Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het gebed van de vreemdeling

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het gebed van de vreemdeling

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Ik ben een vreemdeling op de aarde, verberg Uwe geboden voor mij niet”.

Een wonderlijke zaak is dat: een vreemdeling op aarde te zijn. Gewoon is het vreemdeling zijn in landen waar men niet zijn domicilie heeft. Als u als Nederlander op reis gaat naar Rusland, of Japan, of Amerika, dan bent u daar echt vreemdeling, een buitenlander. Maar u bent het zeer beslist niet in uw eigen land, in uw eigen woonplaats, in uw eigen huis. Veronderstel dat je buren over je zouden spreken als een vreemdeling, of je huisgenoten.

De psalmdichter die hier zegt: “Ik ben een vreemdeling”, spreekt uit dat hij niet slechts vreemdeling is in het buitenland, maar dat hij vreemdeling is op de aarde. Dat betekent: Hij is overal vreemdeling.

Hij is inwoner van Israël. Daar geboren en getogen. Hij is met de vaderen weleer in het beloofde land door de Heere, de God van Israël, gezet. In het land door de Heere hem zelf gegeven.

U zoudt kunnen denken dat hij op reis is gegaan, gelijk zovelen in de vakantietijd op reis gaan. Hij zal wel in Egypte zijn, of in Syrië, of in Moab. Daar zal hij dan wel gezegd hebben: ik ben een vreemdeling, ik voel mij hier ten diepste toch niet thuis. Maar dat is niet waar. Hij spreekt uit dat hij ook thuis niet thuis is. Zelfs in zijn eigen land niet, in zijn woonplaats niet, in zijn eigen huis niet. Hij is nergens thuis. Hij is overal vreemd. Hij voelt zich op elke plek een vreemdeling.

Dat is een zaak, een wondere zaak! Een zaak die ons verbaasd doet opkijken, ’t Is zo vreemd om te horen zeggen dat men overal vreemdeling is. We zijn geneigd om te denken: dat is een vreemd mens, daar schort ’t een en ander aan.

Ik zeg u: hier is de vrucht van het wonderwerk van de Heilige Geest in het hart van een mens. Vrucht van wederbarende genade.

Van nature is het anders, geheel anders. Dan zijn we thuis op de aarde, en goed thuis ook. Het Boek Openbaring spreekt nog al eens van aardbewoners. Dit woord is typerend voor de mens. Het geeft niet slechts aan dat hij op de aarde woont, maar vooral zijn gebondenheid aan de aarde. We zitten vast aan de aarde met alle vezelen van ons bestaan. We voelen er ons echt thuis, en we verwachten er alles van. Natuurlijk als we ouder worden is er wel veel teleurstelling. De aarde heeft ons niet alles gegeven’ wat wij ervan verwachtten. Bij jongens en meisjes is er die teleurstelling nog niet. Je kunt er ontmoeten waar het zomaar naar voren springt dat ze alles van deze aarde verwachten.

Echter - door wedergeboorte wordt dat anders. Daardoor wordt het domicilie verlegd van beneden naar boven, van de aarde naar de hemel. Dat kan niet anders. Want de wedergeboorte is van boven, en daardoor worden we dan naar boven gericht.

De konsekwentie daarvan is dat we hier beneden vreemdeling worden. We zijn nergens meer thuis. Niet meer in Nederland, niet meer in eigen woonplaats, niet meer in eigen huis. Dat betekent tevens dat boven het thuis wordt, het vaderland. Daarheen gaat de reis. Pelgrimreizigers naar de stad die fundamenten heeft. In die stad zijn ze pas thuis. Dat is het erf dat de ziel is gaan vervoeren.

Bent u al op reis daarnaar toe? Er zijn mensen die dat een uitgemaakte zaak vinden. Natuurlijk zijn ze op reis daarnaar toe. Er zijn mensen die zeggen: dat kun je nooit zeker weten. We hopen het beste er maar van. Op die plaat van de brede en de smalle weg is een heel klein weggetje getekend van de poort van de Lichtstad naar de poort van de hel. O zo! Zo kan het ook nog: menen in te gaan en dan weggestuurd worden. Omgekeerd kan het toch ook: via dat kleine weggetje van de hellepoort naar de hemelpoort. Misschien valt dat geluk mij ten deel op mijn sterfbed.

Toch - dacht ik dat we spelen met de ernst van de eeuwigheid en met onze onsterfelijke ziel als we er zonder meer vanuit gaan dat het goed is of als we leven bij het kan mee-, het kan tegenvallen, we moeten maar afwachten.

De psalmdichter weet het. Hij weet dat hij vreemdeling op aarde is geworden. Dat spreekt hij zonder meer uit. Ik ben een vreemdeling op de aarde. En die wetenschap gebruikt hij niet om er iets mee te worden. O neen! Die wetenschap gebruikt hij als pleitgrond. Hij zegt als het ware: Heere, U bent met mij begonnen, ga nu ook door; verlaat, Heere, niet wat Uw hand begon; Heere, maak Uw werk aan en in mij af.

Nu weten niet alle vreemdelingen zo duidelijk dat de Heere met hen begonnen is. Ze voelen de trekkingen van de oude mens naar de aarde, hoe zesoms nog zo vast zitten aan de dingen der aarde, hoe ze kunnen opgaan in de aardse dingen. Ben ik wel een vreemdeling? Is de Heere wel met mij begonnen?

Er is echter een onbedriegelijk kenmerk, iets dat aangeeft of we door wedergeboorte waarlijk vreemdeling zijn geworden. Echt een toetssteen.

U zegt: het vreemdeling-zijn komt uit in het gewaad, het gelaat en het gepraat. U hebt ook wel gelijk. Immers een rasechte Amerikaan ken je zo maar aan zijn kleding; en een indiaan ook; en als u een beetje in de talen thuis bent dan kunt u zo maar zeggen dat is een Engelsman, en dat is een Duitser; en een Chinees kent u zo maar aan zijn gelaat.

Echter er zijn Nederlanders die zich kleden als een Amerikaan, en er zijn Nederlanders die opperbest Engels of Duits spreken, en er zijn kleine jongens die indiaantje spelen en dan getooid gaan als indiaan.

Kijk - op kerkelijk terrein zijn er veel misleidingen. Men kan zich uitgeven voor hemelreiziger. Afgaande op het gewaad, het gelaat en het gepraat zou je zeggen: die of die moet er toch wel een zijn.

Het is beter als we de toets aanleggen van Gods Woord. Ik dacht dat een vreemdeling het best daaraan kenbaar is, dat hij de weg niet weet en dat hij daarom naar de weg vraagt.

Hier hebt u hét kenmerk van een vreemdeling.

Wie de weg altijd prompt weet, wie nooit naar de weg hoeft te vragen, die mist nu juist het kenmerk van de vreemdeling. Die is als iemand die de woestijn ingaat zonder gids, als iemand die de zee bevaart zonder kompas.

Dé vreemdeling wordt gekend juist aan de bede: Heere, verberg Uw geboden voor mij niet.

Hij weet de weg niet uit zichzelf. De Heere moet hem de weg bekendmaken.

Wat zijn er toch veel kerkmensen die precies weten wat mag en wat niet mag. Men zegt: er staat toch niets over in de Bijbel, dus mag het; en anderen zeggen: o ja, het staat wel in de Bijbel, maar dat is tijdgebonden, we leven nu in een andere tijd.

Het zou kunnen dat de Heere Zijn geboden voor ons verborgen houdt. De Heere kan Zijn aangezicht verbergen en Hij kan Zijn geboden verbergen. Kijk, als we nu vreemdeling zijn geworden dan krijgen we daar last van, dan leren we ook ons hart kennen als arglistig en dwaalziek, dan worden we bang voor onszelf, dan wordt de bede geboren: Och, dat ik klaar en onderscheiden zag, hoe ’k mij naar Uw bevelen moet gedragen; Heere, verberg Uw geboden voor mij niet; leer mij, o Heere, de weg door u bepaald.

Dat is het nu. Dat kenmerkt de vreemdeling. Dat is het gebed van de vreemdeling. Het hoort bij hem.

Kent u dat gebed? Juist vandaag, als de problemen zich opstapelen. Neen, we moeten niet leven bij het woord van een medemens; we moeten onze weg niet laten bepalen door wat de ander voorschrijft. Maar juist dat gebed: verberg Uwe geboden voor mij niet. Indien we dit gebed niet kennen dan zijn we geen hemelreiziger. Dat is een ernstige zaak! Bid dan toch de Heere dat Hij u tot vreemdeling maakt, tot vreemdeling met dat gebed. Hij kan, Hij wil het leren.

De vreemdelingen krijgen op weg naar de hemel al meer nodig de gerechtigheid en de heiligheid van de Borg Jezus Christus. Die bidders met dat gebed van de vreemdeling gaan al meer zien de overtredingen van de geboden des Heeren; en wonderlijke genade: de Borg staat altijd weer klaar Zijn gerechtigheid te geven en met Zijn heiligheid te bedekken.

Het gevolg van die genade is almeer het gebed van de vreemdeling: Heere, verberg Uwe geboden voor mij niet.

Straks is het gebed van de vreemdeling niet meer nodig. Als hij thuis gekomen is, in het vaderland, in het Vaderhuis. Dan mag hij volmaakt de geboden des Heeren doen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 juli 1984

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Het gebed van de vreemdeling

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 juli 1984

Bewaar het pand | 4 Pagina's