Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DORDTSE LEERREGELS. (VII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DORDTSE LEERREGELS. (VII)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Artikel 3.

„En opdat de mensen tot het geloof worden gebracht, zendt God goedertierenlijk verkondigers van deze zeer blijde boodschap, tot wie Hij wil en wanneer Hij wil; door wier dienst de mensen geroepen worden tot bekering en het geloof in Christus de Gekruisigde.

„Want hoe zullen zij in Hem geloven, van Welke zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen, zonder die hun predikt? En hoe zullen zij prediken, indien zij niet gezonden worden? (Rom. 10:14,15.)”

Vindt u dat niet een treffende beschrijving van onze vaderen? Doch niet maar alleen van onze vaderen. De Heere geeft in Zijn Woord Zèlf zulk een beschrijving en wel in Rom.

10:15: „Hoe liefelijk zijn de voeten dergenen, die vrede verkondigen, dergenen, die het goede verkondigen!” De bijna gelijke inhoud van deze tekst vinden we ook in Jesaja 52:7.

Zo heeft God naar Zijn eeuwige, ondoorgrondelijke liefde gezorgd voor een weg der behoudenis, voor de mogelijkheid van zalig worden: „Maar hierin is de liefde Gods geopenbaard, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon in de wereld gezonden heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.” I Joh. 4:9; Joh. 3:16.

Aldus lazen we in artikel 2.

En weet u, voor wie dit zo eeuwig groot wordt? Wel, voor een volk, dat bevindelijk iets leert van dat „dal der beroering” en moet erkennen ..tiideliike en eeuwige straffen verdiend te hebben, naar Gods rechtvaardig oordeel.” Waardig, voor eeuwig om te komen! Tenzij….aan Gods rechtvaardig oordeel genoeg gedaan worde. Maar door wie? Ach ja, zij proberen dat wel door zichzèlf en ook door anderen, maar wat komen zij daarmee diep teleurgesteld uit. Het gaat hen dan precies gelijk als die bloedvloeiende vrouw, die tot genezing van haar kwaal alles ten koste had gelegd bij vele medicijnmeesters, maar nergens baat vond, ja, dat haar kwaal veel erger geworden was. O, wat werd dat groot te horen van Hem, Die alleen en volkomen kan helpen, kan genezen!

Welnu, wordt het dan ook niet voor zulke dodelijk-gewonden, dat die God ook gezorgd heeft voor de BEKENDMAKING en voor VERKONDIGERS van deze „zeer blijde boodschap”, waarvan artikel 3 zo treffend gewaagt?

En wat blijkt ook uit dit artikel? Dat deze bekendmaking en het zenden van verkondigers ook berust op Goddelijke VERKIEZING!

Er staat: „zendt God goedertierenlijk verkondigers van deze zeer blijde boodschap. Neen, niet de mensen hebben om die boodschap gevraagd uit zichzelf en dat zij zelf voor verkondigers hebben gezorgd. Dat bleek al duidelijk in het paradijs bij de val van de mens. Adam en Eva vluchtten voor God! Zou het dan niet rechtvaardig zijn geweest, dat God nooit meer naar de mens zou hebben gevraagd? Was het daarom niet enkel goedheid Gods, dat Hij de mens opzocht, zoals Adam met het: „Waar zijt gij?” En dat niet alleen ter dagvaardiging, om zijn schuld in het licht te stellen en zijn strafwaardigheid, maar ook om hen Zijn belofte te schenken van behoudenis en van verlossing uit de macht van satan!

Ja „goedertierenlijk” zond Zijn verkondigers, Zijn profeten, die Hij riep tot Zijn dienst en Israël tot bekering en geloof opriepen.

We lezen in ons artikel: „Tot wie Hij wil en wanneer hij wil”.

Het was Gods vrijmacht, dat Hij Zijn Woord eerst zond onder Zijn volk Israël: „Zo wou Hij met geen volken hand’len;

Die moesten Zijn getuigenissen En Zijn verbondsgeheimen missen”.

Zo lezen we in de berijmde psalm 147.

Bij Babel’s spraakverwarring liet God de volken voor een tijd los en zij vervielen tot heidendom. Hij zette Zijn bijzondere Openbaring voort in de geslachten van de „heilige linie”: na Abel in Seth, in Noach, in Sem, in Abraham, in Izak, in Jacob, in Juda, in David enz. Psalm 78 zingt ervan:

„Doch Jozefs tent liet Hij veracht’lijk varen, In Efraim verkoos Hij geen altaren; Maar Hij had lust in Juda’s stam te wonen, Om daar Zijn macht en heerlijkheid te tonen”. (vs. 34 ber.)

En:

„Held David, die Hij van de schaapskooi nam, Verkoos Hij Zich tot vorst uit Juda’s stam”. (vs. 35)

Was het niet „goedertierenlijk”, dat God de blijde boodschap van de komst van Zijn Zoon in het vlees liet brengen door Zijn profeten aan hen, die schuldverslagen naar die komst uitzagen en verwachtende waren, zoals de Simeon’s en de Anna’s? En in de kerstnacht het feit van die komst liet verkondigen door de engel? Zongen de engelen toen niet van het „welbehagen Gods in mensen”? Neen, niet in de mensen „van goede wille”, zoals Rome verklaart en wat het remonstrantisme leert, maar in zondaren, in goddelozen, in rebellen, in doorbrengers van het „goede” - „En ziet, het was zeer goed”, zo lezen we ir, Genesis 1 bij Gods scheppingswerk!

Zo zond de Heere Zijn apostelen uit met Zijn Woord, „Tot wie Hij wil en wanneer Hij wil.”

Hierin komt ’s Heeren machtige beschikking uit. Hij bepaalt, wie het Evangelie zullen horen en wanneer dat zal zijn. Een duidelijk voorbeeld daarvan zien we bij Paulus op zijn zendingsreizen. De Heilige Geest liet hem niet toe nog in Azië te arbeiden. Te Troas werd hem geopenbaard in dat gezicht van die Macedonische man, dat hij naar Europa moest om het Woord te brengen. En het op merkelijke was toen, dat niet een Europese man het eerst tot bekering kwam, doch een Klein Aziatische vrouw, Lydia, de purper verkoopster uit de stad Thyatire. Ja, „Heilig zijn, o God, Uw wegen: niemand spreek’ Uw hoogheid tegen”. (Psalm 77:8)

Geldt dat ook niet van de beroeping en zending van Gods knechten, hetzij naar een eerste gemeente of later naar een andere? Zegt Hij niet tot deze: Ga, en hij gaat, en tot de andere: Kom, en hij komt”?

Was het ook geen Goddelijke beschikking, dat het Evangelie van Gods genade in onze landen is gekomen, toen onze vaderen de zon, maan en sterren aanbaden, dus heidenen waren, terwijl Hij zoveel andere en grotere landen voorbijging? Ja, dat zelfs het grote werk der Reformatie van 1517 hier ook mocht doordringen, zodat het licht van de zuivere verkondiging van het Evangelie helder doorbrak.

Maar hoè heeft ons volk die bijzondere beweldadiging beantword? Ontstelend groot is de afval van de God der vaderen, van Zijn Woord en dienst! We schrijven hier af, wat we lazen in „De Wekker” van 21 Juli:

EUROPA LIGT GEESTELIJK OP STERVEN

„Terwijl in Afrika de mensen die het Woord van God willen horen nauwelijks plaats kunnen krijgen in de kerken, staan de dure kerken van Europa vrijwel leeg. Europa, dat in de afgelopen tientallen jaren grote delen van de wereld benaderde met het evangelie, ligt nu als enig kontinent geestelijk op sterven”, aldus de sekretaris-generaal van het Lausanne-comité voor wereldevangelisatie, de uit Nairobi afkomstige Gottfried Osei-Mansah, tijdens een bijeenkomst in Zwitserland. Volgens hem is de opdracht van Christus, om het evangelie aan iedereen te verkondigen nog niet vervuld; „700 miljoen Mohammedanen, 600 miljoen Hindoes en 800 miljoen Chinezen weten nog niets van Christus, de redder van de wereld”.

Als bijzondere uitdaging voor de christenen noemde Osei-Mensah de toenemende zendingsaktiviteiten van de Moslims. Het is hun doel om heel Europa voor de Islam te winnen.

En hoe staan wij tegenover het voorrecht, dat naar ’s Heeren voorzienig bestel iedere Zondag en iedere dag Zijn Woord ook tot óns komt?

Iedere zondag.

Is het u wel eens een wonder geworden, dat u onder de verkondiging van dat Woord moogt verkeren? Zijn we beter of waardiger dan anderen, die er nooit van horen en bovendien, wanneer we nog onder een zuivere bediening mogen opgaan naar Gods huis? Of is dat maar heel gewoon, alsof het zo hoort? 0, die farizeërs-houding: „Ik dank U, dat ik niet ben gelijk de andere mensen, of ook gelijk deze tollenaar”.

Het is zeer zeker een groot voorrecht te mogen opgaan onder de verkondiging van het Evangelie, want de Heere gaf die verkondiging als een middel: ,,Door wier dienst de mensen geroepen worden tot bekering en het geloof in Christus, de Gekruisigde”, zo lezen we in artikel 3.

Maar dit gezegende middel moet worden TOEGEPAST aan ons hart, zoals er ook staat: „En opdat de mensen tot het geloof worden gebracht”.

Dan wordt het wonder zo onuitsprekelijk groot: „Ik ben gevonden van hen,die naar Mij niet vraagden, Ik ben gevonden van degenen, die Mij niet zochten”. (Jes. 65:1)

E.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 september 1978

Bewaar het pand | 6 Pagina's

DORDTSE LEERREGELS. (VII)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 september 1978

Bewaar het pand | 6 Pagina's