Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE DORDTSE LEERREGELS Les 66

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE DORDTSE LEERREGELS Les 66

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

HOOFDSTUK V.

Artikel V en VI.

Het luidt:

„Met zodanige grove zonden vertoornen zij God zeer, vervallen in schuld des doods, bedroeven de Heilige Geest, verbreken voor een tijd de oefening des geloofs, verwonden zwaarlijk hun conscientie en verliezen somwijlen voor een tijd het gevoel der genade; totdat hun, wanneer zij door ernstige boetvaardigheid op de weg wederkeren, het vaderlijk aanschijn ophieuw verschijnt.”

Artikel VI.

Hier lezen we:

„Want God, Die rijk is in barmhartigheid, neemt, naar het onveranderlijk voornemen der verkiezing, de Heilige Geest van de Zijnen, ook zelfs in hun droevig vallen, niet geheel weg en laat hen zóverre niet vervallen, dat zij van de genade der aanneming en van de staat der rechtvaardigmaking uitvallen, of dat zij zondigen ter dood of tegen de Heilige Geest, en, van Hem geheel verlaten zijnde, zichzelf in het eeuwig verderf storten.”

Wat vinden we hier weer een stukje praktische beleving uit het leven der genade van Gods volk. Aanvankelijk wel niet zo mooi van hun zijde, maar toch vol vertroosting, zoals blijkt in de laatste zin van artikel V.

Velen moeten vandaag van zulk een bevinding niets hebben. Foei! „God vertoornen” en dan dat „vervallen in schuld des doods”. Hoe kan dat nu. Gods kinderen zijn toch verzoende mensen, die altijd blij zijn! Ja, dat zou metterdaad zo moeten zijn. Dat zegt ook Gods Woord. We lezen in Philippenzen 4 : 4: „Verblijdt u in de Heere allen tijd. Wederom zeg ik: Verblijd u.”

En dat begèren Gods kinderen ook. Want zij zijn, als ’t goed is, geen vrienden van het antinomianisme, dat redeneert: och, dat doet onze oude natuur: de Heilige Geest bedroeven enz.

Zo is ’t volgens de praktijk van het geestelijk leven, dat Gods volk na ontvangen genade niet meer kan zondigen met volle toegenegenheid. Paulus schrijft in Romeinen 7:13: „Maar ik zie een andere wet in mijn leden, welke strijdt tegen de wet mijns gemoeds en mij gevangen neemt onder de wet der zonde, die in mijn leden is.”

En dàt deed hem uitroepen: „Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?” Maar óók: „Ik dank God door Jezus Christus, onze Heere.” (Vers 24).

Het gaat in dit artikel V over de gevolgen van de zonden der gelovigen na ontvangen genade, namelijk van hun grove zonden.

En dan denken we hierbij aan de zonde van David met Bathseba en van de telling van zijn volk.

Daarover vertoornde God Zich zeer! Hij liet door Nathan hem zeggen: „Nu dan, het zwaard zal van uw huis niet wijken tot in eeuwigheid.”

En bij de telling des volks lezen we: „En de toorn des Heeren voer voort te ontsteken tegen Israël. „O, welk een ontering van de Naam des Heeren! Wat betoonde de Heere Zijn ongenoegen hierover. Nu lezen we ook in het artikel van een „vervallen in de schuld des doods”.

Heeft Christus dan niet betààld de schuld van al Zijn volk? Zeer zeker. Maar het gaat hier over de „dagelijkse verzoekingen”, waarvoor Gods kinderen wel eens geplaatst worden en waarom zij hebben te waken en te bidden, zoals artikel IV daarop wees.

Een tweede ernstig gevolg van grove zonden ten opzichte van God Zelf is, dat de gelovigen de HEILIGE GEEST BEDROEVEN!

Aan de Efeziërs schreef Paulus: „En bedroeft de Heilige Geest Gods niet.” (Efeze 4 : 30).

Daarmede bedoelt de apostel niet de „onvergefelijke” zonde tegen de Heilige Geest, want dit is ’n opzettelijke lastering van de Persoon en het werk van de Heilige Geest. En nu weet ik wel dat Gods kinderen wel eens vreselijk aangevochten worden over deze zonde. Maar een zeer duidelijk bewijs is, dat zij die zonde niet gedaan hebben, wanneer zij daarvoor bevrèesd zijn. Want zij, die wèl deze zonde hebben gedaan, zijn voor elke vrees of angst totaal immuun, ongevoelig, wegens hun volledige verharding.

Maar waarom is het „bedroeven” van de Heilige Geest zo erg?

Neen, de wereld kan die zonde niet bedrijven, wel tegenstaan wat de algemene werking van de Heilige Geest betreft.

Het bedroeven geldt van de bijzondere, de zaligmakende werking van Gods Geest.

Bedroeven wijst op een kinderlijke, op een liefdesbetrekking, zoals een kind zijn ouders kan bedroeven. En juist omdat zij het zo goed menen met hun kind bij hun opvoeding.

Welnu, woont Hij niet in de harten van Gods kinderen? Zijn zij niet tot „kinderen aangenomen” en „erfgenamen Gods” geworden? Adeldom verplicht immers? Ja, doet die lieve Heilige Geest niet alles bij Gods kinderen? Is Hij hen niet „gegeven” van de Vader, in Christus Jezus, uit de eeuwige Zelfbewogenheid des Vaders?

In de tweede plaats is het bedroeven zo erg voor de gelovigen zèlf. O, welke ernstige gevolgen heeft ’t voor hen. Ons artikel wijst op het verbeken van de oefening des geloofs; op het verwonden van de conscientie; op het verliezen soms van de gevoelige genade in hun hart.

Zie, dan zinken die oefeningen van het geloof in en wordt ’t zo donker in hun ziel. O, wat een dorre tijden kan Gods kind dan beleven en hoe schadelijk is dat alles voor het gebedsleven, want dat verflauwt!

’t Bedroeven van de Heilige Geest verwondt voorts de consciëntie. Zij beschuldigt de gelovige; zij maakt onrustig en angstig. David zei in psalm 32: „Toen ik zweeg, werden mijn beenderen verouderd in mijn brullen de ganse dag; want Uw hand was dag en nacht zwaar op mij, mijn sap werd veranderd in zomerdroogten. Selah, dat wil zeggen: sta er eens even heel even nauwkeurig bij stil, mijn ziel! Ja, Gods kinderen zondigen niet goedkoop.

In de derde plaats verliezen Gods kinderen soms het gevoel van genade. Dan gaan zij twijfelen aan hun genade-staat. Vanzelf is de duivel er dan wel bij om hen aan te vechten met ’t: zie je wel, u bent geen kind van God enz. En..........voor u is geen vergeving. Kunnen zij dan toch de genade zelf verliezen, zoals de Remonstranten leren?

O neen! Dan zou heel het genade-werk maar op losse schroeven staan. Nu kan de Heilige Geest wèl Zijn bijzondere werkingen in het leven van Gods volk tijdelijk terughouden, maar Hij wijkt Zelf toch nimmermeer van Zijn kerk. Dat heeft de Heere Jezus Zelf verklaard. Hij sprak tot Zijn bedroefde discipelen in de paaszaal:

„En Ik zal de Vader bidden, en Hij zal u een andere Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid.” (Joh. 14 : 16).

Welnu, is het niet geweldig vertroostend voor ’t bedrukte Sion Gods, dat we in ons artikel van de D.L. over het verliezen van de gevoelige genade lezen: „Somwijlen voor een tijd”. En ook: „Totdat hun, wanneer zij door ernstige boetvaardigheid op de weg wederkeren, het vaderlijk aanschijn opnieuw verschijnt.”

Weet u wat zo groot is? Zij hebben de Heiige Geest bedroefd, zodat Hij Zijn heerlijke werkingen kwam in te houden. Maar.......... „voor een tijd”. Want het is diezelfde Geest, die hèn bedroefd maakt, namelijk over hun zonden en hen brengt tot boetvaardigheid. Dan horen we David belijden in ps. 32:


„’k Bekend’, o Heer’, aan U oprecht
mijn zonden;
’k Verborg geen kwaad, dat in mij werd
gevonden;
Maar ik beleed, na ernstig overleg,
Mijn boze daân; Gij naamt die gunstig
weg.”


Ja, dan maakt de Heere ’t zo heerlijk waar en dat ook geldt van de Heilige Geest:


„Voor een klein ogenblik heb Ik u verlaten, maar met grote ontfermingen zal Ik u vergaderen; in een kleine toorn heb Ik Mijn Aangezicht van u een ogenblik verborgen, maar met eeuwige goedertierenheid zal Ik Mij uwer ontfermen, zegt de Heere, uw Verlosser.” (Jes. 54 : 7 en 8).


Op deze onuitsprekelijke vertroosting wijst ook het artikel VI van de D.L. Want daar belijden onze vaderen, dat de Heere Zélf ervoor zorgt, dat zij niet uit de genade-staat kùnnen uitvallen. Want de Kerk ligt onwrikbaar vast in het ONVERANDERLIJKE VOORNEMEN DER VERKIEZING!

We willen nog even wijzen op het feit, dat de Heilige Geest tot boetvaardigheid brengt.

Hoe kon de Heilige Geest dit doen? Hij was toch door Zijn volk bedroefd? Zeer zeker. Maar nu is dàt het geheim, waardoor Hij Zijn rijke werkingen weer doet ervaren, omdat Hij altijd in gemeenschap met Christus Zijn werk doet. Daarvan sprak Jezus in de paaszaal:


„Die zal Mij verheerlijken; want Hij zal het uit het Mijne nemen en u verkondigen.” (Joh. 16 : 14).


Welnu, dààrom kan Gods volk niet uit de genade-staat vallen, maar weer tot de Heere wederkeren met berouw, door de Heilige Geest bewerkt.

Christus is altijd biddende voor de Zijnen aan de Rechterhand des Vaders.

Zo sprak Jezus tot Petrus bij de voorzegging van diens verloochening: „Maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet ophoude.” (Luk. 22 : 32). En zo is het ook, dat Gods kind „door ernstige boetvaardigheid op de weg mag wederkeren” en „het Vaderlijk aanschijn” opnieuw mag ontmoeten en troostvol beleven:


„Uw Aangezicht, in gunst tot mij
gewend,
Schenkt mij in ’t kort verzadiging van
vreugde;
De lieflijkheên van ’t zalig hemelleven
Zal eeuwiglijk Uw Rechterhand mij
geven.”


O lezer(es)! Is die dierbare Heilige Geest al noodzakelijk voor u geworden? Kent u Zijn rijke werkingen in uw leven, in uw hart?

En gij, die geen vreemdeling zijt van de kostelijke werkingen van die Geest, is ’t ook ùw bede: „En neem Uw Heilige Geest niet van mij!”

Dr.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 oktober 1981

Bewaar het pand | 6 Pagina's

DE DORDTSE LEERREGELS Les 66

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 oktober 1981

Bewaar het pand | 6 Pagina's