Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wettische en Evangelische bekering ! 1.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wettische en Evangelische bekering ! 1.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

We leven in een tijd, waarin veel dogmatische woorden en zaken als totaal verouderd zijn en veelal in onbruik zijn geraakt. O.a. wat God Zelf zegt in Zijn Woord, dat wij „gevallen zondaren zijn”; dood in de zonden en misdaden; dat we „wedergeboren” moeten worden, „bekeerd”.

Daarom is noodzakelijk: schuldbesef, boetvaardigheid, „met smekingen gevoerd te worden” enz.

En nu geeft men niet alleen een reden op als van „veroudering”, maar omdat men in feite er niet aan wil. Of men werpt die verouderde woorden en begrippen helemaal over boord, of men noemt ze niet meer, omrede men ervan uitgaat, dat men wedergeboren, bekeerd ìs!

Nu is er anderzijds ook een volk, dat dikwijls erg bestreden wordt en zich afvraagt: bén ik wel wedergeboren, is mijn berouw, mijn schuldbesef wel ’t echte?

Welnu, daarom dachten we een en ander te zeggen over het verschil tussen een „wettische” of „schijn-bekering” en een „Evangelische” of „zaligmakende” bekering. Dit verschil blijkt ook uit de tekst in II Korinthe 7, vers 10:

„Want de droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid, maar de droefheid der wereld werkt de dood.”

We willen hierbij even opmerken, dat het niét onze bedoeling is, om breed in te gaan op wat „bekering” is. Velen van ons zullen zich herinneren, dat onze oude broeder Ds. Kok hierover destijds zo kostelijk gesproken heeft.

Het woord „bekering” is afgeleid van het woord „keren”. Wij onderscheiden: „Inkeer” in zichzelf, „afkeer” van de zonde en „heenkeer’ tot God. Zie bij de „verloren zoon” in de gelijkenis.

De „zaligmakende” bekering kunnen we onderscheiden als vrucht van de „wedergeboorte”, zoals we in Handelingen 3:19 omschreven vinden, in de tekst:

„Betert u dan en bekeert u.”

Het grondwoord, ’t Grieks, heeft de betekenis van „zinsverandering”, als een omkeer in de gedachten en het woord „bekeert u” als een ommekeer van de levensweg, van de wandel.

Verder onderscheiden we:

b) een z.g.n. „doorwerkende” bekering, als verdieping van het geestelijk leven;

c) een bekering na „een vallen” in zonden, zoals Petrus’ verloochening van Christus en

d) een „schijn-bekering” of ook genoemd een „wettische bekering.”

We willen hiermee beginnen:

Paulus beschrijft deze als een „Droefheid der wereld” in II Korinthe 7:10. Deze droefheid kunnen we betrekken o.a. op de huidige crisis-situatie’s ten opzichte van het maatschappelijk, economisch en staatkundig leven. Velen zien het niet meer zitten, wat de toekomst betreft. De werkeloosheid neemt hand over hand toe. Het „vandalisme” neemt al sterkere en heviger vormen aan en de criminaliteit niet minder.

Hoeveel jonge mensen grijpen naar „verslavings-middelen”, enz., enz.

Hoeveel „zelfmoorden” hebben er dagelijks plaats en die niet meer worden vermeld in de dagbladen. Dan heeft de wanhoop dezulken ertoe gedreven.

De „droefheid der wereld” gaat ook over de „gevolgen” van de zonde. Dat is geen „droefheid” als een hartelijk leedwezen over de zonde, maar als alleen een schrik van het geweten.

Zo zei Kain na zijn broeder-moord tot God: „Al wie mij vindt, zal mij doodslaan”. En tot God zeide hij: „Mijn misdaad is groter dan dat zij vergeven worde. Judas vond geen plaats des berouws en hij ging heen en dan lezen we dat ontzettende woord: „En verworgde zichzelf.”

Achab vernederde zich wel, zo lezen we, maar uit oorzake, dat hij zijn dynastie verloor.

Bij deze „schijn-bekering” kunnen we ook rekenen de „Wettische” bekering.

Deze staat dus in verband met de uiterlijke onderhouding van Gods wetten en inzettingen.

Al kan de mens Gods heilige Wet door de val in Adam nooit meer onderhouden en nooit meer haar rechtvaardige eisen volbrengen en aan haar vloek ontkomen, die eisen en die vloek blijven niettemin toch rusten op de mens.

Maar nu is de mens zó verblind en dwaas, dat hij die tóch zoekt te volbrengen, menende ook zo Gode een dienst ermee te kunnen doen. Dan moet men als die onbarmhartige dienstknecht, wiens schuld werd kwijtgescholden, maar die zelf een eigen dienstknecht had en zo onbarmhartig was, dat hij diens schuld aan hem niet kwijtschold, maar bleef vorderen ja, hem in de gevangenis wierp, totdat hij alles betaald had.

En dat, niettegenstaande zijn knecht hem bad: „Wees lankmoedig over mij, en ik zal u alles betalen.”

Zie, dàt tracht nu ook de mens te doen, namelijk God te beloven, dat hij zijn leven zal verbeteren. Dan laat men vaak sommige grote zonden los en toch de wereld en haar begeerlijkheden aan de andere kant vast houdt.

Ja, men kan ook gelijk zijn aan de rijke jongeling, die tot Jezus kwam en zei: „Al deze dingen heb ik onderhouden van mijn jonkheid af, wat ontbreekt mij nog?”

Hij meende: niets! Maar Jezus beproefde hem: „Ga heen en verkoop wat ge hebt, en geef het de armen.” Helaas, dàt was te zwaar voor hem en hij ging bedroefd weg, want hij had vele goederen.

En was het de farizeër niet in de gelijkenis, dat hij meende, door uiterlijke wetsbetrachting het Koninkrijk Gods te beërven?

Zo zouden meerder voorbeelden te noemen zijn van „wettische” bekeringen. Zelfs worden bekommerden vanwege hun zonden ermee aangevallen, dat ook zij slechts zulk een wettische bekering hebben, terwijl zij tòch de zondelust niet meer liefhebben, ja, zich moeten wegschamen over zovele zondige afmakingen, ja, dat zij God niet kunnen missen en dat Hij het toch zo eeuwig waardig is, gevreesd en gediend te worden!

Een andere vraag is, of er bij hen, die waarlijk tot God bekeerd zijn, geen wettische werkzaamheden kunnen zijn? O, zeker. Enerzijds begeren zij een nauwgezet leven te mogen leiden en ja, daartoe zetten zij zich; onder andere: tot ernstiger bidden en ’t onderzoeken van Gods Woord, tot een nauwere levenswandel enz. Maar helaas ....

Zij gevoelen zich al kouder en daarom vrezen zij, nog alles te missen!

Zie, wat is dàn ’s Heeren onderwijs onmisbaar, waarop Paulus wijst in Galaten 3. Dat is: „Want ik ben door de wet der wet gestorven, opdat ik Gode leven zou.”

Na deze enkele opmerkingen over de „schijnbekering” of „Wettische bekering”, hebben we over enkele voornaamste zaken gesproken inzake de „zaligmakende bekering”. We hebben daarbij het volgende besproken, wat we hier kort willen samenvatten.

De „zaligmakende” bekering hebben we genoemd een „Evangelische” bekering tegenover de „wettische” of „schijn”-bekering.

Nu zou men ook onder de „wettische” bekering kunnen stellen: de zogenaamde meer „schokkende” bekeringen, zoals van Manasse en anderen.

Doch dan betreft dat „schokkende” het onderscheid in de leidingen, langs welke de Heere Zijn volk bekeert en leidt. Zie dat bij de Bijbelheiligen, namelijk bij Abraham en Izak; Mozes en Aäron; Eli en Samuël, Hiskia en Manasse; Paulus en de stokbewaarder en Lydia.

O neen, dat wil niet zeggen, dat bijvoorbeeld Lydia niet genoeg ontdekt zou zijn geweest, althans niet zo als Paulus en Manasse.

Dr.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 september 1982

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Wettische en Evangelische bekering ! 1.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 september 1982

Bewaar het pand | 6 Pagina's