Aldus betaamt ons !

In de woestijn van Juda, vlak bij de Jordaan, trad Johannes op. Als een koninklijke heraut was hij van God gezonden om heen te gaan voor het aangezicht van de Messias. Als boetgezant trad hij op in de kracht en mogendheid des Heeren. Vlijmscherp waren zijn woorden. In vlammende bewoordingen klonk zijn oordeelsboodschap. Maar zijn taak was hiermede ten einde. Naast het doorgeven van de boodschap Gods werd hij ook geroepen om te dopen. De doop der bekering tot vergeving der zonden. Zijn arbeid bleef niet ongezegend. Velen kwamen tot boete en berouw. Belijdende hun zonden. Door Johannes werden alle boetvaardigen gedoopt. Toen Johannes doopte kwam Jezus tot hem. Hij kwam tot hem om Zich door hem te laten dopen. Johannes is echter niet bereid om aan Jezus’ verzoek te voldoen. Hij weigerde Hem de doop. „Niet ik moet U dopen, maar Gij moet mij dopen”. Johannes kent zichzelf als zondaar. In het licht van Christus’ gerechtigheid zag hij zijn eigen ongerechtigheid. Noodzakelijk was voor hem de vergeving der zonden. De begeerte daartoe was goed, echter nu moest hij overgaan tot het dopen van Jezus.

Vandaar dat Jezus tot hem sprak: „Laat nu - dat is heden - af”. Wat Ik heden u verzoek moet geschieden. „Want aldus betaamt ons alle gerechtigheid te vervullen”. Wat Ik heden aan u vraag, Johannes, is de eis Gods. Het is Gods wil. Ik moet door u gedoopt worden.

Het was nodig om alle gerechtigheid te vervullen. Gedoopt werden door Johannes allen die zich kenden als zondaar voor God. Nu stond heden voor Johannes de zondaar. Hij was de zondaar in Gods ogen. God had Hem tot zonde gemaakt. Naar het heilig recht van God moet Hij afdalen in de Jordaan. In het water van de Jordaan ondergaan. De wet van God eist dit. Die wet eist Zijn dood. Zijn voldoening aan de wet. Jezus is hiertoe bereid. Openbaar komt zijn plaatsbekledend, Zijn schuldovernemend en schuldverzoenend werk. Hier bij en in de Jordaan wordt waar: „Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood moet sterven”. Welk een liefde. Aanbiddenswaardige liefde. Johannes gehoorzaamt. Hij buigt voor de eis, de wil des Heeren. En Jezus daalt af in de Jordaan. Hij gaat in het watergraf van het Goddelijk gericht. De zonde, bedreven tegen God, vraagt om het Goddelijk doodvonnis. De wet eist dat allen, die gezondigd hebben, zullen sterven. Sterven de eeuwige dood. Dit wordt verstaan door allen die kennis van de wet ontvangen. Men leert ook buigen voor de eis der wet. Men wordt het eens met de eis en het vonnis der wet. Uit het hart rijst een vraag. Het is een zielevraag. „Is er enig middel waardoor ik deze welverdiende straf kan ontgaan en wederom tot genade kan komen ?” God wil echter dat aan Zijn gerechtigheid genoeg geschiede. Er moet voor de zonde worden betaald. Er moet volkomenlijk betaald worden. Nu kan dit ook geschieden door een ander. Verstaan wordt dat zelfvoldoening uitgesloten is. maar nu is er een Borg. Nu is er de Borg. De Borg, die voortgekomen is uit het welbehagen Gods. Die Borg is Gods eigen Zoon. Die Borg werd geboren in de kribbe van Bethlehem. Die Borg daalt nu af in de Jordaan. Hij gaat het watergraf van het Goddelijk gericht in. Beladen met zonde en schuld daalt Hij in de Jordaan af in het watergraf. En de wateren sluiten zich bovenHem. Al Gods golven, al Zijn baren gaan over Hem heen.

Naar het recht Gods gaat Hij geheel onder. Maar naar datzelfde recht Gods klimt Hij er weer uit op. Hij komt als de Levende tevoorschijn uit het water. Hij komt uit de diepte op als de Verzoener. Alle gerechtigheid is door Hem aangebracht. Aan Zijn werk behoeft niets meer toegevoegd te worden. Het is een volkomen werk. Zijn Borgwerk is Gode welbehagelijk.

Dit wordt verstaan en ervaren door allen, die hun eigen doodvonnis gaan ondertekenen. Door allen die in zichzelf geen leven meer ontdekken. Die geen enkele grond meer in zichzelf over hebben. Die belijden moeten een verloren zondaar te zijn. Nu is leven voor hen, Leven, wat de ondergaande Borg verdiend heeft. Leven met God. Het leven der bekering. De afsterving van de oude mens en de opstanding van de nieuwe. Kennend een hartelijk leedwezen, dat men God door eigen zonden vertoornd heeft en die hoe langer hoe meer haten en vlieden, maar ook de hartelijke vreugde in God door Christus en de lust en de liefde om naar de wil van God in alle goede werken te leven. Dit leven openbaart zich in dode zondaren. Die vrucht heeft Jezus verdiend door Zijn doop. Onze doop verklaart ons dat dit leven noodzakelijk is, maar ook mogelijk is. Dat leven schenke de Heere u. Dat leven worde begeerd. Het is mogelijk, want Jezus is gedoopt. Wie opgestaan is tot dit nieuwe leven, leve dagelijks uit en door Hem. Men overdenke Zijn daad. Zijn heilsdaad. Hij moest ingaan naar Gods heilig recht in de Jordaan en Hij wilde ook ingaan, opdat men zou leven, leven door Hem alleen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen