Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Om de rechte prediking.
3

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Om de rechte prediking. 3

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Prediking en wedergeboorte.

De noodzaak van de wedergeboorte! We zullen in dit artikel bezig zijn met de vraag, welke plaats de noodzaak van de wedergeboorte in de prediking moet hebben. Rondweg kunnen we zeggen, dat dit voor niet weinigen een omstreden zaak is. En dat op allerlei manier. De één wil er èn in theorie èn in de praktijk niet van weten, dat in de preek de noodzakelijkheid van hartvernieuwende genade op het hart gebonden wordt. Men vindt dat dit eenvoudig niet mag binnen de gemeente, die immers alleen uit gelovigen bestaat. Of men wijst op de eis des geloofs, die tot ieder komt. Over de wedergeboorte spreken is dan onjuist: de wedergeboorte is Gods werk, daar kunnen èn behoeven we niets aan te doen. Het gebeurt ook meermalen dat men in theorie wel zegt: “we mogen er niet van zwijgen”, maar dat het in de praktijk niet uitkomt.

U zult wel eens gehoord hebben van de “Gemeenschappelijke verklaring ten aanzien van de toeëigening des heils”. Dat stuk is destijds opgesteld in verband met de samen- sprekingen tussen de Nederlands Gereformeerde Kerken en de Christelijke Gereformeerde Kerken. Het is een heel belangrijk stuk, dat telkens weer opduikt in het kontakt tussen beide kerken en misschien nog wel het meest in de moeiten, die meerderen met deze kontakten hebben. Het bevat een gezamenlijke verklaring ten aanzien van punten in de prediking, die verschillend worden beoordeeld, maar waarin men elkaar gevonden heeft op deputatenniveau. Dat dit nog geen vinden is “op plaatselijk” niveau, is ondertussen wel gebleken. In die gemeenschappelijke verklaring wordt ook over wedergeboor te gesproken. Men heeft het wel geweten dat juist de plaats van wederbarende genade in de prediking van de Nederlands Gereformeerde Kerken vragen oproept. In feite omdat de preken, meditaties en artikelen van deze zijde daar niet of nagenoeg niet over spreken. Zo wordt het door menigeen uit onze kerken, die deze leest, ervaren.

Welnu, in dat gedeelte over de wedergeboorte, punt 5, “Geloof en wedergeboorte”, staan deze woorden te lezen: “hoewel van gereformeerde kant werd toegegeven, dat in deze kerken de woorden wedergeboorte en wederbarende genade niet zoveel meer gebruikt worden in de zin van de Dordtse Leerregels, functioneert die belijdenis zakelijk wel. De inhoud van de woorden behoort tot de kern van de preek”.

Dat is voor mij één van de voorbeelden van: in theorie wél maar in de praktijk niét.

Immers: de betuiging dat de inhoud van de woorden over de wedergeboorte wel functioneert kan ik nog maar steeds niet in de preken van de Nederlands Gereformeerde predikanten terugvinden. Het grote bezwaar is niet, dat men daar niet altijd de “woorden” wedergeboorte en wederbarende genade gebruikt.

Er zijn ook preken, waar deze woorden overvloedig gebruikt worden, terwijl ze zakelijk er niet zijn. Maar ik moet eerlijk zeggen, dat ik zakelijk ook weinig of niets in de Nederlands Gereformeerde preken hoor van wat er staat in Dordtse Leerregels III en IV “Van des mensen verdorvenheid en bekering tot God en de manier van deze” artikel 12; “En dit is die wedergeboorte, die vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking van de doden en levendmaking, waarvan zo heerlijk in de Schriften gesproken wordt, dewelke God zonder ons in ons werkt”. Ligt het aan mijn oren? Ik ben er nog altijs op uit om op allerlei manier te horen of ik me niet vergis, maar telkens weer ondervind je de teleurstelling: je hoort het niet of zó, dat het vér van het wonder afstaat, dat nu juist in de Dordtse Leerregels centraal staat.

Het nieuwe begin

Laten we eerst eens gaan zien, waarover we het hebben als er onder ons over de noodzaak van wedergeboorte gesproken wordt. Dat is wel nodig. Juist omdat velen zeggen: over de wedergeboorte, zoals wij er meestal van spreken, wordt in de Bijbel niet of bijna niet gesproken. Dat doet de brochure niet, die wij bespreken. Deze zegt wél dat in onze kringen zoals in “Bezinning op de Prediking” de wedergeboorte verzelfstandigd wordt “als iets, dat ons moet overkomen, voorafgaande aan of zelfs los van geloof en bekering”.

Ik ga er nu maar aan voorbij, of de schrijver hier een mening over de wedergeboorte omschrijft. Dat acht ik op dit ogenblik niet zo belangrijk. Maar waar het me om gaat is: in de door ons besproken brochure wordt de wedergeboorte als het nieuw begin niet ontkent. Alléén wijst hij er wel op dat we die niet los mogen maken van de wedergeboorte als “de het gehele leven durende proces van de vernieuwing”. Hij is er bang voor dat dit onder óns gebeurt. Nu dat geeft wel aanleiding om ons af te vragen: waar hebben we het over?

Nu zullen de meesten zich wel herinneren op catechesatie gehoord te hebben dat we van wedergeboorte in drieërlei zin kunnen spreken. Wedergeboorte als het ontstaan van het nieuwe leven, wedergeboorte als de doorwerking van de vernieuwing in hart en leven, wedergeboorte als de totale vernieuwing tot een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Ik geef het maar even kort weer. Daarbij stoor ik me niet zo heel erg aan de kritiek, die ik ongetwijfeld van de schrijver zal krijgen dat we niet met begrippen moeten werken maar met levende woorden der Schrift. Ik ben het trouwens in zekere zin met hem eens. Er bestaat een groot gevaar in het onderscheiden zoals we dat doen in de geloofsleer, dat we met ons verstand de dingen gaan bepalen en voorbijgaan aan wat de Schrift zegt. Zelfs wil ik graag zeggen, dat het heel goed is als we vanuit de Heilige Schrift zulke onderscheidingen telkens kritisch gaan bezien en ons alleen door de Schrift laten leiden.

Laat nu de schrijver overigens niet denken dat hij niet met begrippen werkt! Het is waar dat er geen scheiding gemaakt mag worden tussen de wedergeboorte in de zin van het ontstaan van het nieuwe leven en de wedergeboorte als de doorwerking van dat nieuwe leven, het hele leven door. Niettemin is er een duidelijk onderscheid tussen die twee.

Het moet onze aandacht niet ontgaan, dat én in de Heilige Schrift én in de belijdenis vanuit verschillende achtergronden over wedergeboorte gesproken wordt.

Om bij de belijdenis te beginnen: in de Nederlandse Geloofsbelijdenis wordt inderdaad in art. 24 gesproken over de wedergeboorte in de zin van voortgaande vernieuwing: “Wij geloven, dat dit waarachtig geloof in de mens gewrocht zijnde door het gehoor des Woords en de werking des Heiligen Geestes, hem wederbaart en maakt tot een nieuwe mens...”. Het verband is hier duidelijk: de belijdenis van de rechtvaardiging. Die betekent niet dat er geen vrucht in het leven is. Het rechtvaardigend geloof blijft in de Zijnen niet zonder vrucht. Dat geloof blijft niet zonder het nieuwe leven. Dat geloof wederbaart.

In de Dordtse Leerregels is de achtergrond anders. Daar wordt in hoofdstuk III en IV tegenover de remonstranten heel positief gesproken over het begin van het nieuwe leven. Dat begin is uit God en niet door enige menselijke aktiviteit. Heel sprekend is het, dat in het voorgaande over het Evangelie gesproken wordt als het middel, dat de Heilige Geest gebruikt tot wederkeer van een verloren mens tot God. En dán spreekt artikel 12 over de wedergeboorte.

“God doet niet alleen het Evangelie uiterlijk prediken... maar Hij opent het hart, dat gesloten is...”. Duidelijk is het daar dat er zonder wedergeboorte geen verstaan is van het gepredikte Woord in het hart van de zondaar, zonder wedergeboorte geen geloof. En als de Heere Jezus tot Nicodemus zegt: “Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: tenzij een mens wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien...”, dan wordt toch ook de noodzaak van de nieuwe geboorte met kracht vóóropgesteld. Ik denk aan Calvijns verklaring van Johannes 3:3: “Zo heeft Christus zeer bekwamelijk Zijn beginsel daarvan gemaakt. Want gelijk het tevergeefs in een onbewerkte akker gezaaid wordt: alzo wordt ook de leer des Evangelies zonder vrucht weggeworpen, tenzij dat de hoorder eerst getemd en tot gehoorzaamheid en leerzaamheid recht bekwaamd wordt...”. En even verder zegt Calvijn...“Laat ons gedachtig zijn, dat alzo dit eenmaal tegen één gesproken is geweest, dat de Zoon van God ons-allen-nog dagelijks met deze stem aanspreekt”. En dan... “met deze manier van spreken worden wij meteen geleerd, dat wij gans als ballingen en vreemdelingen van het Koninkrijk Gods geboren worden, en dat tussen Hem en ons een eeuwige vijandschap is, ter tijd toe, dat Hij ons door de tweede geboorte andere mensen make”.

Waar het me om gaat, is dat én Gods Woord én de belijdenis wel degelijk afzonderlijk aandacht geven aan de wedergeboorte als het eerste levensbegin en dat zelfs met grote nadruk. En dat is heel iets anders dan dat de wedergeboorte “los van geloof en bekering” zou worden gezien.

Lijdelijkheid?

De schrijver is bang, dat het spreken over de wedergeboorte, zoals in “Bezinning op de Prediking” de lijdelijkheid zal bevorderen. Nu zal niemand ontkennen dat er geen gevaar van een lijdelijke instelling is. Het is er maar al te véél, wanneer over de wedergeboorte alleen geredeneerd wordt en het Woord Gods voorbij wordt gegaan, dat de Heere als middel gegeven heeft en waarin Hij Zijn Goddelijke beloften gegeven heeft. De Dordtse Leerregels gaan op het gevaar van zo’n lijdelijkheid ook duidelijk in. Wie art. 17 van hetzelfde gedeelte leest, weet daarvan. Daar wordt het beleden, dat de wijze God het Evangelie gegeven heeft tot een zaad der wedergeboorte. Alleen wordt daar niet een soort vanzelfsprekendheid geleerd, die we helaas maar al te veel aantreffen: we hébben het Woord en de beloften, terwijl de openbaring van het nieuwe leven niet uitkomt.

Het is jammer, dat de schrijver niet ingaat op het eigenlijke bezwaar, dat niet alleen in de door hem besproken brochure wordt uitgesproken, maar dat bij velen in onze kerken leeft ten aanzien van de prediking, zoals deze meermalen gehoord wordt. Het eigenlijke bezwaar is dat er een geslacht opgroeit, dat vreemd is van het werk Gods in eigen hart en niettemin denkt: het is wel in orde. Dat geeft grote zorgeloosheid ten aanzien van de eeuwige dingen. Dan kan men wel roemen in de beloften, maar er is nooit “nood” in het leven gekomen om er zelf persoonlijk in te delen. Graag wil ik naar beide zijden de zaak zien. Het is óók waar dat een vals lijdelijkheid zorgeloosheid voortbrengt. Maar de oplossing kan nooit zijn: het verzwijgen van de noodzaak van wedergeboorte. Integendeel. God eist van ons dat we met klem die noodzaak boodschappen en tegelijkertijd de mogelijkheid vanuit God, zoals Hij die in het Evangelie betuigt. Dan zal God Zelf de vrucht geven in een biddend leven: “Schep mij een rein hart, o God, en vernieuw in het binnenste van mij een vaste geest”.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 juli 1985

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Om de rechte prediking.
3

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 juli 1985

Bewaar het pand | 6 Pagina's