Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Laus Deo 22

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Laus Deo 22

Lessen uit Genève

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Godheid van de Geest

Nog steeds lezen we in het eerste boek van Calvijns Institutie. Het gaat over de kennis van God de Schepper. In het 13e hoofdstuk met name over het mysterie van de leer van de Drie-eenheid. Nadat Calvijn vanuit de Bijbel de Godheid van de Vader en de Zoon heeft aangetoond, wil hij nu voortgaan met een “verdediging van de Godheid des Geestes”. Het woord verdediging veronderstelt een aanval op de Godheid van de Geest. Deze duurt inderdaad tot op de huidige dag voort. Vele zogenaamde christelijke sekten loochenen de Godheid van de Geest. Zij verwerpen daarmee de leer van de Drie-eenheid. Ook voor de verdediging van de Godheid van de Geest is het noodzakelijk terug te vallen op de Schriften van het oude en nieuwe Testament. Indien de Godheid van de Geest niet vanuit deze Schriften kan worden bewezen, dan mist de leer van de Drie-eenheid haar fundament. We zouden deze leer in dat geval zelfs moeten afzweren als schadelijk voor Gods Kerk en het genadeleven. De Schriften moeten de doorslag geven. Zij hebben het eerste en het laatste woord.

Erasmus en de bronnen

Voordat we nu verder gaan met het onderzoek naar Calvijns leer over de Godheid van de Geest maken we eerst een uitstapje. Het is opmerkelijk dat Calvijn over de Schriften spreekt als over de “bronnen”. Het oude en nieuwe Testament zijn voor hem de enige betrouwbare bronnen voor de christelijke kerk. Die bronnen stelt Calvijn steeds tegenover wat hij wel noemt de “nutteloze bespiegelingen” van het menselijk theologische denken.

Het devies “terug naar de bronnen” was een humanistisch ideaal. Het humanisme is een geestesstroming uit de periode van de 14e tot de 16e eeuw. Het woord humanisme is afgeleid van het latijnse woord humanum; het menselijke. Het ideale mensbeeld werd gezocht in oude griekse en romeinse geschriften: de

mens is in zichzelf goed en vrij. Hij maakt zijn eigen wetten. Vanzelfsprekend kwamen vele humanisten in botsing met de wetten van de RoomsKatholieke kerk. Een belangrijk vertegenwoordiger van het laat middeleeuwse humanisme is de Rotterdammer Desiderius Erasmus, wiens sterfjaar 1536 nu in 1986 wordt herdacht. Op vlijmscherpe ironische wijze heeft Erasmus in zijn boek De lof der Zotheid de dwaasheid van de talloze roomse misstanden aan de kaak gesteld. Juist in dat boek, de Lof der Zotheid, maakt Erasmus veelvuldig gebruik van de ouder griekse en romeinse dichters en filosofen. Hun opvattingen over de in zichzelf goede en vrije mens, die zich niet laat knechten door allerlei godsdienstige voorschriften, waren hem lief. Steeds weer was het: terug naar de bronnen!

Daarnaast, de eerlijkheid gebiedt ons te zeggen, was er voor Erasmus nog een belangrijke bron en dat was de Bijbel. In Erasmus was het te prijzen, dat hij als eerste na vele eeuwen de kerk een uitgave van het nieuwe Testament bezorgde in de griekse grondtekst. Tot op het ogenblik van de uitgave van zijn nieuwe testament in 1516 moest men het doen met een latijnse vertaling, de Vulgata. Erasmus’ uitgave van het nieuwe Testament in de griekse grondtekst is ook voor de daarop volgende kerkreformatie van grote betekenis geweest. Zo berust de duitse bijbelvertaling van Maarten Luther op Erasmus’ uitgave.

Het humanistische ideaal van het terug-naar-de-bronnen paste hij dus ook toe op de Bijbel. Bovendien rekende hij verscheidene geschriften van de griekse en latijnse kerkvaders uit de eerste eeuwen, zoals Origenes, Cyprianus, Ambrosius, Hiëronymus en Augustinus tot de christelijke bronnen. Dus: zowel de griekslatijnse oudheid als de Bijbel en de kerkvaders waren voor hem in zekere zin grondslag en norm voor het christelijke leven. In dit teruggrijpen op de bronnen van de Bijbel komen Luther en Calvijn met Erasmus overeen. Toch gingen hun wegen uiteen. In een artikel over Erasmus schrijft de gereformeerde kerkhistoricus Prof. dr. D. Nauta: “Erasmus had bezwaar tegen een stringentere (=bindende) opvatting van de inspiratie der Schrift”. Met andere woorden, men behoeft niet alles wat in de Bijbel staat letterlijk te nemen. Niet alles is door de Geest geïnspireerd, door de Geest ingegeven. De Schriften waren voor Erasmus dus niet de enige en alles afdoende autoriteit.

Tekenend voor Erasmus is ook dat hij met alle kritiek op de roomse kerk en haar dwaze praktijken (in de Lof de Zotheid beschreven) toch een trouwe zoon van de Roomse kerk is gebleven. Het optreden van Luther tegen de Roomse geestelijkheid vond hij maar barbaars. Men moest wat verdraagzamer zijn. Zo werd Erasmus een van de belangrijkste pleitbezorgers van de tolerantie gedachte: leven en laten leven. Ook in de kerk moest ruimte zijn voor elkaar tegensprekende meningen. Geen wonder dat vele theologen anno 1986 bij de Erasmus herdenking onomwonden hun sympathie aan deze zeer geleerde humanist betuigen. Erasmus en zijn verdraagzaamheids ideaal passen goed in hun straatje. Luther en Calvijn met hun enige Bron: de Schriften, minder of zelfs helemaal niet.

Scholieren

Onze westerse cultuur is sterk beïnvloed door het humanistische ideaal van de goede en vrije mens die in zichzelf tot een wet is. Waarin dit ideaal uitmondt, wordt in het tijdsbeeld dat zich nu aan ons vertoont, duidelijk zichtbaar. Het menselijke leven valt ten slachtoffer aan dit ideaal dat het ware menselijke leven en zijn welzijn zocht te bevorderen. Vooral onze scholieren worden via allerlei kanalen met deze manier van denken geïnfiltreerd: de mens is goed en vrij, hij heeft het zelf voor het zeggen. Dit beginsel werkt ook door in de literatuur die voor de examina gelezen moet worden. En juist die literatuur levert het grootste gevaar op die als Bijbels-humanistisch wordt omschreven. Dat wil zeggen: Gods Woord mag de ene helft van de waarheid invullen en de moderne mens van deze tijd de andere helft. Zo maken God en mens samen uit wat waarheid is.

Om deze geesten te kunnen beproeven, kan het nuttig zijn dat onze scholieren voor zover zij daartoe in staat zijn, de klassieke talen, grieks en latijn, in hun vakkenpakket opnemen. Niet alleen de reformatoren als Luther en Calvijn, maar ook een vertegenwoordiger van de nadere reformatie als Voetius waren in deze talen goed onderlegd. De kennis van de klassieke talen en de klassieke denkwereld gaf hen geduchte wapens in handen om allerlei dwalingen in en buiten de kerk te bestrijden. De filosofie van de vrije, ongebonden mens, die buiten zichzelf de wet stelt, heeft immers in kerk en wereld al zijn duizenden verslagen. En om de vijand te kunnen bestrijden, moet men hem kunnen herkennen.

Wordt vervolgd, D.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 augustus 1986

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Laus Deo 22

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 augustus 1986

Bewaar het pand | 6 Pagina's