Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de jeugd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de jeugd

Nehemia 5

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Beste jongelui!

De vorige keer schreven we iets over de kerkelijke ellende. En dan niet alleen over de kerken in het algemeen, doch ook over onze kerken in het bizonder. Wie nog met de gang van zaken meeleeft, weet dat er vooral de laatste tijd nogal wat brochures zijn verschenen. De meeste mensen nemen daar niet eens kennis van. Want ik ben er heilig van overtuigd dat de doorsnee kerkganger die des zondags naar de kerk gaat om Gods Woord te horen, er zich weinig voor interesseert. Als je vraagt wie het boek gelezen heeft: “De Geest schrijftwegen in deze tijd”, dan zal men van heel weinig mensen een bevestigend antwoord krijgen. Iets meer belangstelling heeft de brochure van Ds. J.H. Velema “Verrechtsing?” Daarin worden rake en ware dingen gezegd, waarover je alleen maar schamen kunt, als je bij het lezen af moet vragen: Wordt dat onder ons allemaal gevonden? Daar is weer een nieuwe brochure overheen verschenen van de Amersfoortse kring, zoals die groep wordt aangeduid, en die tot titel draagt: “In vertrouwen verder”. Doch wie zal daar kennis van nemen? Meestal zijn het wat intellectuele heethoofden, die op kerkelijke vergaderingen het woord voeren en de eenvoudige “meerderheid” (vergis je niet, het zijn er meer dan je denkt) de mond snoert. Men wil bewust nieuwe wegen gaan. Wegen die onze vaderen nooit hebben bewandeld en ook niet hebben willen bewandelen. Doch die, zo redeneert men tegenwoordig, behoren nu eenmaal bij deze tijd.

En nu de progressieven op de laatste synode niet in alles hun zin hebben gekregen — ik denk aan het zingen van gezangen en het verenigen met de Nederlands Gereformeerden, — komt men in opstand. Voor de komende synode stapelen de instrukties zich op. Want wat men toen niet bereiken kon, dat zal men dan nu toch zoeken te bereiken. Veronderstel dat degenen, die zich in het verleden bij de vernieuwingsbesluiten noodgedwongen hebben neergelegd, eens op dezelfde manier zouden hebben gehandeld, men had dan al een jarenlange slaande oorlog gehad.

Om de oplopende twistpunten wat te bezweren, worden we via het officiële kerkelijke orgaan De Wekker opgewekt om niet zo warm te lopen en niet zo veel over elkander te schrijven. Men moet meer met elkander praten en meer naar elkander luisteren, dan zullen we elkander ook beter gaan begrijpen. Je vraagt je dan inmiddels wel af wie degenen zijn die door schrijven hun ideeën zoeken te verbreiden en door te drijven. In de laatste Wekker werd geschreven over “linkse en rechtse drijvers”. Wie de linksen zijn daar behoeft men niet naar te raden. Wie de rechtsen zijn is me altijd nog een raadsel. Dat zijn toch niet de lieden van Bewaar het Pand? Daar wordt wel eens schouderophalend over gesproken, en min of meer beaekt, ” smalend” over geschreven, doch het zijn geen lieden, waar ik ooit een zeker “drijven” heb ontmoet. Of het zou een “drijven” moeten zijn om te preken.

We moeten naar elkander luisteren. Dat is ook zo’n veel gehoorde opmerking, doch dan komt weer de vraag: Wie moet naar wie luisteren? Moeten de rechtsen naar de linksen luisteren of moeten de linksen naar de rechtsen luisteren? De praktijk heeft geleerd dat men helemaal niet luistert. Men luistert wel, doch men houdt toch, koste wat kost, zijn eigen ideeën vast. want een ieder is er voor zichzelf van overtuigd, dat hij het gelijk aan zijn kant heeft. Is de discussie afgelopen, dan moet niet zelden de stemming de beslissing geven. En dan begint men

de neuzen te tellen. Iedereen kent wel zo ongeveer iedereen. Al stemt men anoniem (zonder dat men zijn naam op het stembriefje zet) dan weten insiders heus wel wie voor of tegen is geweest. Als de beslissing is gevallen, is de spanning heus niet opgeheven. De een gaat blij naar huis, al zegt hij dat natuurlijk niet, dat het gelijk aan zijn kant is gevallen. En de ander gaat bedroefd naar huis, omdat men naar zijn gevoelen, weer een stap is achteruitgegaan op de weg van het kerkelijk leven.

Men spreekt broederlijk en blijft vriendelijk, doch of de werkelijkheid aan deze mooie woorden ook beantwoordt, laten we voor ditmaal maar een vraag.

We kunnen vanuit een professorale stoel, van achter een bureau, met de bijbel en de confessie voor zich, wel een ideaal beeld voorhouden, en wie zou durven te zeggen dat dit niet nodig is? Doch in de gang van het kerkelijk leven hebben we altijd nog met de nuchtere werkelijkheid te doen. En die is zo geheel anders, dan het zou moeten wezen.

Wie al deze dingen nuchter op zichzelf laat inwerken, kan aan de tekst denken die boven dit artikel staat geschreven: Wij zijn kerkelijk in grote ellende en versmaadheid. Jeruzalems muur is verscheurd en hare poorten zijn met vuur verbrand.

Dat de wereld om al dat getob en geharrewar lacht, behoeft niemand te verwonderen.

Je kunt van de Bewaar het Panders denken en zeggen wat je wilt, doch dat dit mensen zijn, die in de kerkelijke wereld het minste kabaal schoppen is wel zeker. Je moet hier natuurlijk niet uit afleiden, dat wij nu bezig zijn onszelf een brevet van goed gedrag op te spelden. Want degenen die echt het pand zoeken te bewaren weten wel beter. Het zijn mensen die in zonden zijn ontvangen en in ongerechtigheid zijn geboren. En wat hun leven betreft, zijn zij tot alle boosheid ook geduriglijk geneigd.

Werd dit meer ingeleefd in onze kerken, en dan bedoel ik niet alleen in onze kringen, dan zou er al heel veel kerkelijke narigheid de wereld uit zijn. Dat ik schrijf over “onze kerken” en “onze kringen”, daar kan een scherpslijper natuurlijk weer kritiek op uitoefenen, doch wie de werkelijkheid kent, weet dat het nu eenmaal zo ligt.

Luisteren! Dat was dan het woord waar we even naar hebben geluisterd. We moeten luisteren naar elkaar. Als we daarmede beginnen, beginnen we goed verkeerd. Waar moeten we dan naar luisteren, vraagt mogelijkdeze of gene. Het antwoord kan niet anders luiden dan naar het Woord van God en de belijdenisgeschriften. Want daar staan de antwoorden in op alle levensvragen. Men kan dit alleen tegenspreken, wanneer men de antwoorden die het Woord van God geeft, niet aanvaardt. En ik geloof dat in veel gevallen daar de knoop zit. We willen antwoorden, die ons ruimte geven. Ruimte om te doen wat we zelf uiteindelijk willen. Want, en dit staat van te voren vast, wij zijn toch ook kinderen van God. Wij hebben toch ook de geest ontvangen. (Dat ik geest met een kleine letter schrijf, is geen vergissing). De bijbel geeft op alle vragen geen antwoord. De bijbel is tijdgebonden. Wij weten nu meer dan Paulus, wij weten het in veel gevallen beter dan de bijbel. Wij moeten een hoop dingen zelf maar uitzoeken. En dan komt men op de weg van het “vlees” terecht. En daarvan heeft Paulus gezegd: Ik weet dat in mij, dat is in mijn vlees geen goed woont. Of had deze Godsman het verkeerd?

Luisteren naar het Woord van God, brengt de mens, om te beginnen, niet in de ruimte, maar in de engte. Want hij komt met de God van het Woord in aanraking. En die is heilig en rechtvaardig. Wie kan bestaan voor hem? Alles klaagt aan, alles veroordeelt. Alle gerechtigheden smelten weg als sneeuw voor de zon. Men kan dan niet verder komen dan het belijden van schuld en straf. Straf dat heeft men verdiend. Elke gereformeerde belijder zegt dat wel na. Doch dat het beleefd wordt, daar wordt weinig, zeer weinig, van vernomen. Wie het beleven mag, wordt benauwd van alle zijden. Hij kan daarin niet blijven verkeren. Dat is ook een gevaar dat dreigt. Men heeft aan de ellendekennis genoeg. Die hoort men maar graag verkondigen. En verder komt men niet. Men kan het onder de zwaarste preken dan nog heel goed uithouden. Net als die hond in de smidse, die tenslotte in de vonken gaat liggen slapen, die onder het smeden van het aambeeld spatten. Want die werkelijk in de engte komt, roept van uit de benauwdheid tot God. “Ik riep de HEERE ootmoedig aan”. Zo staat het in de oude berijming en zo is het naar de praktijk van het geestelijke leven. De zodanigen worden door de Heere verhoord. “Want Die verhoorde mij in het lijden; En deed mij in de ruimte gaan. . .”

Het volk dat deze klanken kent, luistert graag naar elkaar, omdat ze eerst hebben geluisterd naar God. Het zijn de Godsgezin-den, die de HEERE ootmoedig vrezen. De een acht dan de ander uitnemender dan zichzelf, omdat er maar Eén groot is, en dat is God. Ik moet dit artikel weer gaan beëindigen. Tot de volgende keer.

Jullie aller vriend,

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 februari 1986

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Voor de jeugd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 februari 1986

Bewaar het pand | 6 Pagina's