Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET GOUDEN REUKOFFER ALTAAR

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET GOUDEN REUKOFFER ALTAAR

De Tabernakel Dertiende les

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dat was het DERDE Voorwerp in het „Heilige”.

Het „reukoffer-altaar” wijst op het „reukwerk van het gebed”, zoals de priester het reukwerk deed branden op het altaar, ’s morgens en ’s avonds.

We lezen in psalm 141 : 2: „Mijn gebed worde gesteld als reukwerk voor Uw aangezicht, de opheffing mijner handen als het avondoffer”.

Wat komt dan ook hierin weer treffend uit, dat de Heere bij de bouw en de diensten van Zijn huis, de tabernakel, voor alles gezorgd heeft ten opzichte van Zijn volk!

Voor de „heilbegerigen” een toegang tot Zijn woning; voor „schuldigen” de dienst der verzoening bij het brandofferaltaar; voor „onreinen” een wasvat; voor de „hongerigen” een tafel en licht voor de „biddeloze bidders” een reukoffer-altaar met priesterlijke bediening en dit alles zo troostvol heenwijzend naar de rijke vervulling in Christus!

Wat zou het daarom voor al Gods kinderen profijtelijk en heilzaam zijn, hun betrouwen te stellen op diè God! David mocht dit betrachten, toen hij zong:

„De Heere is mijn Herder, mij zal niets ontbreken”.

Laten we nu stilstaan bij de betekenis van de BOUW en BEDIENING van dat reukofferaltaar.

Het was een houten blok, om ’t zo te mogen zeggen, van 50 bij 50 cm en 1 meter hoog; van boven dicht, want daarop werd de schaal met het reukwerk geplaatst.

Het was gemaakt van „sittimhout”, een zeer duurzame houtsoort en ook met goud overtrokken.

Ook hierin zien wij weer een treffende afbeelding van Christus. In Hem ligt alleen de enige en vaste grond der zaligheid!

Om het altaar was ook een lijst aangebracht en daarboven een „krans”, terwijl aan weerszijden door ringen de 2 handbomen liepen, nodig voor het vervoer.

Boven de lijst staken 4 hoornen op de hoeken van het altaar uit.

Wijst die „krans” op eer en heerlijkheid, zo wijst de „hoorn” op KRACHT.

Welnu, we zien ook hierin weer een treffende afbeelding van het feit, dat Christus is gekroond „met eer en heerlijkheid” en dat Zacharias in zijn lofzang zong: „En heeft een hoorn van zaligheid ons opgericht in het huis Davids, Zijns knechts”. En zo schrijft de apostel in Filippenzen 3 vs. 10: „Opdat ik Hem kenne, en de kracht Zijner opstanding”. En zo lezen we ook in I Petrus 5 vs. 16b: „Een krachtig gebed des rechtvaardigen vermag veel”.

Zo komen we nu bij de rijke betekenis van de BEDIENING van het „reukoffer-altaar”.

En dan gaat het allereerst over het „reukwerk” zelf.

Het moest zijn bereid van allerzuiverste specerijen en wel van: gedroogde mirresap, onyché en galban (harssoorten) en wierook. Deze specerijen werden fijn gestoten tot poeder en bereid als een heilige zalf, volgens Exodus 30 vs. 34 en 35.

Dit reukwerk was uitsluitend bestemd voor de dienst des Heeren. Wie het voor zichzelf gebruikte, moest gedood worden volgens Exodus 30 : 38.

Nu is de „schaduw-dienst” vervuld. Toch is hieruit veel te leren. Zien we thans niet een onstellende verlating van ’ sHeeren heilige inzettingen?

Is de dienst des Heeren ook over het algemeen niet veelal slechts een vormdienst? En dat geldt bijzonder ook van het gebedsleven. Moet dat niet zijn als een „zuiver reukwerk der gebeden”? We zingen daarvan uit psalm 4 : 3:


„Dan zult gij recht naar ’t outer treden,
En off’ren God een rein gemoed,
Het offer der gerechtigheden,
En ’t zuiv’re reukwerk der gebeden”.


Onder de schaduwdienst behoorde het brengen van het reukwerk alleen tot de priesterlijke bediening van Aäron en zijn zonen; daartoe geroepen, toen de tabernakel was opgericht. Dat lezen we in Numeri 18 : 7: „Maar gij en uw zonen met u, zult ulieder priesterambt waarnemen in alle zaak des altaars, en in hetgeen van binnen de voorhang is, dat zult gijlieden bedienen”.

Later nam het aantal priesters steeds toe. David verdeelde die in 24 klassen en in 24 dagorden. Zo was Zacharias van de dagorde van Abia. (Lukas 1 : 5).

Maar hoè kon nu dat reukwerk volkomen aangenaam zijn voor de Heere? Die priesters waren toch ook zondige mensen!

Ja, maar nu kon dat alleen langs de weg der „verzoening”.

Vandaar was het zo opmerkelijk en treffend, dat de branding van het zuivere reukwerk niét plaats had op het reukoffer-altaar, maar op het brandoffer altaar in het voorhof, vanwaar de priester het nam en het bracht naar het reukofferaltaar in het Heilige. Dan legde hij het in de schaal, welke op het reukofferaltaar lag.

Dat was dus een „heilig” vuur, zoals we lezen. Daarom was de straf zo zwaar, toen de beide zonen van Aâron, Nadab en Abihu, „vreemd” vuur op het reukoffer-altaar brachten. Zij werde onmiddellijk gedood, zo lezen we in Leviticus 10 : 1 en 2.

We zien dus, dat aan het reukoffer eerst de verzoening moest voorafgaan. En daarin ligt nu zulk een rijke VERTROOSTING voor al degenen, die leren, dat zij geen enkel Godeaangenaam-gebed van zichzelf kunnen bidden; ja, dat er zoveel „onheiligs” in hun gebeden zich voordoen!

Ach, wat een „naar-zich-toe” bidden; wat zijn hun gebeden vaak met ongeloof gemengd; wat is er vaak een „naar-zich-toe” bidden, wanneer zo’n „bloedzuigertje” daartoe de kans krijgt; ach, wat kan de bidder vaak de Heere de weg voorschrijven, nietwaar! En dan die zondige gedachten, welke op eens in het hart opkomen.

En wat kan er soms een ingezonken en biddeloos gebedsleven zich voordoen, terwijl toch zo treffend is opgemerkt, dat het gebed de... „ademtocht” der ziel is!

O, dan kan er zelfs „ademnood” opdoen. Ja, ook de „polsslag” kan zo zwak zijn.

En dan komt de bestrijder juist daarop af en fluistert in: u bent geen ware bidder, want uw bidden is geen zuiver reukwerk!

Maar... wat die bestrijders niét doen, is: zulk een aangevochtene heenwijzen op de grote, dierbare HOGEPRIESTER, Jezus Christus, zittend aan de rechterhand des Vaders, biddend en pleitend voor zulk een volk!

O, hoe legt Hij al die gebeden en verzuchtingen op het gouden reukofferaltaar van Zijn Middelaarsverdienste, reinigend, verzoenend, heiligend al die zwakke en onbekwame gebeden, als vrucht van Zijn bloedstorting, bij Zijn besnijdenis, in Gethsemane en aan het kruis! En zo heeft Hij ook aan het kruis „voor de overtreders gebeden”.Maar ook aan de Rechterhand des Vaders is Christus altijd biddende voor een „verslagen volk”.

Maar er is nog een treffende gedachte verbonden aan de plaats, waar het reukaltaar stond in het Heilige en wel vlak vòòr het Voorhangsel voor het „Heilige der Heiligen”. In verband hiermede is er enige onzekerheid hierover. Men zegt, dat volgens Hebreën 9 vs. 4a het reukoffer-altaar moet gestaan hebben in het Heiligen der Heiligen. Want we lezen daar vanaf vers 3:

„Maar achter het tweede voorhangsel was de tabernakel, genaamd het Heilige der Heiligen; hebbende een gouden wierookvat”. Is hier sprake van een vergissing van de Bijbelschrijver? En wel ook hierom, dat in het Heilige der Heiligen geen priesters, maar alleen de Hogepriester mocht komen, éénmaal per jaar, op de grote Verzoendag. Dat is vanzelf juist. Maar het is geen bewijs ervoor, namelijk dat het reukoffer-altaar moest gestaan hebben in het Heilige der Heiligen. Maar wat is dàn de bedoeling ervan?

Wel, om uit te doen komen, dat het stond vlak vóór het Heilige der Heiligen en wil zeggen, het reukoffer-altaar hoort er bij, want het is naar de geest en de zin van het Heilige der Heiligen.

Er is nòg een reden voor deze mening en dat is: ook het „reukoffer-altaar” moest gereinigd worden, want ook de priesters waren zondige mensen. Die reiniging gebeurde op de grote Verzoendag. Dat lezen we in Leviticus 16 : 18 en 19.

Dan moest de Hogepriester van het bloed van de var nemen en dat van de bok en dat op de hoornen van het reukoffer-altaar doen.

En zo reinigt en heiligt de grote Hogepriester, Jezus Christus, de GEBEDEN van al de Zijnen!

O, gelukkig volk, dat de toevlucht mag nemen tot die aanbiddellijke Hogepriester en dat door Hem vertroost wordt uit Zijn voorbede bij de Vader! Lees Zijn kostelijk Hogepriesterlijk gebed in Johannes 17.

Ten slotte ligt er ook betreffende de TIJD van de bediening van het reukaltaar een rijke vertroosting.

Iedere morgen om 9 uur en iedere avond om 6 uur bracht hij het reukoffer. Dat geschiedde gelijktijdig met het „morgen”- en „avondoffer” in het voorhof op het brandofferaltaar. Dit morgen- en avondoffer moest ook vergezeld gaan met het „spijsoffer”.

Wat was nu de rijke betekenis van het reukoffer, dat gelijk gebracht werd met het „morgen”- en „avondoffer” en met het „spijsoffer”?

Wel, mogen we daarmee met vergelijken òns morgen- en avondgebed? Dan mogen we ’s avonds de Heere ootmoedig erkennen voor al Zijn weldaden en Hem smeken om verzoening van al onze zonden. Daarbij vragen we ook om ’s Heeren bewaring en bescherming voor de nacht en dat ook met al ons bezit ( denk hier aan het spijsoffer).

En wanneer wij ons morgengebed mogen doen, dan zullen we de Heere erkennen voor Zijn bescherming en smeken om Zijn zegen over onze arbeid, bovenal over Zijn Woord en om de toepassende werking van de Heilige Geest, ja, zo voor alle geestelijke nooddruft. Daarom is het nu onze vraag: Lezer(es), kent u óók die nooddruft?

Hebt u een „binnenkamer”, een „bidvertrek”, zoals Daniël had?

En is het gebed ook voor u mogen worden een „ademtocht” der ziel?

Is het voor u een „polsslag” geworden van een „nieuw leven”?

Zeker, er zijn ook de „bestrijdingen” en de „inzinkingen” ten opzichte van het gebedsleven, maar de biddende Hogepriester is altijd biddend-pleitend voor het Aangezicht van Zijn Vader!

Lezer(es), Wat is ùw toevlucht in deze nacht der tijden, die wij beleven? En eens, wanneer de avond van uw leven dààr is?

Make de Heere ons ootmoedige bedelaars aan de Troon der genade, zoals die tollenaar in de tempel. Wat was zijn gebed een zuiver reukwerk, nietwaar!

Er is òòk „namaak-reukwerk”! En.......... „Vreemd vuur” van eigengerechtigheid en eigenwillige godsdienst. Maar dat zal de eeuwige dood en het eeuwige verderf ten gevolge hebben!

Daartegenover zal voor al die ootmoedige „tollenaars” mogen gelden:

„En het zal geschieden ten tijde des avonds, dat het licht zal zijn”.

En eens zullen zij ervaren:


„En aldaar zal geen nacht zijn”.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 december 1982

Bewaar het pand | 6 Pagina's

HET GOUDEN REUKOFFER ALTAAR

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 december 1982

Bewaar het pand | 6 Pagina's