Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Dordtse Leerregels Les 28

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Dordtse Leerregels Les 28

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoofdstuk I, artikel 18.

We lezen hier:

„Tegen degenen, die over deze genade der onverdiende verkiezing en gestrengheid der rechtvaardige verwerping murmureren, stellen wij deze uitspraak des apostels: „O mens, wie zijt gij, die tegen God antwoordt ? (Rom. IX:20) en deze van onze Zaligmaker: „Is het Mij niet geoorloofd te doen met het Mijne, wat Ik wil ?” (Matth. 20:15).

Wij daarentegen, deze verborgenheden met een godvruchtige eerbiedigheid aanbiddende, roepen uit met de apostel: „O diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennisse Gods. Hoe ondoorzoekelijk zijn Zijn oordelen en onnaspeurlijk Zijn wegen. Want wie heeft de zin des Heeren gekend ? Of wie is Zijn raadsman geweest ? Of wie heeft Hem eerst gegeven en het zal Hem weder vergolden worden ? Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen; Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen”. (Rom. XI:33–36).”

Telkens blijkt weer in de behandeling van onze belijdenisgeschriften en zo ook van de Dordtse leerregels, hoe men door de eeuwen heen de vijandschap heeft geopenbaard tegen de leer van Gods Woord over de praedestinatie, de vrijmachtige verkiezing en de rechtvaardige verwerping als in Gods eeuwige onveranderlijke besluiten vastgelegd.

Dit is al duidelijk gebleken bij Kain, wiens aangezicht verviel, toen de Heere Abel en zijn offer aanzag, maar Kain en zijn offer niet, met het gevolg, dat Kain Abel doodsloeg. Zo openbaarde zich de vijandschap tegen de vrije genade Gods in de zaliging van zondaren bij Ismaël, bij Israël en in de Nieuw-Testamentische bedeling bij de Farizeën en Schriftgeleerden. Sterk heeft Paulus de leer van de vrije genade Gods verdedigd tegenover de dwaalleraars, die de gemeenten aanzetten tot een wettische onderhouding van de wet en dat de heidenen, die tot de Heere bekeerd werden, zich moesten laten besnijden. De brieven van Paulus getuigen duidelijk daarvan en na de apostelen zien we diezelfde vijandschap bij Pelagius en in de Middeleeuwen bij de Roomse kerk uitkomen, terwijl zij na de Reformatie van 1517 opnieuw de kop opstak bij de remonstranten. Zeer veel licht hebben onze Dordtse vaderen gekregen om hun dwalingen te onderkennen. Want hoe bedektelijk hebben zij die zoeken in te voeren. Wat deden zij zich z.g.n. rechtzinnig voor.

Nu waren het niet alleen de remonstranten, die „over deze genade der onverdiende verkiezing en gestrengheid der rechtvaardige verwerping murmureerden.” O neen ! De vijandschap tegen Gods vrijmachtige genade zit in ieders hart van nature. Hebt u, lezer(-es), haar al ontdekt ? Zij openbaart zich op verschillende manieren. In onverschilligheid. Men wil God ter verantwoording roepen. Men vindt God onrechtvaardig en onbarmhartig ten opzichte van het besluit der „verwerping” om zovelen in hun zonde en verderf te laten. Zij vinden dat een „vreselijk” besluit. Ook wordt de leer der verkiezing en verwerping gebruikt als een motief voor eigen onbekeerlijkheid.

Velen maken misbruik van de leer der verkiezing door een beroep te doen op de VERBORGEN Wil Gods en vragen niet naar Gods GEOPENBAARDE wil, (de wil des „besluits” en de wil des „bevels”). Zijn er dan in God twee willen ? Neen. Maar Gods éne wil heeft twee zijden: een verborgen zijde (Gods besluit) en een geopenbaarde zijde (in Zijn Woord) Zie Deut.29:29.

Welnu, zo wil men indringen in Gods verborgen wil, daarachter zich verschuilen en zijn onmacht bedekken, ja, al zo.... God de schuld ervan geven, dat men zèlf niets kan, namelijk zich bekeren ! Rustig leeft men zo op de eeuwigheid aan.

Ernstig heeft Paulus zulke mensen hierop gewezen. Hij wijst hen op de bezwaren, die zij tegen de praedestinatie hebben. In Romeinen 9 vers 19 zegt hij: „Gij zult dan tot mij zeggen: Wat klaagt Hij dan nog ? Want wie heeft Zijn wil wederstaan ?” Paulus wil hiermee hun bedoeling in ’t licht stellen, als zouden zij zeggen: Hoe kan God nog klagen, dat er mensen zijn, die Hem niet vrezen. Dat spreekt toch vanzelf! Want wie heeft Zijn wil wederstaan ?

Zo wordt God op lasterlijke wijze tot een Auteur van de zonde gemaakt, hetzij op grove of meer verfijnde manier.

Och, dat we toch niet met het verstand zoeken in te dringen in de verborgen zijde van Gods wil aangaande de vrijmachtige verkiezing tot zaligheid. Maar dat we acht zouden geven op HET WOORD DES HEEREN, als Zijn geopenbaarde wil, om door dat Woord onderwezen te worden in de weg der zaligheid en door de toepassende werking van de Heilige Geest deel krijgen aan de kentekenen der verkiezing, namelijk: aan de DROEFHEID naar God; aan honger en dorst naar Christus en lust tot heiligmaking.

In die weg zal Gods Geest door het geloof ook brengen tot de TROOST der verkiezing en doen inleven „de genade van de ONVERDIENDE verkiezing en de gestrengheid der rechtvaardige verwerping”, zoals we lezen in dit artikel 18. Ja, ONVERDIENDE verkiezing! Want de verkorenen waren niet beter dan de anderen, maar èven verdorven en schuldig, ja, verdoemelijk. En dat leren zij ook verstaan en billijken, wanneer zij dit zien in de weg der ontdekking. Zo worden zij werkzaam gemaakt aan de Troon der genade. Zo leren zij ook hun verkiezing vastmaken en wel door het geloof, dat de Heilige Geest in het hart werkt door het Evangelie en het versterkt door Woord en sacrament.

Dan wordt verstaan en ervaren, dat de GROND der verkiezing niet ligt in henzelf, zelfs niet in hun gelovig werkzaam zijn (hoe noodzakelijk het geloof ook is als middel), maar alleen IN CHRISTUS als de verdienende oorzaak der zaligheid.

Wanneer nu de Heilige Geest brengt tot de kennis van Christus en tot de zekerheid van het heil in Hem, dan leidt dit tot stille verwondering en aanbidding tot ’t:


„Door U, door U alleen, om ’t eeuwig
welbehagen !”


Ja, dan doet de Heilige Geest de troost kennen van wat de Heere door de profeet Jeremia deed optekenen:

„Ja, Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde, daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid”.

Dan roept men met Paulus uit:

„O diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennis Gods, hoe ondoorzoekelijk zijn Zijn oordelen en onnaspeurlijk Zijn wegen ! Want wie heeft de zin des Heeren gekend ? Of wie is Zijn raadsman geweest ? Of wie heeft Hem eerst gegeven en het zal Hem weder vergolden worden ?”

God is dus met niemand te rade gegaan in Zijn besluiten en bij de uitvoering Zijner besluiten. God was en is niemand iets schuldig, doordien God eerst iets van hem zou ontvangen hebben en nu terug moest geven ! „Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen; Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen !”

Driebergen

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 december 1979

Bewaar het pand | 6 Pagina's

De Dordtse Leerregels Les 28

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 december 1979

Bewaar het pand | 6 Pagina's