Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VOLHARDING GEZEGEND

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VOLHARDING GEZEGEND

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

1

..Doch Mijn knecht Kaleb, omdat een andere geest met hem geweest is en hij volhard heeft Mij na te volgen, zo zal Ik hem brengen tot het land, in hetwelk hij gekomen was en zijn zaad zal het erfelijk bezitten...Numeri 14:24.

De mens van deze wereld leeft in de regel bij de meerderheid. De verkiezingen hebben het weer laten zien. Het ging voor de grote massa om de vraag: welke partij van de twee grote zal de meerderheid hebben? Op het kerkelijk erf is het helaas vaak niet anders: wat een grote meerderheid zegt en beslist is voor de meesten de waarheid zonder dat het dnderzocht en beproefd wordt of het overeenkomstig dé Waarheid is.

We worden in dit gedeelte geleid naar Kades- Barnea in de woestijn Paran. Een meerderheidsrapport, beter gezegd een meerderheidsconclusie, wordt daar uitgebracht. het klinkt uit de monden van tien verspieders. Tien van de twaalf is toch wel de volle meerderheid.

We kennen de geschiedenis wel. De Heere had het land Kanaän beloofd als de erfenis aan Zijn Israël. In die belofte sprak de gave Gods. Israël had in niets dat erfdeel verdiend. Het kwam voort uit Gods genade. Twaalf verspieders waren uitgezonden om het land te doorzoeken, nu het volk stond aan de poort van KanaAn. Daarin had de Heere het volk ook beproefd, hoe het zou zijn als de verspieders terugkeerden.

Het blijkt, hoe het volk is! Daar zijn de verspieders terug. Verslag wordt gedaan. Het kan niet anders of het moet op zichzelf een goed verslag zijn. Het is een land dat vloeiend is van melk en honing. Zij hebben het met hun eigen ogen gezien en daarbij de bewijzen nog bij zich. Druiven van Eskol dragen ze met granaatappelen en vijgen.

Doch de tien verspieders hebben daartegenover bezwaren. Er woont een sterk volk. De steden zijn sterk en groot. Er zijn reuzen, de kinderen van Enak. Juist die bezwaren wegen het meest. Er is geen mogelijkheid om het land in bezit te krijgen. Naar die stam luistert het ’volk. De woorden van de tien zij n sterker dan de woorden van de twee verspieders. De meerderheid wordt gehoord! Denk het eens even in. Vóór de grens van Kana5n. Zover geleid ondanks al de afmakingen door Gods Hand. Tot zover gehoord door al hun murmureringen heen naar de stem des Heeren. En nu..zal het nog helemaal verkeerd gaan. Nu zal er niets van terecht komen. Het erfdeel zal het volk der gelofte nog ontgaan. Nee, dat kan niet! De Heere laat het zien dat niet de meerderheid beslist Het kan voor een tijd zo lijken. Het kan ook wel benauwen. Maar hier komt het duidelijk uit dat de minderheid, die aan Gods kant mag staan, gezegend wordt. Niet omdat Het de minderheid is. Het is alleen genade. Dat mag altijd wel bedacht worden. Er is wel eens een spreken van een minderheid dat iets verdienstelijks in een minderheid schijnt te zoeken. Dan maken we van onze minderheid een afgod. Dan zoeken we het daarin. Dan zijn we overal tegen alleen maar om ergens tegen te zijn. Dan gaat het om eigen eer- en vaak nog met het beroep op Gods eer! Het gaat hier de Heere om Zijn eer. Het raakt Zijn eer en Naam dat Zijn Israël het erfdeel ontvangt. Hij heeft een overblijfsel naar de verkiezing van Zijn genade. In Kaleb en Jozua laat Hij dat uitkomen. Dat is de minderheid naar Zijn Welbehagen. En juist Kaleb wordt hier naar voren gebracht. Hij spreekt in onze tijd. Als er iets nodig is in deze dagen dan is het de volharding, die uit zijn leven ons hier wordt geopenbaard. De Heere eist volharding. De Heere schenkt volharding. Het is allebei waar gelukkig. We zien het tot onderwijs voor vandaag in dit schriftgedeelte.

De rechte volharding wortelt in het werk des Heeren. Gods eigen werk spreekt hier. Kaleb vormt met Jozua de minderheid. Hij is een uitzondering. Dat komt niet uit zijn eigen durf en kracht. Het geheim ligt in Gods alvermogende genade. Dezelfde genade waar. door de Heere door de eeuwen heen het schenkt dat het overblijfsel in stand blijft en uitkomt tegenover de machten die het op de ondergang van Gods Kerk begrepen hebben. Gelukkig maar: als het van hen zelf moest komen, er kwam nooit iets van terecht.

De Heere begint hier Kaleb „Mijn” knecht te noemen. Wat een eretitel. Kaleb is uit de st am van Juda. Dus uit de stam waaruit de Heere de koning in Israël zal geven. Maar dat maakt nog geen knecht des Heeren. Een knecht vraagt naar de wil van zijn meester. Van nattare zijn we dienstknechten der zonde. Dan vragen we naar eigen wil en luisteren liever naar de stem van de vorst der duisternis. Daarom trilt hier het wonder in door dat het in Kalebs leven werkelijkheid geworden is: „Ik ben Uw knecht”. Gods genade heeft hem zo gemaakt. Wat een voorrecht als we in ons jonge leven daar iets van weten. We behoeven er geen dominee voor te zijn om een knecht des Heeren te zijn. Gods Geest maakt allen die de Heere door wederbarende genade. leren vrezen tot knechten in Zijn dienst.

Nog meer zegt de Heere van deze Kaleb. Er is met hem een andere geest! Niet zijn dóen staat voorop, maar zijn géést. Daarin kwam het grote verschil uit tussen hem en de andere verspieders. Dat zat hem allereerst niet in een verschillend doen maar in een verschillende geest. Er was een mijlenver onderscheid in levensinstelling. Zij hadden op het bevel van Mozes allen hetzelfde gedaan. Je kunt niet zeggen dat de tien Verspieders niets gedaan hadden. Zij hadden ook geluisterd naar wat Mozes gezegd had, uiteindelijk naar wat de Heere gezegd had, in betrekking tot hun taak in het beloofde land. Je kunt dus niet zeggen dat deze mannen niet „godsdienstig” waren. Zij hadden het land gezien en bewonderd. Maar zij misten nu net de vreze Gods. Zij hadden de geest van vreesachtigheid en niet de geest des geloofs. Ongelovige vrees had hen bevangen. Zij zagen op de feiten. De keiharde feiten. Die waren er toch maar. Reuzen en sterke steden. Maar voor God was er geen plaats. Het land der belofte was voor hen uiteindelijk toch een gewoon land, dat ze niet taxeerden naar de Goddelijke belofte maar naar wat voor ogen is.

Kaleb had een andere geest. Hij had ook het land gezien. En hij had de sterke steden en reuzen niet voorbijgekeken. Hij ging heus niet voorbij aan de onmogelijkheid van de zijde van Israël. We kunnen zelfs gerust zeggen dat hij het nog beter wist en beleefde hoe onmogelijk het van hun kant was. Ziet niet het ware geloof de onmogelijkheid het allerbeste? Maar Kaleb zag wat boven de reuzen uit. De grootste reus was voor hem de Goddelijke belofte! In God Zelf zag hij uiteindelijk alles. God Zelf zal het doen. God maakt Zijn Woord waar. Met die vrijrnoedige geest was Kaleb bezet. Dat is iets anders als de geest der vrijpostigheid die bij duizenden is. Dan gaan we tegen het oordeel in en zonder de vreze Gods. Daar kunnen we in dit gedeelte van lezen aan het eind. Het land tegen Gods bevel intrekken in eigen kracht. Dan openbaart God Zijn ongenoegen. Maar Kaleb heeft de vrijmoedige geest, die op wat er in God ligt mag zien. Dat is vrucht van de Heilige Geest in zijn hart en leven. Van beneden uit houden wij geen rekening met God en hebben we deze geest niet. God had die geest zo bereid en Kaleb zo doen spreken en doen uitkomen.

Hoe is het met ons? Wat een onderscheid is er tussen mensen en mensen. En dat niet alleen tussen mensen in de wereld en mensen in de kerk. Dit onderscheid komt juist binnen het erfdeel des Heeren uit. Tussen „godsdienstige” mensen aan de buitenkant en in waarheid Godvrezende mensen. Ziet u dat onderscheid? Zijn jullie er jaloers op, jongens en meisjes om tot die mensen te behoren met een andere geest? Dat is bij de Heere te verkrijgen. Hij wandelt ons na met Zijn Goddelijke beloften. Wat gelukkig als we daar waarde in leren krijgen. Dan vrezen we wel als we de feiten van vandaag zien. Ze grijpen aan. Het lijkt wel onmogelijk als we de toestand zien. Maar dan is daar bovenuit de God van de onbeperkte mogelijkheid, Die gedenkt aan Zijn eigen Woord en dáárom toekomst heeft voor Zijn Kerk.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 april 1978

Bewaar het pand | 6 Pagina's

VOLHARDING GEZEGEND

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 april 1978

Bewaar het pand | 6 Pagina's