en dat soms tot grote moedeloosheid. Wij hebben het altijd weer voor ons innerlijk leven vast te stellen, dat we in staat zijn tot het geven van een vals getuigenis, tot het verdraaien van iemands woorden en om lemand lichtelijk en onverhoord te veroordelen of te helpen veroordelen. Waarmee de mens door allerlei liegen en bedriegen als eigen werken des duivels niet te vermijden, de zware toorn Gods op zich laden wil. En zo hebben wij die totale verdorvenheid van ons bestaan te aanvaarden, met een diepe smart in ons hart.

Het is door ons verdorven bestaan dat wij dienaren zijn van de wet der zonde. En dat geeft ons duidelijk te kennen, dat wij tot alle kwaad in staat zijn. Zodat het ons wel mag zijn tot ootmoedige erkentelijkheid tegenover de Heere, door ons te willen bewaren voor de totale uitleving van onze ongerechtigheid.

En daartoe hebben wij de innige geloofsgemeenschap met de gekruiste Christus dan ook ernstig te zoeken, om door Hem machteloos en krachteloos gemaakt te worden omtrent het uitleven van de zonde. Want dan leeft Christus in het hart en het hart leeft in Christus. Om zo de beleving van de waarheid heilbegerig Rem te zoeken van dag tot dag.

Het moet ons steeds meer duidelijk worden, dat alleen in de gekruiste Christus de kracht des geloots is tegenover de kracht van Satan, zonde en ongeloof. Want al hing Christus voor het oog van de mens machteloos en krachteloos aan het vloekhout des kruises, dan had Zijn kruisdood daarmee niet alleen de verzoening van de schuld, doch ook de verbreking van de kracht der zonde ten doel. Want Christus heeft in Zijn kruisdood, door Zijn God te verheerlijken in Zijn deugden, getriomfeerd over zonde, Satan en ongeloof.

Bedenkt het wel, in de uitleving van leugen en aster brandt het vuur van Gods toorn, zodat het is de weg naar de eeuwige rampzaligheid. In het gebod des Heeren gaat het om het liefhebben van de waarheid en dat geldt het gericht en alle andere handelingen. Het gaat om het leven uit het beginsel van de waarheid, wat alleen mogelijk is, door de waarheid, hartelijk lief te hebben. En dat is hier ook een zaak des gerichts tegenover de Heere. Want al wordt de mens in zijn consciëntie veroordeeld omtrent zijn leugenachtig bestaan, dan brengt dat nog geen wezenlijke verandering aan. In die situatie belooft de mens met enige ernst wat beterschap en hij vergeeft ha kwaad zichzelf, want wie liegt er nu nooit eens. En daarin wordt de lief de voor de waarheid gemist. Want het hart dat de waarheid lief krijgt, bekent niet alleen het kwaad der zonde, maar dal aanvaardt ook de straf der zonde, daar de sti at der zonde in de daad der zonde begrepen is. Het is voor het innerlijke leven van grote betekenis het recht van de waarheid lief te hebben, want de leugen heeft geen bestaansrecht. De leugenaar zal dan ook verdelgd en verdoemd worden.

Maar hebben of krijgen wij door de genade des Heeren het recht van de waarheid hartelijk lief, dan buigen wij van ganser harte voor de majesteit van het recht, dat de waarheid op ons heeft, om ons te straffen. En dat is naar de regel van het wetboek van Gods recht, dat het nieuwe leven liefheeft.

De Zone Gods is in het gericht om de leugen veroordeeld. „Zie”, zo sprak de hogepriester, „nu hebt gij Zijn Godslastering gehoord; wat dunkt ulieden? En zij, antwoordende zeiden: „Hij is des doods schuldig”.

En de Zone Gods heeft dat als borg van ganser harte aanvaard. Want het hoofd buigende voor de majesteit van Gods rechtvaardigheid, ging Hij met het offer van Zijn voldoening tot de Vader, om de verzoening door voldoening, op grond van recht en gerechtigheid, te verkrijgen. En nu is het niet alleen mogelijk, dat wij uit liefde tot het recht van de waarheid ootmoedig buigen met de bekentenis als een geboren leugenaar, de eeuwige dood verdiend te hebben, maar ook een heilige vanzelfheid.

Daar wordt gezegd: tenzij dat ik de zware toorn Gods op mij laden wil. En daar deinst de mens niet voor terug, daar het liegen voor hem maar een kleinigheid is en waarom zou die straf dan zo zwaar zijn? Maar dat leeft niet in het liefhebben van de waarheid in de autoriteit van haar Goddelijk bestaansrecht.

Het liegen neemt in het zondigen de eerste plaats. Want de leugen waarmee Satan kwam tot de mens, werd zeer schandelijk door hem beaamd, om God er mee tot leugenaar te stellen. De leugen bekwam dan ook terstond zijn vertakking in de gehele mens, zodat het zich tot de gehele mens kwam uit te strekken. Wat ons doet leven op een liegende wereld, die daarom dan ook de waarheid haat.

Zodat het alleen mogelijk is, door de waarheid lief te mogen krijgen in haar Goddelijk bestaansrecht, in Christus het hoofd te buigen voor de waarheid, om uit liefde tot haar recht, de straf te aanvaarden. Want dat alleen is de kracht in uw strijd tegen zonde, Satan en ongeloof. In de liefde tot het recht van de waarheid breekt de kracht der zonde, want het aanvaardt de straf der zonde. En dat is niet te bekomen uit vrees voor de straf der zonde, want dat brengt geen keerpunt in het innerlijk leven van de mens.

Het liefhebben van de waarheid tegenover Gods heilige wet vloeit voort uit de wet der liefde. Het geeft vermaak in de waarheid, om te wandelen in de kracht van de waarheid. Waarom het dan ook zo nuttig is gedurig een stukje te lezen uit psalm 119. „Uw gerechtigheid is gerechtigheid in eeuwigheid en Uw wet is de waarheid. Benauwdheid en angst hebben mij getrof fen, doch Uw geboden zijn mijn vermakingen”. Wat is het groot zo het hart in de omstandigheden van het leven zijn vermakingen mag behouden in de geboden des Heeren, met de betuiging: „Uw wet is de waarheid”. En dat doet ons luisteren naar de bede van de Heere Jezus: „Heilig ze in Uw waarheid, Uw Woord is de waarheid”.

En dat leven is van grote betekenis in de samenleving. De Heere wil dat en daartoe verheerlijkt Hij Zijn genade, die ons de leugeh, doet haten in het liefhebben van de waarheid. Om door haar kracht oprecht te spreken uit de waarheid en in het bekennen van de waarheid. Zodat het in de kracht en zoetigheid van haar liefde, een heilige vanzelfheid is dat te doen. Want het is niet een gelegenheidszaak, want een kind van de waarheid heeft zichzelf voor de waarheid over in het kinderlijk vertrouwen op de Heere. Want terecht zegt deze zondag, dat de Heere wil dat ik ook mijns naaste eer en goed gerucht naar mijn vermogen voorsta en bevordere. Daar let de Heere op, want Hij wil dat wij al wandelend op de weg des Verbonds anderen tot zegen zijn. Hij hoort het spreken tot onze naasten en ziet het handelen met onze naasten. En dat bindt de Heere ons op het hart, opdat er vlakte zou zijn in ons hart in het spreken van de Heere en het belijden van Zijn grote daden. Want dan is het een spreken van hart tot hart in de onderhouding van de gemeenschap der heiligen, tot eer van de Heere en tot versterking van de band der liefde.

Soest.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 maart 1978

Bewaar het pand | 4 Pagina's

CATECHISMUS, LEERBOEK VAN DE ORDE DES NEILS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 maart 1978

Bewaar het pand | 4 Pagina's