Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Om hét Liedboek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Om hét Liedboek

5 Het grote bezwaar

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vorige keer heb ik beloofd naar aanleiding van de brief van deputaten onderzoek kerklied nader iets te schrijven over de bezwaren tegen het standpunt, dat naast de Psalmen en de Schriftberijmingen in de eredienst andere liederen, die niet rechtstreeks aan de Schrift zijn ontleend gezongen kunnen worden. Voor ditmaal gaat het me dan om wat ik zou willen noemen het ”grote” bezwaar. Het is daarbij onvermijdelijk om een en ander te citeren uit ”Eenstemmig” en uit de uitspraken van de Generale Synode van 1980.

In ”Eenstemmig” wordt het bovengenoemde standpunt vertolkt op blz. 26 onder de conclusies over de Schriftgegevens no. 5: „Wanneer de gemeente gebruik maakt van liederen die geen Schriftberijmingen zijn, is ook dit op zichzelf niet met de Heilige Schrift in strijd te achten. Gezien de roeping tot het bewaren van Gods Woord is in dat geval echter wel de uiterste waakzaamheid geboden. Waar reeds aan de berijming van de Psalmen en van andere Schriftgedeelten hoge eisen moeten worden gesteld, geldt dit nog te meer van liederen die niet tot de berijmde Schriftgedeelten behoren. Zij dienen er daarom zorgvuldig op getoetst te worden of zij met het geheel van Gods heilsopenbaring in overeenstemming zijn en van de Geest der Schriften doordrenkt zijn! Ook dan nog dient de plaats van zulke liederen in de eredienst ondergeschikt te blijven aan die van de Psalmen en van andere berijmde Schriftgedeelten.”

In de uitspraak van de Generale Synode wordt dit standpunt onder 6) vertolkt, „uit te spreken: 1) dat de Heilige Schrift het zingen van liederen, die niet rechtstreeks berijmde Schriftgedeelten zijn, niet verbiedt.”

Het zal de meesten van u bekend zijn dat ik tegen de conclusie hierboven vertolkt bezwaar heb gehad. Ik kan er wel bij zeggen, dat ik ook bezwaren heb tegen de hierboven vermelde uitspraak van de Generale Synode. Van het eerste bezwaar heb ik in een korte verklaring — opgenomen in ”Eenstemmig” blz. 55 — verantwoording afgelegd. Ik kon me niet bij de meerderheid neerleggen. Ieder bezwaar hoeft niet altijd te leiden tot een aparte verklaring. Het zal wel bijna nooit voorkomen dat een uitvoerig rapport zoals dit geheel onderschreven wordt door een ieder, die er aan meegewerkt heeft. Er zijn wel altijd gedeelten, die we anders omschreven hadden willen zien. Zolang dat niet het beginsel raakt, waarom het gaat, is het een verkeerde zaak om daarover een minderheidsrapport of een aparte verklaring op te stellen. Dan zou het haast onmogelijk worden om met een rapport over welke zaak ook te komen. Het wordt anders als het wel over een principiële zaak gaat, die naar eigen overtuiging niet anders gezien mag worden.

Dat dit bezwaar de kern van de zaak raakt kan niemand ontkennen. De meerderheid kwam tot de conclusie dat het niet in strijd met de Schrift te achten is, om andere liederen te zingen. Het is waar dat daar belangrijke voorwaarden aan verbonden zijn. Doch principieel wordt dan toch gezegd: het kán. In de verklaring staat het tegenovergestelde. Voor mij was — en is — het blijven bij het standpunt, dat er in de eredienst alleen Psalmen en Schriftberijmingen gezongen zullen worden, dé weg.

Nu gaat het in dit artikel om de vraag: waarom kan het standpunt van de meerderheid niet aanvaard worden? U behoeft dan niet meer te denken aan mijn verklaring. Het is hier niet te doen om een verdediging daarvan. Belangrijker is dat we zien, dat de fundering van de mogelijkheid om andere liederen te zingen in het rapport onvoldoende en onbevredigend is. Dat is het grote bezwaar.

Er worden in het rapport veel gegevens uit de Heilige Schrift genoemd ten aanzien van het lied in de eredienst. En dat vanuit allerlei gezichtspunten. Daarin is veel te waarderen. Het is daar duidelijk dat in het Nieuwe Testament niet nauwkeurig omschreven wordt, wat de gemeente in de eredienst mag en moet zingen. De plaats van de Psalmen ook in het Nieuwe Testament wordt benadrukt. Ook wordt erkend dat er in het Nieuwe Testament geen concrete geboden of verboden te vinden zijn ten aanzien van het lied in de eredienst. Sterker worden enkele algemene gezichtspunten benadrukt, die van belang zijn voor het kerklied. Allereerst over de Persoon en het werk van Christus. De Nieuw-Testamentische vervulling in Christus gaat uit boven de profetie ervan. Dan over de Persoon en het werk van de Heilige Geest. De Heilige Geest vervult de gelovigen zo, dat ze ook met eigen woorden het heil Gods vertolken. Dit wordt toegepast op het zingen van andere liederen dan Psalmen en Schriftberijmingen. Deze algemene gezichtspunten hebben mij nooit aangesproken ten aanzien van de vraag waarom het gaat: enkel Psalmen en Schriftberijmingen of ook andere liederen. Het blijft een onbewezen zaak dat deze gezichtspunten ook maar enigszins op deze vraag kunnen toegepast worden. Toegegeven wordt trouwens dat in het Nieuwe Testament niet of nauwelijks blijkt, dat degemeente van de vrijheid om in andere woorden te zingen gebruik heeft gemaakt.

Niet graag zou ik zeggen dat het onderzoek van de Schriftgegevens een overbodige zaak was. Het heeft zeker dit voordeel dat een goedkoop beroep op Bijbelteksten, zoals op Colossenzen 3:16 en Efeze 5:19, er duidelijk op gewezen wordt. Duidelijk wordt ook gesteld dat het enkel zingen van Psalmen enz. geen verontachtzaming van de Nieuw-Testamentische heilsopenbaring betekent. Dat zijn positieve dingen al hadden ze wat mij betreft nog wel wat positiever gezegd kunnen worden.

Maar wel is het grote gemis hier dat de Schriftgegevens niet benaderd zijn vanuit het gezichtspunt dat niet voorbijgegaan mag worden nl. het bewaren van Gods Woord. De roeping om te blijven bij het Woord van God is een duidelijk gegeven in het Nieuwe Testament. De brieven van de Apostelen spreken ervan en niet te vergeten de brieven van de verhoogde Heere Jezus aan de zeven gemeenten in Klein-Azië.

Nu spreekt het rapport onder de hierboven vermelde conclusie 5) wel van de roeping tot het bewaren van Gods Woord maar tevoren wordt van deze roeping vanuit de Schrift niets gezegd. Nu is er vanuit allerlei Schriftgegevens die weinig of niets zeggen over de vraag, die in geding is, geconcludeerd tot een mogelijkheid om andere liederen te zingen. En dat op een negatieve manier: de Schrift verbiedt het zingen van liederen, die niet rechtstreeks berijmde Schriftgedeelten zijn, niet! Ik heb me afgevraagd hoe sommigen, die zo geijverd hebben om andere liederen dan Psalmen en Schriftberijmingen in de eredienst te zingen, vóór hebben kunnen stemmen voor een besluit dat zo weinig positief gefundeerd was. Dat kan toch niet als eweerd wordt dat we zonder gezangen te zingen zo verschrikkelijk tekort hebben gedaan aan de Nieuw-Testamentische heilsopenbaring!

Het begeren te blijven bij het Woord van God is dé reden geweest, waarom in het verleden de kerken, uit de reformatie geboren, enkel Psalmen hebben willen zingen. Ook in de eredienst moest zoveel mogelijk van Gods Woord zijn. Keer op keer kunnen we het lezen ”latende de gezangen, die men in de Heilige Schrift niet vindt”. Het doet dan ook wonderlijk aan als sommigen zich beroepen op het verdragen van een enkel ander lied om daarmee te zeggen als je er één toelaat kunnen het er ook wel meer zijn. Moet niet het tegenovergestelde gezegd worden? In het toelaten van een enkel ander lied sprak juist de begeerte om in Gods huis te zingen wat Gods eigen woorden zijn. Het weren van andere liederen dan de Psalmen enz. is niet voortgekomen uit een negatieve waardering van die liederen als zodanig maar uit de positieve beleving van het Woord Gods. En het blijft spreken dat in al de tijden van wederkeer tot Gods Woord telkens de Psalmen zo’n rijke betekenis hebben gekregen.

Het grote bezwaar tegen het rapport is, dat de behandeling van de Schriftgegevens daaraan voorbij is gegaan. Uiteraard weet ik wel, dat in het geschiedkundig gedeelte daaraan wel aandacht wordt besteed. Het begeren te blijven bij Gods Woord wordt gewaardeerd. Men spreekt wel van een gemaand worden tot grote voorzichtigheid en waakzaamheid. Doch dit is geen apart gegeven. Het is verbonden geweest aan het betrachten van de roeping om bij Gods Woord te blijven in overeenstemming met dat Woord Zélf.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 december 1981

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Om hét Liedboek

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 december 1981

Bewaar het pand | 6 Pagina's