Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een ouderling schrijft

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een ouderling schrijft

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In 1951 was ik bij Prof. Wisse. Tijdens het bezoek nam hij mij mee naar zijn studeerkamer en gaf mij enkele van zijn boeken. Onder die boeken bevond zich de catechismus verklaring van Justus Vermeer. Naar zijn zeggen had prof. Wisse zelf veel aan die verklaring gehad. Hij noemde enkele sprekende gedeelten. Onder die gedeelten behoorde de verklaring van zondag 30 antw. 81. Bij inzien, thuis, had hij bepaalde gedeelten van die zondag ook aangekruist. Duidelijk gaat Justus Vermeer in op de kenmerken van een ware avondmaalganger. Ingaand op de zelf-mishaging van de zonden, zegt Vermeer: ”Het zijn zulken, die uit liefde tot God daarover smart en droefheid hebben. Het smart hen zo, dat zij God hebben vertoornd en dit tegen zoveel goedheid in. Het komt tot een belijden van de zonde. Zij worden geleid met smeking en geween. Tevens is er een hartelijke afkeer van de zonde. Een droefheid naar God, die een onberouwelijke bekering leidt tot zaligheid.

De onderwijzer geeft verder aan, dat er is een vertrouwen, dat de zonden hun om Christus’ wil vergeven zijn en dat ook de overblijvende zwakheid met Zijn lijden en sterven bedekt is”.

Hierdoor verstaat de onderwijzer niet alleen verzekerden of sterkgelovigen. Het tegendeel blijkt wel uit de natuur van het avondmaal, daar het tegen al de zwakheid van het geloof is ingesteld. Dit tegendeel blijkt ook uit de eigen woorden van de onderwijzer, daar hij toch spreekt van de overblijvende zwakheid. Ook geeft de onderwijzer hiermede niet te kennen, alsof het wezen van het geloof zou bestaan daarin, dat men verzekerd is dat al zijn zonden om Christus’ wil vergeven zijn. Want hij spreekt van een vertrouwen en dat kan groot of sterk, maar ook klein en zwak zijn. Niemand kan toch zonder vertrouwen zalig worden. En benevens dit alles is de Bijbel er vol van dat deze verzekering behoort tot het welwezen van een christen. De onderwijzer nu verstaat door de wijze van spreken in zijn antwoord hetzelfde wat in het avondmaalsformulier wordt gezegd nl.: ten andere onderzoeke een iegelijk zijn hart of hij ook deze gewisse belofte Gods gelooft, dat hem al zijn zonden alleen om het lijden en sterven van Jezus Christus vergeven zijn en de volkomen gerechtigheid van Christus hem als zijn enige toegerekend en geschonken is; ja zo volkomen alsof hijzelf in eigen persoon voor al zijn zonden betaald en alle gerechtigheid volbracht had”.

Dit moeten wij goed verstaan. Gij leest niet in het formulier : of gij gewisselijk gelooft dat al uw zonden vergeven zijn, maar of gij de gewisse belofte van God gelooft. En deze belofte behelst al die hoge, heerlijke vaste zaken, welke hier genoemd worden. En hieruit volgt dus dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen de beloften Gods welke alle dingen inhouden en tussen het geloof, waarmede die zekere en gewisse beloften worden aangenomen en toegeëigend. En er staat niet nadrukkelijk dat dit een verzekerd geloof moet zijn. Deze grote en gewisse beloften van God houden in de volle rechtvaardiging en vergeving van de zonden van een gelovige, alleen om der wille van het lijden en sterven van Jezus Christus. Ja, zij houden niet minder in dan de volle toerekening van Christus’ volkomen gerechtigheid en gehoorzaamheid. Zij houden dit zo volkomen in, alsof de gelovigen zelf in eigen persoon voor al hun zonden betaald en alle gerechtigheid vervuld hadden.

Dit is nu de grote zaak, die elk van node heeft. Niemand kan deze gewisse belofte van God missen, of hij gaat verloren. En naar deze grote zaak strekken toch zelfs de kleinstgelo-vigen zich uit. Het komt dus aan op het geloof, waarmede de gewisse beloften Gods, welke zulke grote zaken inhouden, worden aangenomen. Want dit kan geschieden met een sterk geloof, maar ook met een zwak geloof. Met veel verzekerdheid, maar ook met veel twijfelmoedigheid. Met een groot geloof, maar ook met een klein geloof. Het komt er maar op aan dat het een waar geloof is, gewrocht door de Geest van Christus. Dus dat iemand het met al zijn zonden, zo ellendig als hij is, niet kan stellen buiten Jezus. Dat hij naar Hem uitgaat, zo goddeloos als hij is, ziende en betuigende dat hij zekerlijk zou moeten verloren gaan indien Jezus er niet was. Dat hij zijn leven dus buiten zichzelf in Christus zoekt en deze noodzakelijkheid in Christus beslist ziet en dat Jezus zo tegen al zijn zonden aan zijn ziel dierbaar geworden is (1 Petr. 2 : 7): “U dan, die gelooft, is Hij dierbaar”. En wel als Priester als die geopende Fontein (Zach. 13 : 1). En tenslotte heeft het derde kenmerk betrekking op het gevolg en de uitwerking of de vrucht van het geloot. De onderwijzer zegt dan dat het avondmaal is ingesteld voor die ook begeren hoe langer hoe meer hun geloof te sterken en hun leven te beteren. Dit is de proeve of het bewijs van de echtheid van het wezenlijk gevolg. Want wie dit mist - en dan gaat het over de waarheid, niet over de maat of trap der zaak die heeft de tevoren genoemde kentekenen ook niet in waarheid. Want waar genade is, daar is leven. En dientengevolge ook behoefte aan groei, wasdom en versterking. Zo wordt het (Psalm 92:1) aan die in het huis des Heeren zijn geplant, gegeven te groeien. En volgens 1 Petr. 2 : 2 is het de aard van de nieuwgeboren kinderkens, dat zij zeer begerig zijn naar de redelijke en onrver valste melk, om daardoor op te wassen. Aldus dient ook dit sacrament voor dezulken tot versterking of tegen de zwakheden van hun geloof. Waar genade in het hart is, daar is een nieuwe natuur, een vanzelfsheid ten goede. Daar zijn opwellingen en lusten om van zonden ontslagen te worden en God te dienen, zoals de onderwijzer zegt: om zijn leven te beteren. Dus om in nieuwigheid des geestes en des levens te wandelen (Rom. 6 : 4). “Opdat wij verlost zijnde uit de hand onzer vijanden, Hem dienen zouden in heiligheid en gerechtigheid al de dagen onzes levens” (Lukas 1 :74, 75). Tot zover Vermeer. De drie genoemde kenmerken nu zijn kenmerken van een ware avondmaalganger. Echter hierop moet wel gelet worden, de drie kenmerken zijn onderscheiden, maar kunnen niet gescheiden worden. Ze horen bij elkaar. Wat nu de Heere samengevoegd heeft, scheide niemand. Waar nu geestelijk leven is, wordt het leven ook gericht op deze kenmerken. Men wordt er werkzaam mee. Men zoekt ze te kennen. Almeer te kennen, Dieper te kennen. Dus tevredenheid komt er niet. Het kan ook niet. Waar de hartelijke betrekking op de Heere komt, ontstaat het verlangen om Hem te kennen met Hem en voor Hem te leven. Dit verlangen wordt sterker naarmate uit de Schrift door de prediking der Schrift opengaat en ontdekt wordt Wie de Heere is. Wie de Heere God is. Wie Jezus Christus de Heere is. De vermeerdering van zelfkennis drijft ook uit tot de Heere om almeer te kennen het levensbeeld van een ware avondmaalganger. De werkzaamheden blijven dus niet beperkt tot vlak voor de viering van het avondmaal. Het wezenlijke van het avondmaal blijft leven. Nu kan dat “leven” aangevallen worden, het kan besmet worden door het vuil van de wereld of de modder der zonde, verdwijnen is een onmogelijkheid.

Een ingezonken leven wordt nimmer een verdronken leven. Zelfs een leven onder de as vergaat niet. In dit alles blijkt de trouw en onveranderlijke liefde van de Heere. Wat diep in het hart leeft, komt telkens boven. Het zal ook sterker naar boven komen door onderwijs. Door de bediening van het Woord. Vandaar dat waar leven is, men niet buiten prediking kan. Men zoekt haar. Men zoekt haar biddend. Voortdurend is het gebed: Heere, laat de prediking tot zegen zijn. Heere, leer mij, Heere leid mij door Uw Woord en Geest”. Dat zijn zo de vragen die blijven leven bij de ware avondmaalganger. En niet tevergeefs. Er komt, uit genade, een kennen en een vervolgen te kennen.

Waar de kenmerken van de avondmaalganger ontbreken, daar zij veel de vraag: “Heere, wees mij genadig”. Er zij geen gerustheid in het niet aangaan. Justus Vermeer schrijft in zijn catechismus: ”denk niet als gij uzelf censureert, of als God of de kerkelijke macht u censureert, dat het dan genoeg is. Alle censuur is bestemd om u tot uzelf te brengen.

Meen dan niet dat het genoeg is om van het avondmaal af te blijven. Indien gij niet bekeerd wordt, wat zal er van u worden? Menigeen zondigt geruster omdat hij niet ten avondmaal gaat. Maar o mens, denk toch aan dit woord: “wie heeft Zich tegen de Almachtige verhard en vrede gehad?” Verbeeld uzelf toch niet dat gij het zult kunnen uithouden in te strijden tegen het Lam. In Openb. 17 : 14 staat, dat het Lam u zal overwinnen: “want het is een Heere der heeren en een Koning der koningen”.

Wanneer we nu het, gelicht uit zijn catechismusverklaring op ons laten inwerken, dan betrekt Vermeer de gehele gemeente bij het avondmaal en heeft hij voor ieder een woord. Vandaar dat me staande in de praktijk van het kerkehjk leven almeer duidelijk is geworden, dat prof. Wisse mij destijds dit werk gaf, meegaf voor het werk in de kerk. Het mocht voor mijzelf tot lering zijn.

Nu zou de vraag gesteld kunnen worden: “wie was Justus Vermeer?”

Hij was in de achttiende eeuw Meester in de rechten en tevens ouderling van de gemeente Utrecht. Hii was een begaafd man, maar bovenal verlicht. Hij diende de kerk in zijn tijd en hij mag in zijn geschriften nog spreken nadat hij gestorven is.

(Overgenomen uit het kerkblad van Sliedrecht-centrum).

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 juli 1985

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Een ouderling schrijft

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 juli 1985

Bewaar het pand | 6 Pagina's