Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VOOR DE JEUGD Het Zonnekind 13.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VOOR DE JEUGD Het Zonnekind 13.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Beste jongelui !

Toen Manóah zijn klacht uitstortte voor het aangezicht des HEEREN zal dit wel in het verborgene gebeurd zijn. Hoogstens in aanwezigheid van zijn vrouw. Het is op alle manier geen pronkgebed geweest. Geen gebed om voor de mensen er wat mee te schijnen. Want zulke gebeden zijn er ook. Heel veel zelfs. Men bedoelt dan op een voor de mensen vrome manier alleen maar zichzelf. Zulke gebeden worden dan door mensen gehoord. Die zeggen dan: Wat kan die man mooi bidden. Wat een gebedsgaven heeft die man. Het is om jaloers op te worden. Wanneer die biddende man zo zijn lof hoort bezingen dan is het hem voldoende. Hij wordt door de mensen gehoord en geprezen. Doch het staat te vrezen dat hij door God gevloekt wordt.

Bidden is altijd een tere zaak. We mogen daar wel goed acht op geven, opdat we in ons bidden onszelf niet bedoelen. Want als dat gebeurt wordt het in de hemel niet verhoord. O zeker, het wordt dan in de hemel wel gehoord, doch het wordt dan als schuld bijgeschreven. Het is een gebed, niet van iemand die God bedoelt, maar van een goddeloze. En het gebed van de goddeloze is de HEERE een gruwel.

Dit was het gebed van Manóah niet. „En God verhoorde de stem van Manóah,............” Wat is dit een wonder. Het is echt wel de moeite waard om daar even op door te denken. Want God is in de hemel. Wie zal de afstand meten die de aarde van de hemel scheidt. De hemel is zijn troon en de aarde is de voetbank Zijner voeten. Wie kan de grootheid Gods verhalen ? God is groot en wij begrijpen het niet. Hij wordt in de hemel omringd door duizendmaal tienduizenden van engelen die het altoos uitroepen: Heilig, heilig, heilig is de HEERE der heirscharen en de ganse aarde is van Zijn heerlijkheid vol. Deze heilige God nu, voor Wiens aangezicht de engelen hun aangezichten moeten bedekken, verhoorde Manóah. Hij hoorde niet slechts naar hem, maar Hij verhoorde hem. Hem, dat is die zondige man, dat gevallen Adamskind, want dat was toch Manóah in zichzelf.

Hoe komt in het verhoren van Manóah de neerbuigende goedheid des Heeren openbaar. Hij, Die geen mens nodig heeft, wil toch naar een mens horen, ja Hij wil hem verhoren.

Beseffen jullie ook iets van dat grote wonder ? Dat doen niet diegenen die God niet kennen. Maar diegenen die de HEERE kennen op een bevindelijke wijze, die komen in het wonder terecht, dat de Heere hoort en verhoort. Want dat hebben zij niet verdiend. Want wie is God en wie zijn zij ? Als God met hen zou moeten doen naar hun verdiensten dan verhoorde Hij hen nooit, ja dan zou Hij hen, al was het alleen al om hun harteloos bidden vaak, voor eeuwig van voor Zijn aangezicht moeten wegdoen. Want elke ware bidder kent tijden in zijn leven dat zijn bidden hem aanklaagt, schuldig stelt voor God. Namelijk als het vormelijk en niet gelovig tot de Heere is opgezonden. En hoe menigmaal gebeurt het niet vormelijk terwijl het geloof ontbreekt. En al wat niet uit het geloof is is zonde.

Wie dat weet, omdat hij het Woord van God gelooft, wat ons dit zonder meer zegt, die wordt het een wonder dat de Heere hoort en verhoort. Dit kan dan nooit om de bidder. Doch het kan alleen om die grote Bidder de Heere Jezus Christus. Hij heeft altijd op een Gode welbehagelijke wijze gebeden. Hij is ook altijd door de Vader verhoord geworden. Hij heeft daar zelfs de Vader voor gedankt. Zie Joh. 11 : 41,42. En toch is het ook Hem overkomen dat Hij geen verhoring kreeg. Namelijk toen Hij in het volle oordeel van God was terechtgekomen aan het kruishout op Golgotha. Toen moest Hij het uitroepen: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten ? En toen bleef de hemel dicht. Hij ontving geen ontferming in Zijn verdriet. En daarvoor voldeed Hij aan de schuld die Zijn volk in hun bidden nog maakt. Hij onderging daarin de verdiensten van Zijn volk - geen verhoring - opdat hen verhoring zou kunnen geschieden. Het is dan van God uit, ook altijd een verhoren „om Jezus wil”.

„En God verhoorde de stem van Manóah............” Wat is het rijk als jullie dit ook mogen zeggen: Toen hoorde God.............. Want daar komt het tenslotte op aan. Als God gaat horen, dan worden zelfs de engelen in de hemel er stil van. Wie dat verstaat wordt ook stil van verwondering voor God. Hij hoort naar mij. Hij hoort óók naar mij. Hij verhoort mij ook ! En wie ben ik, dat de HEERE naar mij hoort ? God hoort en verhoort het gebed. Denken jullie daar maar veel over na en vraag maar veel datgene wat de discipelen ook hebben gevraagd: Heere, leer ons bidden, want wij weten niet te bidden gelijk het behoort.

„......en de Engel Gods kwam wederom tot de vrouw”.

Dat klinkt jullie misschien wat wonderlijk in de oren. Je zoudt verwacht hebben dat er zou staan: En toen verscheen de Engel aan Manóah. Maar dat staat er niet. Wonderlijk zijn in dit opzicht ook Gods wegen. Er wordt wel eens gezegd, en dat zie je hier bevestigd: God verhoort wel eens langs een omweg. Dat God Manóah verhoorde heeft Hij hem door zijn vrouw laten weten. Zo kan de Heere het ook nu nog doen. De vrouw kan door het geloof te verstaan gegeven worden, dat de Heere zich met de man bemoeit. Dat kan natuurlijk ook omgekeerd zijn. Ik zou zeggen: Geeft ten deze maar acht op de daden des Heeren. Misschien is het deze of gene niet vreemd, dat God b.v. de vrouw geloof geeft ook voor de man en omgekeerd. Het is een dubbele weldaad als men zo als man en vrouw in de Heere verenigd mag zijn. Als men Gods daden in het eigen leven vanuit Zijn Woord bevestigd mag zien.

„Zij nu zat in het veld, doch haar man Manóah was niet bij haar.”

Dit staat er niet voor niets bij. Het laat ons de vrouw van Manóah zien als een werkende vrouw. Zij bracht haar tijd niet in ledigheid door. Zij heeft in het veld haar bezigheid gehad. Zij zal, gelijk dit toen de regel was, op het land werk hebben verricht, om in hun levensonderhoud te voorzien.

Wat zij precies gedaan heeft, weten we niet. Het staat er niet bij. Doch niets doen was er in het leven van de vrouw van Manóah niet bij. Weest daar van overtuigd. De Heere houdt ook niet van mensen die niets doen. Ik bedoel daar natuurlijk niet mee, diegenen die niets kunnen doen, door ziekte of andere oorzaken. Er zijn er tegenwoordig ook die werkeloos zijn. Dat is een probleem apart.

Ik kan daar hier niet breed over uit wijden. Hoewel als men werkelijk werken wil er al gauw wat te doen is. Men moet dan natuurlijk niet zeggen: dat is mijn werk niet. Je zult dan echt wel eens iets aan moeten pakken waar je misschien helemaal geen zin in hebt. Doe het dan toch maar, want ledigheid is een kwade zaak. Daar is een spreekwoord dat zegt: Ledigheid is des duivels oorkussen.

Als je geen werk hebt, zoek je dan verder te bekwamen in het vak datje geleerd hebt. En als je geen vak geleerd hebt, ga er dan aan beginnen. Doe iets en vraag dan ook niet dadelijk: Wat kan ik er mee verdienen ? Ik begrijp best dat er niet voor niets gewerkt kan worden, hoewel liefdadigheidswerk er altijd wel te vinden is.

Ik ga op dit terrein maar niet verder, want dan komen we te ver van huis.

De vrouw van Manóah nu zat in het veld, doch haar man was niet bij haar. Dat de Engel Gods in het veld naar deze vrouw kwam is ook een wonder. Hij wist waar zij was, en dáár zocht hij haar op.

Weten jullie daar ook van ? De Heere weet altijd waar wij zijn. Ook als wij daar zijn waar we niet behoren te komen. Hij kan ons daar ook vinden. En als Hij ons vindt waar we niet behoren te zijn - jullie begrijpen mij wel - dan ziet het er mijns inziens niet zo best uit. Doch, overigens, waar je ook bent: in het veld, in huis, op kantoor, op school, op je werk, op de straat of waar ook, de Heere komt overal. Je behoeft niet altijd in de kerk te zitten, om een ontmoeting met de Heere te hebben. Hij is aan tijd, noch plaats gebonden. Daar kunnen Gods kinderen van spreken. Kunnen jullie dat ook ? Ik heb een oude vriendin gekend, die een moeitevol leven achter de rug had. Veel wederwaardigheden waren haar deel geweest in het leven. Toen zij alleen was overgebleven, zat zij op haar oude dag achter haar huis, in de zon. Deze streelde met zijn koesterende stralen haar verschrompelde ledematen. Zij was in overdenking en de vraag rees uit haar hart op naar Boven: Heere, ziet U mij nu hier ook nog zitten ? En het antwoord was: De grote Schepper aller dingen, Ziet uit het ongenaakbaar licht Het gans gedrag der stervelingen. Niets is bedekt voor Zijn gezicht enz. enz. De vrouw kreeg er geloof bij en ze had er genoeg aan. God zag ook haar. Wat een wonder ! ! De Heere ziet ook mij. Hij weet waar ik woon. Deze wetenschap geeft weer moed om verder te gaan.

Jullie aller vriend,

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 27 mei 1981

Bewaar het pand | 6 Pagina's

VOOR DE JEUGD Het Zonnekind 13.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 27 mei 1981

Bewaar het pand | 6 Pagina's