Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE DORDTSE LEERREGELS 12e les

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE DORDTSE LEERREGELS 12e les

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoofdstuk I, artl. 6 (vervolg)

Zoals wij hebben besproken, wijzen de Dordtse Leerregels eerst op het Evangelie, waarin God Zijn eeuwige liefde heeft geopenbaard in de zending van Zijn eniggeboren Zoon in de wereld en op de noodzakelijkheid van het geloof, volgens I Joh. 4:9 en Joh. 3:16. (Zie artikel 2).

De artikelen IV en V lieten ons zien de tweeërlei uitwerking van de verkondiging van het Evangelie. Zij, die niet geloven blijven onder de toorn Gods en zij, die geloven, worden van de toorn Gods verlost. Artikel V laat duidelijk uitkomen, dat de oorzaak of schuld van het ongeloof geenszins ligt in God, maar in de mens zelf. In dit verband wijst dit artikel wel duidelijk op de verantwoordelijkheid van de mens en dat niet alleen krachtens zijn schepping, maar ook vanwege het Evangelie, dat hem verkondigd wordt: „Predikt het Evangelie aan alle creaturen. Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden, maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden.” (Luk. 16:15, 16).

Maar ligt het dan aan de mens zelf om tot geloof of tot geloven te komen? O neen. Artikel V verklaart duidelijk, dat het geloof een gave Gods is. Efeze 2:8; Phil. 1:29. En in aansluiting hierop sehrijft artikel VI:

„Dat God sommigen in de tijd met het geloof begiftigt, sommigen niet begiftigt, komt voort uit Zijn eeuwig besluit. Want al Zijn werken zijn Hem van eeuwigheid bekend (Hand. 15:18) en Hij werkt alle dingen naar de raad van Zijn wil (Efeze 1:11).

Zo komen onze leerregels tot het diepste geheimnis van Gods eeuwige verkiezing, berustend op Zijn eeuwig besluit. Dat wil dus zeggen, dat „het geloven in Christus” geen voorwaarde is om verkoren te zijn en ook niet, omdat God van eeuwigheid voorzien heeft, wie er in Hem zullen geloven, gelijk de Remonstranten leren, en dat God die dus zou uitverkoren hebben. Zo maken zij Gods besluit afhankelijk van het geloof. Want zij zien het geloof als een werk van de mens zelf. Zo heeft God ook niet sommigen met geloof begiftigd, omdat zij geschikter of waardiger zouden zijn dan degenen, die Hij nièt met geloof begiftigt. Artikel IX zal dit nader verklaren. We hopen dus later hierop terug te komen D.V.

Het gaat nu over de PRAEDESTINATIE of VOORVERORDINERING, over de VERKIEZING en VERWERPING.

Beide berusten op Gods besluit van eeuwigheid. Bij artikel VII hopen we D.V. nader iets te zeggen over de leer van hen, die de verkiezing zien als een doorgaand besluiten van God, dus niet....af zijn.

De „voorverordinering” is de kern, het hart van al Gods besluiten. Want Gods besluiten gaan over alle dingen, ja, over de kleinste dingen.

Zo ligt dus de VERKIEZING vast in Gods besluit. Zij is onveranderlijk. Daarin ligt de vastigheid van Gods Sion, tot rijke troost voor haar, zoals er staat in het slot van artikel VI.

Naar deze voorverordinering werkt God!

We lezen: „Naar welk besluit Hij de harten der uitverkorenen, hoewel zij hard zijn, genadiglijk vermurwt en buigt om te geloven.”

De harten van de uitverkorenen zijn ook van nature boos, gelijk die van alle mensen. O, welk een nederbuigende genade is het, wanneer Gods Geest die harde harten verbreekt, vermurwt, zoals een steen verbrijzeld wordt tot puin. Is zo ook uw hart, lezer-(es), al klein gemaakt? U bent mogelijk niet een uiterlijke „wereldling” geweest, uitbrekend in het zondekwaad, maar een net, vroom, kerkelijk mens. Op zichzelf is dat nog éen voorrecht door Gods algemene goedheid. Maar dan is evenzeer uw hart zo hard en boos. Waarin komt dit uit? Wel, omdat het juist als een vroom mens u tegen de borst stuit, wanneer Gods Woord ons zegt, dat we nochtans een vijand zijn van God en van onze naaste. En we doen juist zoveel voor Gods Koninkrijk en voor onze naaste!

Wanneer echter Gods Geest het vrome hart verbrijzelt, dan worden al deze vermeende gerechtigheden een „wegwerpelijk kleed”. Nu zegt ons artikel, dat God het harde hart verbrijzelt en buigt....om te geloven! Hoe zit dat?

Bedoelt het artikel te zeggen „om te geloven” dat men een uitverkorenen is? Neen. Zulk een verbrijzeld hart ziet zich juist als verloren voor God liggende, zoals detollenaar in de tempel, die uitriep, slaande op zijn borst, „O God, wees mij zondaar genadig!” De Heilige Geest werkt in de wedergeboorte het BEGINSEL van het zaligmakend geloof in het hart. Vrucht van dit begisel is, dat het hart verbroken wordt, want het is een levend beginsel, dat zich openbaart in een „droefheid naar God, die een onberouwelijke bekering tot zaligheid werkt” (II Kor. 7:10). Dit beginsel van het geloof blijft anderzijds niet staan bij het zien en het belijden van het harde hart. Het openbaart zich ook in een innige behoefte aan verlossing uit de ellendestaat. Zie het bij die tollenaar in de tempel. Een eigenschap van dit beginsel des geloofs is dan ook, dat het zich gaat richten op het Voorwerp van het geloof en dat is de Drieënige God in Christus,Die Zich in Zijn Woord geopenbaard heeft. In dat Woord wordt voor de ontdekte zondaar de weg der zaligheid voorgesteld en ontsloten door de toepassende werking van de Heilige Geest. En diè Geest is het, die het geloof ook versterkt, opdat het vaak bestreden hart zal komen tot een „opwassen in de genade en kennis van Christus” naar II Petr. 3:18.

We menen, dat dus het „om te geloven” heenwijst naar wat de Heidelbergse Katechismus in Zondag 7 vraagt: „Wat is dan een christen nodig te geloven? Dan luidt het antwoord: „Al wat ons in het Evangelie beloofd wordt, hetwelk ons de artikelen van ons algemeen en ongetwijfeld Christelijk geloof in een hoofdsom leren.”

In de derde plaats zien wij in de voorverordinering Gods barmhartigheid en rechtvaardigheid geopenbaard, zoals artikel IV beschrijft.

Wat komt deze omschrijving duidelijk overeen met wat we lezen in artikel XVI van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, namelijk:

„Wij geloven, dat het gehele geslacht van Adam, door de zonde van de eerste mens in verderfenis en ondergang zijnde, God Zichzelf zodanig heeft bewezen als Hij is, te weten: barmhartig en rechtvaardig. Barmhartig, doordien Hij uit deze verderfenis trekt en verlost degenen, die Hij in Zijn eeuwige, onveranderlijke raad uitverkoren heeft in Jezus Christus, onze Heere, zonder enige aanmerking hunner werken. Rechtvaardig, doordien Hij de anderen laat in hun val en verderf, waarin zij zichzelf geworpen hebben.”

De Voorverordinering omvat dus de verkiezing en de verwerping. In dit Gods-besluit zijn beide begrepen, als namelijk een PERSOONLIJKE verkiezing en een PERSOONLIJKE verwerping en wel als gevolg van de verkiezing der uitverkorenen, zoals het artikel verklaart: „Maar degenen, die niet uitverkoren zijn, naar Zijn rechtvaardig oordeel in hun boosheid en hardheid laat.” De verkiezing geldt dus de NIEUWE VERKOREN MENSHEID, het lichaam van Christus, waarvan Hij het Hoofd is. De verwerping gaat over al degenen, die dus nièt geloven. Zij vormen geen eenheid. Zij zijn de losse takken, die wel aan de Wijnstok Christus „uiterlijk” verbonden waren, maar niet in levensgemeenschao met Hem stonden en dus geen vrucht uit Christus droegen. Diè worden afgehouwen en in het vuur geworpen. Ontroerende gedachte! Zij zullen in de hel allen tègen elkaar zijn en God en hun naaste eeuwig haten. Over hen zal eeuwig branden Gods rechtvaardig oordeel.

Daartegenover: eeuwige onpeilbare verkiezende liefde en barmhartigheid Gods! Dat God dezulken verkoren heeft en zaligt, die evenzeer dat rechtvaardig oordeel Gods verdiend hebben. O, eeuwig wonder! IN diè mensen een welbehagen.

Is deze leer der verkiezing voor velen tot grote ergenis, ja, vrezende harten er zulk een strijd over kunnen hebben, uiteindelijk zal dit geheimnisvolle stuk „alzo de heilige en Godvrezende zielen onuitsprekelijke troost geven.”

E.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 januari 1979

Bewaar het pand | 6 Pagina's

DE DORDTSE LEERREGELS 12e les

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 januari 1979

Bewaar het pand | 6 Pagina's