Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de jeugd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de jeugd

Nehemia 16

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Beste jongelui!

De koning had de droefheid van Nehemia gezien. Daar zat meer achter. Nehemia liep ergens over te tobben. De koning wilde graag weten waarover. Vandaar zijn vraag: Nehemia, wat scheelt er eigenlijk aan? Nehemia vreesde om het te zeggen. Doch nu de vraag hem zo rechtstreeks gesteld werd, kon hij er niet meer om heen. Hij werd nu wel tot spreken gedwongen. Dat op de achtergrond van dit hele gebeuren God stond, behoeft op dit moment niet nader verklaard te worden. Hoewel, . . . het is toch misschien wel goed, om er even op in te gaan. Want God zien wij nog wel in grote dingen, en de kleine dingen die ook door God bestuurd worden, zien we vaak over het hoofd. We belijden dat er geen haar van ons hoofd valt zonder de wil des Heeren. Doch er vallen duizenden haren van ons hoofd, zonder dat we daarbij aan de Heere denken. Je moet er echt iedere keer wel bij bepaald worden, dat in de kleine dingen, de grote God ook Zijn hand heeft.

Hebben jullie daar ook wel eens erg in? Het is niet overbodig jezelf dat eens eerlijk af te vragen. Er gebeurt niets bij geval in het leven.

Zo is het ook hier. De koning ziet het droevige aangezicht van Nehemia. Hij stelt daarover vragen en dat geeft Nehemia gelegenheid om voor de dag te komen, met het plan, dat reeds lang van te voren door hem is uitgedacht.

Vragen van degenen die over ons gesteld zijn, openen menigmaal gelegenheden om datgene wat er leeft in ons hart kenbaar te maken. En dan kunnen de uitkomsten wel eens verrassend zijn.

Nehemia zegt: De koning leve in eeuwigheid. Dat is een gebruikelijke aanspraak, die we in de bijbel meer tegen komen. Je kunt daar natuurlijk lang over na denken. Je kunt daar ook heel verschillend over denken. Je kunt je afvragen: Nehemia, zeg je hier eigenlijk niet te veel? De koning leve in eeuwigheid! Je weet toch wel dat het eeuwige leven op aarde geen mens beschoren is. Koning Arthahsasta is ook maar een mens, een sterfelijk mens. Hoe kun je dan zulke hoogdravende woorden tegen hem zeggen? Met deze vragen zou je deze aanspraak kunnen benaderen. En het is goed dat men omtrent koningen steeds bedenkt dat het ook maar mensen zijn. Er is maar één Koning, die leeft in eeuwigheid. En dat is God! Hij is de Koning der koningen en de Heere der heren, Die eeuwig leeft.

Dat Nehemia met deze aanspraak, de koning niet zó hoog aangeslagen heeft, zal een ieder wel duidelijk zijn. Nehemia kende gelukkig de eeuwig levende Koning, hij kende God. Deze Koning werd door Arthahsasta niet gekend, op de manier van Nehemia. Om het in nieuw testamentische taal te zeggen: Nehemia was een echte Christen, een bijbelheilige, terwijl Arthahsasta een heiden was, iemand die vervreemd van God leefde. Hij kende Hem niet op een zaligmakende wijze.

Je kunt bij deze aanspraak ook denken aan een wens. Zodat Nehemia er eigenlijk niets anders mee heeft bedoeld, dan dat de Koning het eeuwige leven deelachtig zou mogen worden. Ik geloof niet dat het verkeerd is, als iemand dit gewenst wordt. Er zit dan een liefdevolle gunning achter, althans, als de wens gemeend is. Want dat is natuurlijk ook niet altijd het geval. Er worden heel veel mooie wensen in het leven gedaan, terwijl het hart er niet in gemengd is. Dan is het maar lippentaal, die voor de eeuwigheid niet de minste waarde heeft, dan alleen tot vermeerdering van schuld.

Doch als het een oprechte wens is, is het altijd goed. Het eeuwige leven iemand te gunnen, en dan in oprechtheid des harten, wie zou daar kwaad van durven te zeggen. Want als het echt is, komt het uit liefde tot de naaste voort. En de liefde is niet afgunstig, zeker niet wanneer het het eeuwige leven betreft. Wordt dit door jullie ook verstaan? Want er worden nog al eens wensen gedaan, die niet het eeuwige leven bedoelen, doch wel het tegendeel, namelijk de eeuwige dood. Dat is een zeer verschrikkelijke zaak, waar wel eens te weinig over wordt gedacht. Laat een ieder zichzelf maar eens rekenschap geven van de wensen die er in het leven worden uitgesproken aan het adres van onze naasten.

We willen en mogen van Nehemia wel het goede geloven als hij zegt: De koning leve in eeuwigheid. Het kan alleen door het geloof in de Zoon. Want die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven, terwijl degene die de Zoon ongehoorzaam is, het leven niet zal zien, maar de toorn Gods blijft op hem.

Dat “eeuwige leven” houdt dus heel wat in en daar zit ook heel veel aan vast.

Nehemia geeft dan verder uitlegaan datgene wat hem bezwaart. “Hoe zou mijn aangezicht niet treurig zijn, daar de stad, de plaats der begrafenissen mijner vaderen woest is, en hare poorten met vuur verbrand zijn”.

Dat is er dan uit. Arthahsasta weet nu wat de oorzaak is van de droefheid van Nehemia. Het gaat over Jeruzalem, dat is de stad Gods, de stad waar zijn vaderen hebben gewoond en waar ze ook begraven liggen. Dat is die bizondere stad, die God van ouds tot Zijn woning heeft verkoren. Dat is de stad, waar God Zich zo rijk heeft geopenbaard, in de tabernakel en later in de tempel. Hoe zou Nehemia, wie het huis van God, de stad van God, de dienst van God ter harte ging, Jeruzalem kunnen vergeten? Dat was hem onmogelijk?

Die heilige stad nu, vanwege de inwoning van een heilige God, was altijd nog een woestheid en haar poorten waren nog steeds niet herbouwd, zij waren altijd nog door het vuur verteerd. Jeruzalem was een Gode onwaardige stad geworden. En dat was de schuld van de bewoners van Jeruzalem zelf. Want uit oorzaak van het geestelijk verval van het volk, was de uitwendige stad in zulk een verschrikkelijke vervallen staat terecht gekomen. Dat was eigenlijk ten diepste de oorzaak van de droefheid.

Jeruzalem is in de bijbel het beeld van de kerk. De kerk is ook het huis van God. Hij woont daarin, Hij openbaart Zich daar in. Hij doet dat door middel van Zijn woord en Geest. En nu zijn er nog wel schone kerkgebouwen en ook minder schone, doch dat is de buitenkant. Het geestelijk Jeruzalem, de ware kerk, zou in een verheerlijkte staat zich moeten openbaren. Doch hoeveel verval is er niet in onze tijd? De kerk is geestelijk, gelijk aan het Jeruzalem in de dagen van Nehemia. Het is een open stad. De vijand heeft er een grote plaats. De wereld is er niet zelden thuis. Of moet ik niet zeggen dat de wereld de kerk heeft vervuld? En dan bedoel ik nog niet direkt wereldse mensen zonder meer, doch ik denk aan de wereldse beginselen, die in de kerk zo vaak de overhand hebben. Gods woord wordt dan niet recht gepredikt. Men krijgt dan een verdund evangelie. En dat is natuurlijk geen evangelie, want het evangelie is een blijde boodschap voor arme zondaren. En die zijn er in de beleving maar al te weinig, en wordt daar nu ook droefheid over gekend onder ons, zo in de geest van Nehemia, die toch in de wereld van zijn dagen, echt niet de eerste, de beste was.

Daar wordt wel veel over de verwoeste muren en de verbrande poorten gepraat, met andere woorden dat de kerk zo wereldgelijkvormig is, dat het zo droevig gesteld is, dat alles er mee door kan. Dat krijg je als de poorten met vuur verbrand zijn. Doch dat daar ook droefheid over bedreven wordt, waar wordt dat nog gehoord? God weet dat natuurlijk alleen. Het zou te wensen zijn, dat het wat meer gevonden werd. Ik geloof dat dat het begin zou zijn van een “samen op weg” gaan en dan de goede kant uit. Het staat nu te vrezen dat men “samen op weg” gaat en dan steeds verder van huis af, ondanks alle gejammer in de kranten.

De koning ziet dat het bij Nehemia ernst is. En daarom klinkt zijn vraag: Wat verzoekt gij nu? Nehemia, ik begrijp het, wat wil je? Zeg het maar. En dan mag Nehemia zijn plan voorleggen. Doch voor hij dit doet, legt (ij het eerst nog aan een andere Koning voor. Jullie begrijpen wel Wie ik daarmede bedoel. Want er staat: Toen bad ik tot God van de hemel. Voor hij met zijn verzoek naar de aardse koning gaat, gaat hij er eerst mee naar de hemelse Koning. Hij beleefde: Zonder Mij kunt gij niets doen. Hij had in alles de Heere nodig, zelfs om op de vraag van Arthahsasta een antwoord te geven. Wat komt Nehemia hier in zijn afhankelijkheid openbaar, dat is een kostelijk leven. Kennen jullie ook dat afhankelijke leven? Wij draaien meestal de orde om. We gaan eerst met onze noden naar de mensen, en als dat niet lukt, is God misschien ook nog goed. Doch God moet de eerste plaats in ons leven hebben. Altijd! Ken Hem in al uw wegen, en dan zal Hij uw paden recht maken. Doch ik moet weer gaan eindigen. Tot de volgende keer. Jullie aller vriend,

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juli 1986

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Voor de jeugd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juli 1986

Bewaar het pand | 6 Pagina's