Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Laus Deo 20.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Laus Deo 20.

Lessen uit Genève

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De drie maskers van Sabellius.

Hoe nauwkeurig en voorzichtig de christelijke kerk haar belijdenis heeft te formuleren, blijkt ook uit het voorbeeld van Sabellius. Afkomstig uit Noord-Afrika treffen wij hem ±220 na Chr. aan in de gemeente van Rome. Hij noemde Jezus de verschijning van de énige God. Hij erkende te geloven in de Vader, God, de Zoon God, en de Geest God. Dat klonk aanvankelijk wel aannemelijk. Bij nadere confrontatie met deze Sabellius echter bleek hij voor zijn spreekwijze de volgende verklaring te hebben: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest zijn niet meer dan drie namen of drie ’maskers’ van het éne Goddelijke wezen. Hij onderscheidde dus wel tussen drie namen maar niet tussen drie Personen in het ene Goddelijke Wezen. Eigenlijk bestond er voor hem maar één Goddelijk Persoon, die nu eens het ’masker’ van Vader, dan weer van de Zoon en de Geest draagt. Sabellius wilde dus wel belijden, dat God in Christus was, maar niet dat Christus, als de Zoon van God, ook een zelfstandig Goddelijk Persoon was in het Goddelijk Wezen náást en mét de Personen van de Vader en de Geest. Het onderscheid tussen de Persoon van de Vader en de Persoon van de Zoon wiste hij zodoende uit. Het kwam er eigenlijk op neer dat men net zo goed kon zeggen dat de Vader geleden heeft op Golgotha.

Al gebruikte Sabellius bekende klanken, in werkelijkheid stootte hij zich aan het Bijbelse mysterie van de Godheid van de Zoon. Niet ten onrechte werd hij dan ook door de romeinse bisschop Callixtus door de christelijke ban uit de gemeente gestoten. Steeds heeft het menselijk verstand zich geërgerd aan de Waarheid die voor hem niet te doorgronden is. Maar steeds weer opnieuw heeft God ook mensen verwekt die met het risico veracht en bespot te worden, eerbiedig leerden luisteren naar de Bijbelse verkondiging van de éne God en de drie Personen. Of zoals Calvijn het zelf formuleert: “dat in der waarheid in de ene God bestaat een drie-ënigheid van Personen”. Genade leert luisterend leven. Zij doet kinderlijk belijden: als ik dit wonder vatten wil, staat mijn verstand vol eerbied stil.

Christus in het Oude Testament

In hoofdstuk 1 van zijn eerste brief schrijft de apostel Paulus dat de Geest van Christus in de profeten was. Die Geest getuigde dus al onder het Oude Testament van het lijden dat op Christus komen zou en de heerlijkheid daarna volgde. Het was de Geest van het ééuwige Woord, voordat Het Zich openbaarde in het vlees. Zo was bij de schepping van de wereld dit Woord al “tussenschakel”. Kenmerkend voor het scheppen Gods in Gen. 1 is Zijn spreken, Zijn Woord waardoor hij alle dingen in het bestaan roept. En God zéide: daar zij licht en daar werd licht. En God zéide: daar zij een uitspansel. En God zéide: dat de wateren van onder de hemel in een plaats vergaderd worden. Bij een eerste oogopslag zou men zeggen: God geeft alleen maar een bevél. Maar er zit meer achter: “De apostelen zijn betere uitleggers: die zeggen (Hebr. 1 : 2) dat door de Zóón de wereld is geschapen en dat Hij alle dingen draagt door Zijn krachtig Woord.

Van het eerste begin van de wereld af is de Zoon gestadig aan het werk geweest met de Vader: Mijn Vader werkt tot nu toe en Ik werk ook (Joh. 5 : 17)”. Calvijn noemt daarom de eeuwige Zoon van God “de Bronwel van alle Godsspraken”. Het scheppende spreken van de Vader zowel als Zijn openbaringen aan de profeten, het vloeit alles voort uit de Zoon als uit een volle krachtbron van leven. Dit Woord of deze Zoon was bij God, ja, het Woord was God, zo schrijft de apostel Johannes. Dit was in den beginne bij God (Joh. 1 : 1, 2). In den beginne: die woorden herinneren ons aan de schepping maar we moeten nog verder terug. Christus is ook de wijsheid waarvan Salomo gewaagt in Zijn spreuken. In Spreuken 8 hoort Calvijn de stem van Gods Zoon als de ééuwige Wijsheid Gods.” De Heere bezat Mij in het begin van Zijn weg, voor Zijn werken, van toen aan. Ik ben van eeuwigheid af gezalfd geweest. Ik was geboren als de afgronden nog niet waren”.

En hoe heerlijk zingt de dichter van psalm 45 niet van de Godheid van de Gezalfde in vers 7: Uw troon, o God, is eeuwig en altoos. Terecht vraagt Calvijn ons af of er ooit een ééuwige troon is opgericht voor een aards koning? Is er ooit een koning Gód genoemd? Overigens blijkt dat Calvijn in zijn tijd een diepgaand verschil van mening had met Joodse exegeten. Zij willen niet weten van de Godheid van Jezus van Nazareth. Zij vertalen psalm 45 : 7 daarom ook anders: “Uw troon van God” of “Uw goddelijke troon”. Terecht merkt Calvijn op dat in het Oude Testament de naam Elohim, God, soms iets groots of iets geweldigs moet uitdrukken. Zo wordt bijvoorbeeld in Jona 3 : 3 de grote stad Nineve een stad Gods genoemd. Een stad van Elohim een stad van God. Deze omschrijving wijst niet op de Godsvrucht van Nineve, maar op haar grootheid. Zoals God zelf groot is. Mar afgezien van het feit of die Messias van Psalm 45 nu zelf God genoemd wordt, men kan niet ontkennen, dat er toch geschreven staat: Uw troon is eeuwig en altoos. Deze Koning wordt dus duidelijk een eeuwig heerser genoemd. Wij lezen daarom ook in het opschrift van de Dordtse kantte-kenaars: Een uitnemend profetisch bruiloftslied, bij gelegenheid van het huwelijk van Salomo, met Farao’s dochter, gedicht over het geestelijk huwelijk van de Bruidegom Jezus Christus met Zijn Bruid, de algemene kerk der heidenen en Joden”. In overeenstemming met Calvijn lazen dus ook de theologen van Dordrecht psalm 45 als een profetie van de eeuwige regering van Christus. Zelf heeft Hij gezegd: Het zijn de Schriften die van Mij getuigen.

Tot nu toe snijden Joodse exegeten elke gedachte van de Godheid van de Messias af. Tot nog toe hebben hun eigen Schriften hen nog niet kunnen overtuigen.

Hoewel hun de Woorden Gods zijn toebetrouwd. Maar als God de bedekking van hun aangezicht zal wegnemen, zullen de Joden dit mysterie ten langen leste erkennen. Er is hoop voor in de Bijbel.

Voorts: Christus is volgens Jesaja 9 : 5 de sterke Gód en de Vader der Eéuwigheid. Zijn naam is Immanuel d.i. Gód met ons. Jeremia (23 : 1) noemt Davids grote Zoon de Spruit van David: de HEERE, Onze Gerechtigheid. Hier draagt de toekomstige Messias de we-zen-lijke en allergrootste naam van God: Jahweh “want daar de Joden zelf leerden dat de andere namen Gods niets anders zijn dan bijnamen, maar dat alléén deze (Jehova) die volgens hen niet uitgesproken mag worden een wezenlijke naam is om zijn Wezen uit te drukken, maken wij daaruit op, de Zoon is de enige en eeuwige God”.

En om niet meer te noemen: in de Engel des HEEREN, (Richteren 6 : 7,13) die aan Manoach en zijn vrouw verschijnt, ziet Calvijn met andere ’rechtzinnige leraars der kerk’ de Persoon van de Middelaar, die later genoemd zal worden: Jezus Christus. “Juist echter en verstandig hebben de rechtzinnige leraars der kerk deze uitlegging gegeven, dat die voornaamste Engel het Woord Gods is, dat reeds toen als in een voorspel het ambt van Middelaar begon waar te nemen.

Want al was het (Woord) nog niet bekleed met vlees, zo daalde Het toch neer als tussen persoon om op vertrouwelijke wijze tot de gelovigen te naderen”. Christus werk in het Oude Testament: een veelbelovend “voorspel” dus op de volheid des tijds. Die er meer van wil weten, moet ook maar eens lezen de preken van dr. H.F. Kohlbrugge over Ps. 45. Het is een bevel van Christus de Schriften te onderzoeken. Zij getuigen van Hem in Zijn Goddelijke majesteit, maar ook in Zijn neerbuigende zondaarsliefde. Die Hem in het Nieuwe Testament ontdekt, komt Hem in het Oude Testament ook tegen. En zo mocht de christelijke kerk ook met vurig verlangen uitzien naar de dag waarop het Oude Testament voor Israel mag opengaan. Want in de veelheid van Zijn onderdanen ligt des Konings heerlijkheid. Maar dat geldt ook zeer persoonlijk. Genade staat naar de kennis en de opwas in de kennis van de eeuwige Koning, de enige Hogepriester en de allerhoogste Profeet. Want het is het eeuwige leven Hem te kennen. Buiten Jezus, de eeuwige natuurlijke Zoon van God, is geen leven maar een eeuwig zielsverderf. En een gods-dienst zonder Christus is geen dienst aan God.

Wordt vervolgd D.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 juni 1986

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Laus Deo 20.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 juni 1986

Bewaar het pand | 6 Pagina's