Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit het land van de Bijbel 35

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het land van de Bijbel 35

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

C. HET BEDRIJFSLEVEN.

II. Landbouw en veeteelt.

De veeteelt (vervolg).

Het is onze bedoeling niet om verder breed in te gaan op het leven van de verschillende dieren. Slechts nog op een enkele.

In God’s Wet, in het tiende gebod, over het niet begeren, lezen we ook van “noch zijn os, noch zijn ezel”. En ten opzichte van het niet mogen arbeiden op de Sabbath gold zulks evenzeer voor de os en de ezel.

Zo verbood Gods wet ook, dat voor het ploegen paard en ezel naast elkaar werden gesteld., omdat daarvoor de ezel te zwak was voor zulk een zwaar werk.

Een “gemest kalf” was een jong rund, dat bij feestelijke gelegenheden werd opgediend. Denk aan de thuiskomst van de “verloren zoon” in de gelijkenis. Toen gaf zijn vader bevel, dat een “gemest kalf” zou worden voorgezet tot de maaltijd.

Bekend is, dat Simson de Filistijnen verweet, dat zij zijn vrouw hadden geraadpleegd bij het oplossen van zijn raadsel. Hij zeide toen: “Zo gij met mijn kalf niet had geploegd, gij zoudt mijn raadsel niet hebben uitgevonden.” Wij willen nu wijzen op de “AREND”.

Deze vogel kenmerkt zich door zijn sterke roofdierklauwen en snavel; door de dichte bevedering van zijn kop. Hij vliegt ook sneller dan de gier. Ook het aantal soorten is aanzienlijk veel. Zo is er de “koningsarend”, de “steenarend”, de “steppenarend” en de “slangenarend”. Zij zijn veelal te vinden op “kalksteen-gronden”, in de spleten van rotsen hun nest bouwend. Job beschrijft dit. We lezen in Job 39 : 30-33:

”ls het naar uw bevel, dat de arend zich omhoog verheft, en dat hij zijn nest in de hoogte maakt?

“Hij woont en vernacht in de steenrots, op de scherpte der steenrots en der vaste plaats”. “Vandaar speurt hij de spijze op, zijn ogen zien verre af”.

“Ook slorpen zijn jongen bloed; en waar verslagenen zijn, daar is hij.”

Een duidelijke uitspraak vinden we daarvan bij de zegeningen, die Jacob op zijn sterfbed richtte tot zijn zonen, namelijk over “Dan” deze:

“Dan zal een slang zijn aan de weg, een adderslang nevens het pad, bijtende de verzenen des paards, dat zijn rijder achterover valle.”

We denken hier ook aan de vurige slangen, die zoveel dodelijke beten toebrachten aan de Israëlieten in de woestijn, maar toen de Heere ook genezing gaf, wanneer men gelovig zag op de “koperen slang”, welke Mozes op een stang had gesteld.

Was dit feit geen treffende heenwijzing naar de verhoring van Christus aan het kruis! Dat beschrijft Johannes zo treffend in zijn evangelie, namelijk in hoofdstuk 3 vs. 14: “En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, alzo moet de Zoon des mensen verhoogd worden, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.”

Wijst dit feit van die vurige slangen in de woestijn en van de verhoging van Christus aan het kruis niet terug naar het paradijs, waar alle nakomelingen van Adam, dus ook wij, de dodelijke beet hebben gekregen van de slang van wie de duivel zich bediende bij de val van de mens!

En zijn wij aan de dodelijke wonden onzer zonden ontdekt geworden? Hebben die ons uitgedreven tot de Troon der genade, zoals we lezen van die tollenaar in de tempel? En heeft hij ook niet mogen zien op het bloed van de offeranden, afschaduwend het bloed en de offerande van Jezus Christus?

Mocht dan deze tollenaar niet alleszins getroost de tempel verlaten!

Welnu, gel. lezer(es) van ons blad! Kent u daar óók iets van? O neen! Die ontdekking van de tollenaar was geen “voorwaarde” voor zijn verzoening, maar “vrucht” van de verzoening van Christus!

Men diene dat zeer wel te onderscheiden, opdat niet de ernstige fout gemaakt worde: eerst “Jezus aannemen” en dan belijden, dat men een groot zondaar is. Dat is zeer misleidend voor de eeuwigheid! En dan krijgen we een z.g.n. “juichend christendom”, maar .... zónder Christus.

O, wat zal toch de ontnuchtering ontzettend zijn, namelijk te moeten horen gelijk die dwaze maagden, aankloppend aan de deur van de bruiloftszaal, nadat de deur gesloten was: “Voorwaar zeg Ik u, Ik ken u niet!”

O, dáárom is ware ontdekking zo noodzakelijk. Het is de Heilige Geest, Die plaatsmaakt voor Christus in het hart!

Met deze opmerking willen we beslist niet ontkennen, dat de verdienste van Christus niet “algenoegzaam” zou zijn. O neen! Men heeft wel eens opgemerkt: Al zouden er nog 1000 werelden meer zijn, dan zou Christus’ bloed en verdienst nòg toereikend bevonden worden. Hij zou dan dus niet opnieuw Zijn bloed moeten uitstorten, wat trouwens ook niet mogelijk zou zijn, aangezien Christus nu een “verheerlijkt” lichaam heeft.

Maar nu is het voor ons de noodzakelijke en belangrijkste levensvraag: Hebben wij aan het zaligmakend werk van de Heilige Geest al persoonlijk deel mogen krijgen? Ja, dat dierbare bloed over u ingeroepen? Want toch: zonder bloedstorting is er . . . geen vergeving! En deze “reiniging” en “genezing” van de dodelijke wonden onzer zonden is nóg te verkrijgen . . . om niet!

Daarom nog één vraag ter beantwoording en deze is: Was er onder Israël nog genezing mogelijk voor hen, die door een giftslang gebeten waren? Ja! Daarop wijst de “Prediker” in zijn boek, hoofdstuk 10 vs. 11: “Indien de slang gebeten heeft, eer de bezwering geschied is, dan is daar geen nuttigheid voor de allerwelsprekendste bezweerder.”

Wat bedoelde de Prediker hiermee?

Wel, zo’n “slangenbezweerder” trachtte bij een gebetene door een slang, de slang onder een zekere “hypnose” te brengen door middel van een zacht murmelend geluid met de tong te geven. Vandaar spreekt de Prediker van een “allerwelsprekendste” bezweerder.

Welnu! Zo heeft Gods kerk tot genezing van de zonde-kwalen een “allerwelsprekendste” Pleitbezorger! En dat is de grote Hogepriester JEZUS CHRISTUS, Die aan de Rechterhand des Vaders als de grote VOORBIDDER optreedt om de genezing en zaligheid van al Zijn volk bij Zijn Vader te bepleiten!

O, dat volk weet niet, wat het bidden zal, zoals ’t behoort en waarop zal het zich kunnen beroemen? Ach, dan ligt het zo arm, zo onwaardig en zo geheel hulpeloos voor Zijn Troon! En dan kan ’t zich nergens op beroepen en dan moet ’t met die hoofdman belijden: “Heere, ik ben niet waardig, dat U onder mijn dak zou inkomen!

Lezer(es) kent u deze zielsgestalte in uw leven?

Welnu, zou Hij dezulken laten staan? O, wat troostvol is hetgeen de apostel schrijft in Romeinen 8 : 26 en 27:

”En desgelijks komt ook de Geest onze zwakheden mede te hulp; want wij weten niet wat wij bidden zullen, gelijk het behoort, maar de Geest Zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke zuchtingen.

En die de harten doorzoekt, weet, welke de mening des Geestes zij, dewijl Hij naar God voor de heiligen bidt.”

O, daarom!


“Gij, die God zoekt in al uw zielsverdriet,
Houdt aan, grijpt moed, uw hart zal vrijlijk leven;
Nooddruftigen, veracht Gods goedheid niet;
Nooit zal Hij Zijn gevangenen begeven.” (Psalm 69 : 13b).


Dr.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 maart 1985

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Uit het land van de Bijbel 35

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 maart 1985

Bewaar het pand | 4 Pagina's