Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Maar vergadert u schatten in de hemel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Maar vergadert u schatten in de hemel

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Matth. 6:19-21.

De Heere Jezus kent ons en weet, dat wij van nature met al onze godsdienst wereldse mensen zijn, die de schatten van deze wereld zoeken, als het voornaamste zijnde om echt gelukkig te worden. En dat, door het niet te beseffen hoe ongelukkig wij wel door de zonde geworden zijn. Het wordt van nature niet beweend, dat wij ons uit Gods zoete gunst en zalige gemeenschap kwamen zondigen. Door het ingaan in de eeuwige heerlijkheid prijs te geven, is de mens zijn geluk gaan zoeken in de schatten van deze wereld, om, was het mogelijk, de leegte der ongerechtigheid daarmee te vullen. Terwijl de mot en de roest ze verderft en wat er dan nog van overblijft, kunnen de dieven doorgraven en stelen. Maar desniettemin stelt de mens in de dwaasheid van zijn ongerechtigheid zijn verwachting voor de toekomst, in het genot van de schatten der aarde. Terwijl zijn ziel door de leegte van het stof der aarde niet is te bevredigen, want haar volheid was in God en in het deelachtig worden van de eeuwige heerlijkheid. En dat niet alleen, daar de tijd, die hem geschonken in zijn bestaan hier op deze wereld hem geschonken wordt door de genade van de Heere Jezus Christus. Waartoe het verbond der genade met hem is opgericht in de openbaring van Jezus Christus, de Middelaar van dat verbond. En Adam zijn vrouw kwam te begroeten, als moeder aller levenden. Zodat de tijd der genade ons niet wordt geschonken om aarase, doch om geestelijke en eeuwige schatten te vergaderen. Wat eerst versmaad werd in het eten van de verboden boom, wordt nu versmaad in het verachten van de Heere Jezus Christus. En zo breekt de mens door alles heen, door in het handhaven van zichzelf, te kiezen, wat hem een eeuwige teleurstelling zal baren. en toch laat Hij de mensen in de dwaasheid van al zijn ongerechtigheid niet los. Want Hij is tot ons gekomen in dienst van Zijn God en Vader en geklommen op een berg, om ons te verkondigen, wat tot onze eeuwige zaligheid dient. Want Hij heeft het oordeel van de dwaasheid der ongerechtigheid voor Zijn rekening genomen, om door Zijn gehoorzaamheid de schatten der genade te verwerven en voor ons uit te stallen, om die naarstig te zoeken en te vergaderen in afhankelijkheid van Zijn genade.

En op de vraag: Maar welke schatten zijn dat dan ? heeft Hij zelf het antwoord gegeven. Want door ons eerst te onderwiizen in de dwaasheid van onze ongerechtigheid, komt Hij ons daarin ernstig en waarachtig een beslissend halt toe roepen, om er niet langer in voort te leven, daar we er voor eeuwig bedrogen mee uit zullen komen. En alleen vanuit Zijn ontfermende liefde is het mogelijk tot bezinning te komen, om Zijn vermaning ernstig en biddend ter harte te nemen, aaar Hij uit kracht van Zijn Goddelijke zending recht heeft op ons hart en leven. Waarvan Hij ons door Zijn Woord in onze conscience overtuigt, dat het recht en redelijk is, naar Hem te luisteren. Want de honger van onze ziel naar verzadiging is niet te verkrijgen door al de schatten van deze wereld. En bovendien, de schatten die de Heere Jezus ons aanwijsten aanprijst, zijn in het „zalig zijn.” Want „Hij is Christus, de Zaligmaker der wereld.” Het is door Zijn komst in het hart door de vernieuwing des gemoeds en de verbreking van de kracht der zonde, dat de wet der liefde geschreven wordt in het hart, om de wil des Heeren te doen.

Want als de Heere Jezus zegt: „Maar vergadert u schatten in de hemel, waar ze noch mot, noch roest verderft en waar de dieven niet doorgraven noch stelen,” dan eist Hij u op. Daar Hij als de Zaligmaker der wereld u niet over heeft voor de eeuwige rampzaligheid. En daar zal dus niet gezegd kunnen worden in de dag des gerichts, dat Hij onze Zaligmaker niet wilde zijn. Want het wordt ons betuigd, dat we aan Zijn linkerhand zullen gesteld worden, omdat we niet gewild hebben, dat Hij Koning over ons zou zijn. „Doch deze Mijn vijanden, die niet gewild hebben, dat Ik over hen Koning zoude zijn, brengt ze hier en slaat ze voor Mii dood.” En tot enige verontschuldiging zal dan van het niet kunnen niet gesproken worden, maar het wordt door de mond des Heeren vastgesteld, dat het was een niet willen, dat Hij Koning over hen zij, om zelf heer en meester te blijven. En deze grote verantwoordelijkheid bindt de Heere door het Woord des Geestes ons op het hart, om er door gedreven te worden tot de troon der genade. En de schatten die vergaderd moeten worden zijn aanwezig in Christus en al Zijn weldaden. Want als ons gevraagd wordt; „Worden dan alle mensen wederom door Christus zalig, gelijk zij door Adam zijn verdoemd geworden ?” wordt ons duidelijk geantwoord; „Neen zij, maar alleen degenen die Hem door een oprecht geloof worden ingelijfd en al Zijn weldaden aannemen.” En daartoe wordt ons in het Woord des Geestes Christus met al Zijn weldaden ernstig aangeprezen’, om Hem in afhankelijkheid van de dierbare werkingen van de Heilige Geest, biddend te zoeken.

En dat, om Hem en al Zijn weldaden aan te mogen nemen in het geloof, dat door de liefde werkt.

Het is door de inlijving in Christus, onder de bearbeiding van Zijn Geest, dat het dode zondaarshart het nieuwe leven der genade deelachtig wordt. En dat is Zijn wederbarende genade, waaruit de onberouwelijke keus, de Heere ootmoedig te vrezen, opkomt in nieuwigheid des levens. Om voor de Heere te mogen leven, daar Hij het waardig is gediend, geliefd en gevreesd te worden. Zodat zij het mogen ervaren, dat de dienst des Heeren een zalige dienst is. Het wordt een leven met de Heere in gebondenheid aan de troon der genade, en dat door de onderwijzingen van de Geest uit Gods dierbaar Woord. Waarvan de Moabitische Ruth een duidelijk bewijs is. Het hart heeft een schat gevonden in de hemel, in Gods zoete gunst en zalige gemeenschap, die zij mogen proeven en smaken van Zijn goedertierenheid.

Maar daarmee zijn zij niet klaar en te meer daar zij met smart en droefheid vervuld zijn over het kwaad dat werd bedreven tegen de Heere, daar zij Hem hartelijk lief mochten krijgen. En Ruth was met haar keus wel hartelijk aan de Heere verbonden, maar toch nog met al de liefde die Boaz haar bewees, zei zij vragend: „Waarom heb ik genade gevonden in uw ogen daar ik een vreemde ben ?” En zo is het in het hart van de levenden, daar de waarachtige bekering tot God hen dierbaar wordt. En dat komt op uit de inlijving in Christus, al zou het hen nog niet recht duidelijk zijn. En die waarachtige bekering is als een schat van Zijn genade in Hem. Want Hij heeft in het dragen van de straf, de daad der zonde beweend, want zijn ziel was geheel bedroefd tot de dood toe. Want de zonde die wij met geheel onze ziel bedreven hebben, heeft Hij met Zijn ganse ziel borgtochtelijk beweend. Het is dan door Hem een hartelijk leedwezen, dat wij God door onze zonden vertoornd hebben. Want zij hebben de wet die hen veroordeelde tot de dood, hartelijk lief, uit liefde tot Gods rechtvaardigheid. En op de weg van ootmoedig buigen voor de majesteit van Gods rechtvaardigheid, wordt bij het licht der Schrift de lijdende Borg hen dierbaar en onmisbaar. Wat hen de waarachtige bekering doet waarderen als een geschenk dat van boven is in de bediening van Christus.

En in de troon van Gods goedertierenheid is Hij een Voorspraak bij de Vader. Het is door Hem, dat het hart Gods vergevende liefde krijgt te smaken, daar zij op grond van recht en gerechtigheid van de straf der zonde bevrijd mochten worden. Zodat het hart vrede en blijdschap magsmaken in de Heere. Een vrede die alle verstand te boven gaat, daar het hart in die innerlijke beleving er kennis van kan bekomen. Een schat die in de hemel bewaard wordt, om er met steeds meer klaarheid uit vertroost te worden. Maar hun is ook bereid in de Heere Jezus Christus, de Rechtvaardige, het recht ten eeuwige leven door Zijn dadelijke gehoorzaamheid. Want hij is opgewekt om onze rechtvaardigmaking. En dat is de onuitsprekelijke schat van het recht ten eeuwige leven. Opdat zij het bij het licht van de Geest zouden verstaan: „Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem voor de grondlegging der wereld, opdat wij zouden heilig en onberispelijk zijn voor Hem in de liefde.” En dat is onzerzijds de bron van zoete en zalige vertroosting, daar zij mogen weten dat hun naam staat geschreven in het Boek des levens.

Maar anderzijds worden zij er ook door geplaatst in hun diepe armoede, daar zij steeds meer tot de ontdekking komen er nog maar een klein beginsel van te hebben in hun hart en leven. Maar in die beleving krijgen zij tot roem van Gods genade, hun heiligmaking in de Heere. „Maar onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten.”

„Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.”

Soest.          R. Kok

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 november 1979

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Maar vergadert u schatten in de hemel

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 november 1979

Bewaar het pand | 6 Pagina's