Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE DORDTSE LEERREGELS Les 54.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE DORDTSE LEERREGELS Les 54.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Artikel XII.

We lezen:

„En dit is die wedergeboorte, die vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking van de doden en levendmaking, waarvan zo heerlijk in de Schrift gesproken wordt, dewelke God zonder ons in ons werkt. En deze wordt in ons niet teweeggebracht door middel van de uiterlijke prediking alleen, noch door aanrading, of zulke manier van werking, dat, wanneer God nu Zijn werk volbracht heeft, het alsdan nog in de macht des mensen zou staan wedergeboren te worden, of niet wedergeboren te worden, bekeerd te worden of niet bekeerd te worden. Maar het is een gans bovennatuurlijke, een zeer krachtige en tegelijk zeer zoete, wonderbare, verborgene en onuitsprekelijke werking, dewelke, naar getuigenis der Schrift (die van de Auteur van deze werking is ingegeven) in haar kracht niet minder noch geringer is dan de schepping of de opwekking der doden; alzo dat al diegenen, in wier harten God op deze wonderbaarlijke wijze werkt, zekerlijk, onfeilbaar en krachtiglijk wedergeboren worden, en daadwerkelijk geloven. En alsdan wordt de wil, zijwde nu vernieuwd niet alleen van God gedreven en bewogen, maar van God bewogen zijnde werkt hij ook zelf. Waarom ook terecht wordt gezegd, dat de mens, door de genade, die hij ontvangen heeft, gelooft en zich bekeert.”

Onze Dordtse vaderen, die nu over de WEDERGEBOORTE gaan handelen tegenover de dwaalleer van de Remonstranten, verklaren eerst: wat de wedergeboorte niet is en daarna wat zij wél is volgens de leer der Schrift.

Zij wordt in ons niet teweeggebracht door middel van de uiterlijke prediking alleen, noch door aanrading of zulke manier van werking, zo lezen we.

Dat juist leren de Remonstranten, zoals de „verwerping der dwalingen” (III/IV/7) aangeven. Zij leren dus, dat de bekering geschiedt door „zachte aanrading”, namelijk van de genade. Zij laten de wedergeboorte en de bekering helemaal afhangen van de wil des mensen; ja, al heeft God Zijn werk volbracht (in Christus), dat het alsdan nòg in de macht des mensen zou staan, wedergeboren te worden of nièt wedergeboren te worden, bekeerd te worden of nièt bekeerd te worden. Dan zou de mens hierin zèlf kunnen beslissen.

Volgens de Remonstranten is het zelfs zo, dat men de wedergeboorte kan weerstaan. Want zij zeggen immers, dat het ligt in de „macht des mensen”.

Om een voorbeeld te gebruiken: God geeft de wagen een duw (de z.g.n. „aanrading”) en de mens duwt deze verder.

Welnu ! Daarom zeggen onze vaderen zo kenmerkend: „zonder ons in ons werkt ! De apostel schrijft in Romeinen 9 : 16;

„Zo is het dan niet, desgenen die wil, noch desgenen die loopt, maar des ontfermenden Gods.”

Het machtige werk van de „wedergeboorte” en de „bekering” des mensen is alleen en geheel het werk van Gods almachtige, vrijmachtige genade !

En zij geschiedt dus ook niet door de „uiterlijke prediking” alleen.

Zeker, de Heere maakt Zich vrij van de mens. Nooit zal de mens, die onder het Evangelie mag verkeren, kunnen zeggen: ik heb ’t niet geweten ! Maar nu is tot de bekering noodzakelijk de krachtdadige toepassing van de Heilige Geest ten opzichte van de verkondiging van het Woord des Heeren. Dan wordt de mens innerlijk geroepen, zoals de Heere Jezus eens met grote stem voor de afgewentelde steen van Lazarus’ grafspelonk riep: „Lazarus, kom uit !”

Zie dat ook in die vallei, vol dorre doodsbeenderen, waarin de profeet Ezechiël moest profeteren tot die dorre doodsbeenderen en die levend werden.

„Zonder ons in ons werkt”.

Zo hebben onze vaderen de Remonstrantse dwaalleer krachtig veroordeeld.

Toch is deze dwaalleer niet uitgestorven. Zelfs niet in de kerken van het zuivere reformatorische beginsel.

Het kan vandaag zelfs zo zijn, dat men formeel de zuivere belijdenis der kerk onderschrijft en toch van kansel en katheder rustig het geloof en de zaligheid helemaal in de handen van de mens zelf legt, hetzij verkapt of meer openlijk.

Of, over het werk der wedergeboorte wordt verzwegen, òf men houdt het gedoopt zijn en een uiterlijk christelijke levenswandel, een ijveren voor de dingen van Gods Koninkrijk zonder meer, voor „wedergeboorte” en „bekering”. Dan zegt men: u bent gedoopt, u hebt dus Gods belofte van heil ontvangen, u gaat graag naar de kerk en u doet uw best ook uw naaste erop te wijzen, welnu, dát is een bewijs, dat u wedergeboren, bekeerd bent ! Wanneer je dus de belofte aanneemt, dan houdt toch die belofte ook de wedergeboorte in. Waarom zoudt u daaraan twijfelen !

Zo worden ouderen en jongeren misleid voor de grote eeuwigheid. O, wat ontzettend, wanneer men straks vast denkt in te gaan in het Koninkrijk Gods, maar dan zal staan voor een gesloten deur en horen: Ik heb u nooit gekend ! Daarom zijn de waarlijk bekeerden zo bang voor zelfbedrog en vragen met de dichter van psalm 139:


„Doorgrond m’ en ken mijn hart,
o Heer;
Is ’t geen ik denk niet tot Uw eer ?
Beproef m’ en zie, of mijn gemoed
Iets kwaads, iets onbehoorlijks voed’;
En doe mij toch met vaste schreden
De weg der zaligheid betreden.”


Het is zulk een gevaarlijke tijd, die we beleven op godsdienstig en kerkelijk gebied. Velen en vooral jonge mensen, maar ook ouderen laten zich misleiden. Voor hoevelen is „wedergeboorte” en „bekering” een ouderwets begrip geworden. Men kent eenvoudig onze kostelijke belijdenisgeschriften niet meer. Er is niet de minste belangstelling voor die eens te lezen of te bestuderen.

En wanneer men dan ook niet meer met ernst en liefde wordt gewezen op de noodzakelijkheid van de „waarachtige bekering”, ach, wat zal de uitkomst dan vreselijk zijn ! We lezen in Hosea 4 : 6: „Mijn volk is uitgeroeid, omdat het zonder kennis is.” En: „Dewijl gij de kennis verworpen hebt, heb Ik u ook verworpen, dat gij Mij het priesterambt niet zult bedienen; dewijl gij de wet uws Gods vergeten hebt, zal Ik ook uw kinderen vergeten.”

Ook sprak de Heere tot Zijn volk Israël:

„Een os kent zijn bezitter en een ezel de kribbe zijns heren; maar Israël heeft geen kennis, Mijn volk verstaat niet.” (Jesaja 1:3).

Welnu, letten we op hetgeen onze Dordtse leerregels schrijven in dit artikel: „En dit is die wedergeboorte, die vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking van de doden, en levendmaking, waarvan zo heerlijk in de Schrift gesproken wordt.”

Opmerkelijke benamingen voor het werk der wedergeboorte.

„Het is die wedergeboorte”. Dat is het „van boven geboren worden”, uit God. De Heere Jezus heeft Nikodemus haar verklaard als een „opnieuw geboren worden”.

Petrus schrijft in zijn algemene zendbrief, hoofdstuk 1 vers 3:

„Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren”.

Gods herscheppende almacht brengt tot een nieuw leven. God Zelf verwekt dat. Alle voorstelling van eigen medewerking of voorafgaande werking van ’s mensen kant is volstrekt uitgesloten, zo lezen we in „Bottenburg’s Kommentaar” bij de verklaring van I Petrus 1 : 3.

Het is „die vernieuwing”.

Deze benaming wijst heen naar II Korinthe 5 :17, waar de apostel schrijft: „Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, zie, het is alles nieuw geworden.”

O gel. lezer(es) ! Kan dat ook van ù gezegd worden ?

En verder:

„En dit is.............„nieuwe schepping”.

Natuurlijk bedoelt de apostel hiermee niet te zeggen, dat God opnieuw hier Zijn scheppingswerk voortzet zoals bij de aanvang dezer aarde. Dat kàn niet, want dan zou dit een bewijs zijn, dat God’s eerste scheppingswerk niet goed zou zijn geweest, terwijl we toch lezen: „En God zal al wat Hij gemaakt had en zie, het was zeer goed.” (Gen. 1:31).

„Nieuwe schepping” wijst hier op de vernieuwende wederbarende kracht van de Heilige Geest tot de verwekking van een nieuw leven. Dit nieuwe leven der genade is er niet in de mens van nature. Hij is dood in de zonden en misdaden. (Efeze 2:1) Wanneer God het „nieuwe leven” in de mens werkt, dan is er ook niets in de mens, dat enigszins daarin meewerkt. In dit opzicht geldt het ook: „Namelijk God, Die de doden levendmaakt, en roept de dingen, die niet zijn,alsof zij waren.” (Rom. 4:17).

„Een nieuwe schepping”. Ja, want dan krijgt een mens bij wijze van spreken: nieuwe ogen, nieuwe oren, nieuwe handen, nieuwe voeten, kortom: een nieuw hart !

De wedergeboorte is alzo „een opwekking van de doden”, zoals er staat. En wat is nu zo heel treffend, wat we in ons artikel lezen ? Het volgende: „Maar het is een gans bovennatuurlijke, een zeer krachtige en tegelijk zeer zoete, wonderbare, verborgen en onuitsprekelijke werking.”

„Zeer zoete” werking.

Neen ! Zij is niet dwingend met geweld, maar als een zachte, neerdalende dauw op het land. Zij geschiedt in alle stilte.

Het wordt wel eens door Gods kind uitgedrukt: ik meende, dat hemel en aarde eerst moesten bewogen worden om bekeerd te worden; maar toen heb ik later mogen verstaan, dat hemel en aarde bewogen zijn geweest op Golgotha.

Die werking geschiedt, zoals we lezen in Zacharia 4 vs. 6: „Dit is het Woord des Heeren tot Zerubbabel, zeggende: Niet door kracht, nog door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden, zegt de Heere der heirscharen.” En in vers 7: „Wie zijt gij, o grote berg ? Voor het aangezicht van Zerubbabel zult gij worden tot een vlak veld.”

Dit alles neemt echter niet weg, dat die werking is een „wonderbare” werking. Zij is niet te begrijpen. Want zij is ook een „verborgen” werking. Zij is niet te begrijpen, te omvatten met ons verstand. Dit lezen we in artikel XIII. Zij is ook een „verborgen” en een „onuitsprekelijke” werking, zoals er staat in artikel XII.

De Heere Jezus vergeleek de wedergeboorte bij de wind ! Hij zei tot Nikodemus: „De wind blaast, waarheen hij wil en gij hoort zijn geluid; maar gij weet niet, vanwaar hij komt en waar hij heengaat; alzo is een iegelijk, die uit de Geest geboren is.” (Joh. 3:8).

O, dat we toch smeken en aanhoudend dat doen, om die kostelijkste werking van de Heilige Geest ! Dat Hij de prediking, die nog tot ons komt, toepasse. Neen, de uiterlijke prediking werkt de wedergeboorte en bekering op zichzelf niet, zoals ons artikel schrijft, maar wèl behaagt het de Heere, die te gebruiken en die te zegenen ! En zij het onze bede:


„Zo doe Hij ook aan mij !”
Voor het eerst en bij vernieuwing.


Dr.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 februari 1981

Bewaar het pand | 4 Pagina's

DE DORDTSE LEERREGELS Les 54.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 februari 1981

Bewaar het pand | 4 Pagina's