Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Biddag voor gewas en arbeid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Biddag voor gewas en arbeid

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de tweede week van maart wordt op vele plaatsen in ons land de jaarlijkse biddag voor het gewas gehouden. In bepaalde streken wordt die dag gehouden op een andere datum. Denk maar aan Zeeland. Op het eiland Tholen is die dag gesteld op de laatste woensdag van februari en op de eilanden Beveland en Walcheren en ook Flakkee op de eerste of derde woensdag van de maand maart. Men heeft dit gedaan voor de vakante gemeenten. Die kunnen dan op die dag een predikant hebben. Niet dat het houden van een afzon-deringsdag afhankelijk is van een predikant, maar de Heere heeft toch het ambt van dienaar des Woords gegeven. In het gezamenlijk houden van die dag wordt ook een stukje eenheid gezien. En dat is een zegen. Temidden van kerkelijke verdeeldheid is het gelijk houden van een biddag (en ook dankdag) een sprekend teken. En dat sprekende teken mocht zulk een inhoud gaan krijgen, dat er ook zij een denken aan elkaar en een bidden voor elkaar. In het “Onze Vader” wordt ook de meervoudsvorm aangegeven. Dus niet het slechts bidden voor zichzelf, maar ook voor anderen. De ander dichtbij en veraf. De Heere moge zijn Geest geven, zodat er ondanks kerkelijke gescheidenhied, een hartelijke verbondenheid mag zijn. Een verbondenheid uit en door de Heilige Geest want alleen die verbondenheid is waar en blijft bestaan. Dat het in ons vaderland nog mogelijk is een afzonderingsdag te kennen is een zegen op zich. In andere landen komt het niet voor. Alleen bij heel bijzondere gebeurtenissen komt men samen in gebed en dan is het meestal nog op zondag. Een afzonderingsdag zo midden in de week komt praktisch niet voor. In ons vaderland is het een gegroeide gewoonte geworden. De vraag zou gesteld kunnen worden, waar het gebruik om biddag voor het gewas te houden vandaan komt.

Het gebruik om een biddag te houden heeft diepe wortels. De eerste sporen ervan vinden we in de Oude Kerk. En in de Middeleeuwen vond dit gebruik algemene ingang. Het verval van de Middeleeuwse kerk deed zich echter ook gelden in de viering van de biddagen. Kwamen de parochianen aanvankelijk bijeen in de kerk om hun schuld te belijden en Gods genade af te smeken, later ontaardden de biddagen in processies, waarbij het heilig sacrament alle eer werd bewezen.

De ontstane reformatiekerk, in ons land, heeft zich van meet af aan uitgesproken over de bede- en dankdagen. Zo bepaalde de Synode van Dordrecht in 1578 dat in tijden van oorlog, pestilentiën en andere rampen “een vasten met bidden” zou worden ingesteld door de raad der kerk met instemming van de overheid. De Nationale Synode van Dordrecht (1618-1619) die de kerkorde nader vaststelde, bepaalde (zie art. 66): “in tijden van oorlog, pestilentie, dure tijden, zware vervolgingen der kerken en andere algemene zwarigheden zullen de dienaars der kerken de overheid bidden dat door hare autoriteit en bevel openbare vast- en bededagen aangesteld en geheiligd mogen worden”. Naar dit bepaalde in de kerkorde heeft men gehandeld. Het zou te ver voeren om dit uit de geschiedenis aan te tonen. Die bepaling op zich geldt vandaag nog, maar dan niet zo dat de kerk de overheid er toe aanspoort, maar dat de classis ’s Gravenhage komt tot het uitschrijven van zulk een dag. Dit werd bepaald op de synode van 1918. Op diezelfde synode werd besloten om de voorjaarsbiddag zoveel mogelijk te houden op de tweede woensdag in maart en de najaarsdankdag op de eerste woensdag in november en dat worde getracht de gehele dag hieraan te wijden. Zie art. 66 van de kerkorde. In dit besluit werd een tot een landelijk uitgegroeide gewoonte kerkelijk vastgelegd. De oorsprong nu van onze bekende bid- en dankdagen ligt in het verzoek dat gedeputeerden van de particuliere synode van Overijssel deden bij de overheid. In 1653 wendden zij zich met het verzoek tot de overheid om een provinciale biddag voor te schrijven. Als motief voerden zij aan “dat het Opperwezen enige jaren herwaarts het gewest had bezocht met schadelijke droogten en landverdervende plagen”. De overheid ging op het verzoek in en gelastte de kerken een biddag te houden “tot afweering van Godes plaagen en tot het verkrijgen van eenen gezeegenden zomer”. De Staten van Overijssel beseften dat men niet alleen om de zegeningen moest bidden, maar ook voor de zegeningen danken en schreven in het najaar een dankdag uit “voor de veelvoudige verkregene zeegeningen en weldaden”.

Daar nu onze maatschappij door de jaren heen een verschuiving te zien geeft van het agrarische naar het industriële is de “biddag voor het gewas” uitgebreid tot een “biddag voor gewas en arbeid”. Immers niet alleen op het platteland, maar ook in de steden, in de fabriekcentra is de zegen des Heeren onmisbaar. Want aan Gods zegen is alles gelegen. De mens van heden meent veel te kunnen en zijn kunnen ligt op een hoog niveau en zijn prestaties zijn veel, toch regeert God en Hij laat Zijn almacht zien. En van wie zijn alle gaven en door wie komt dit alles tot stand? Is het niet door de grote Schepper en Onderhouder aller dingen? Dit te belijden is geboden. Dit te belijden in God-loze wereld, in een God uitschakelende en God wegdenkende tijd moet geschieden. Openlijk dienen we dit te doen in de samenkomsten op de biddag. Maar dan vanuit wat beleden wordt in Zondag 50 van ons leerboek nl. de “erkenning van God de Heere de enige oorsprong van alle goeds is en dat noch onze zorg en arbeid, noch ’s Heeren gaven, zonder Zijn zegen ons gedijen en dat wij ons vertrouwen van alle schepselen aftrekken en op de Heere alleen stellen”.

Om die gezindheid wil de Heere gebeden zijn. Zij wordt bij ons niet gevonden. Wie haar kent. leeft niet meer bij zichzelf. Leeft niet meer uit eigen kunnen en kennen. Door de Heilige Geest wordt die gezindheid gewerkt en steeds weer versterkt. Ja door de Heilige Geest komt zij iedere keer weer terug, want dwalenden worden gebracht in het rechte spoor, in een leven van gehele afhankelijkheid en wetenschap dat ook onze zorg en arbeid zonder Gods zegen niet kan gedijen. Al onze inspanning, al onze werkzaamheden, waar ook geschied, in huis of buitenshuis, in de kerk, school, staat en maatschappij moeten bedauwd worden door de dauw van Gods gunst en zegen. Door de prediking dienen we op de biddag daar ook op gewezen te worden. Dat is een vereiste. Een dringende vereiste, want we leven in een tijd, waarin het aankomt op het doen van de mens. Het “doe het zelf” en “je kunt het

zelf” doordringt heel onze samenleving. In de prediking dient ook ingegaan te worden op de noden en vragen van onze tijd en ze mogen de Heere voorgelegd worden in het gebed. De tijdgeest dient belicht te worden tot waarschuwing en waakzaamheid. Om die attentheid en waakzaamheid dient ook gezamenlijk gebeden te worden. Maar dit dient bijzonder benadrukt te worden in prediking en gebed wat onze persoonlijke en gemeenschappelijke nood is en wat moet leiden tot verootmoediging voor ’s Heeren aangezicht. Wat de deugden eisen en rechten des Heeren zijn. Maar ook mag gepredikt worden de genade, die uitkomt in de waarachtige bekering en een leven in de vreze des Heeren. Er mag gebeden worden om het heil des Heeren, om het meegaan des Heeren op de weg door het leven. Er mag gebeden worden om het ontdekken van Zijn aangezicht. Het horen van Zijn stem. Het luisteren van Zijn oor. Het zien van Zijn oog. Het spreken van Zijn woorden. Het gevoelen van Zijn hand. De ervaring van Zijn nabijheid. Het heil voor onszelf. Het heil voor de kerk. Het heil voor land en volk. Het heil voor ons vorstenhuis. Dit huis hangt er niet bij, maar staat centraal in ons volksleven. En wat zou het groot en rijk zijn, wanneer genade en Godsvreze schitterden in dat Huis. Wie zou zich daarin niet verblijden? Veel moet er dus verkondigd worden op die dag. Veel mag er gevraagd worden voor en op die dag. Het mag nog! Het is nog de genadetijd. Vandaar dat we de biddag niet moeten verzuimen.

De socialisten hebben 1 mei de dag van de arbeid. Laten wij kennen onze biddag. Niet om uit te spreken, dat wij bidden kunnen, maar dat we bedeeld begeren te worden met de Geest der genade en der gebeden. Onze kinderen laten we die dag niet thuis. We nemen ze mee. Zij kunnen vrij-af krijgen of hebben vrij-af en ik ben er van overtuigd, dat bijzonder op de reformatorische scholen er rekening mee wordt gehouden als het gaat over het huiswerk geven. Laten we dus met ons gezin present zijn. De Heere is het waard en de Heere wil Zich op afzonderingsdagen niet onbetuigd laten. Uit de praktijk kan ik dit aantonen. God de Heere ontferme Zich over ons en Hij geve ons een gezegende dag. Een vruchtbare dag. Een dag die inwerkt, doorwerkt in ons leven en ons leven leide tot het kennen van psalm 84 vers drie.


Welzalig hij, die al zijn kracht
en hulp alleen van U verwacht,
die kiest de welgebaande wegen:
Steekt hen de hete middagzon
in ’t moerbeidal. Gij zijt hun bron,
en stort op hen een ruilden regen.
Een regen, die hen overdekt verkwikt en hun tot zegen strekt.


Dat we dan tot de Heere mogen gaan zeggen:

“Heere, dit vers is waar in mijn leven. Dit werkt U!”

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 maart 1986

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Biddag voor gewas en arbeid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 maart 1986

Bewaar het pand | 6 Pagina's