Uit het land van de Bijbel 64.

C. HET KRIJGSWEZEN (10).

“Het schild des geloofs”.

Nadat wij een en ander geschreven hebben over “het schoeisel” van de “bereidheid van het Evangelie des vredes”, willen wij nu een en ander schrijven over “het schild des geloofs”.

Al de delen van de “Christelijke wapenrusting” hebben onderling een nauw verband met elkaar. Niet één deel kan gemist worden. Zij zijn ook alle met elkaar verbonden. Wij denken hier aan hetgeen Paulus schrijft in I Kor. 12 : 15:

“Indien de voet zeide: Dewijl ik de hand niet ben, zo ben ik van het lichaam niet; is hij daarom niet van het lichaam?”

En daarbij dienen we dus ook te letten op het verband, dat al die delen met elkander hebben.

Want hoe kan de christen o.a. “gerechtigheid” beoefenen zonder de “waarheid” te beleven en in het “spoor der gerechtigheid te wandelen” en ook: zonder die “bereidheid van het Evangelie des vredes”, ja, zonder.... het “geloof”! Daarom lezen we in Efeze 6 vs. 16: “Bovenal aangenomen hebbende het schild des geloofs, met hetwelk gij al de vurige pijlen des bozen zult kunnen uitblussen”.

Juist de beoefening van het ware geloof wordt zo heftig aangevallen. En dat wel byzonder in ònze tijd! Zegt de wereld niet: wie gelooft er nù nog in God en in Bijbel, in “hel” en “hemel”?

Wat wordt onze “jeugd” van vandaag ernstig geïnfecteerd! En àls men zogezegd nog wil geloven, dan moet in ieder geval het geloof aangepast worden aan de moderne “wetenschapsleer” en wat in feite neer ??

Welnu! Zo is er vandaag byzonder noodzakelijk zulk een deugdelijke wapenrusting, waartoe ook behoort het “ware, zaligmakende” geloof. Het geloof. . . “dat de wereld overwint”!

Maar laten we nu wat nader bezien dat “schild” van de “wapenrusting Gods”. Men had “kleine” en “grote” schilden.

Het “kleine” schild als behorende tot de gewone uitrusting werd veelal gedragen door de “boogschutters” volgens I Kron. 5 vs. 18 en 2 Kron. 14 : 8, terwijl het “grote” schild tweemaal zo groot was en het gehele lichaam bedekte. Het was van hout en met leer overtrokken. Vandaar, dat er sprake was van een: “verbranden“ der schilden.

Welnu, zo vond de strijder volkomen beveiliging achter zijn schild. Het bezit van zulk een schild was voor de strijder een eer. Dat kunnen we afleiden uit David’s “klaagzang” nadat Saul zo smadelijk gesneuveld was op Gilboa, namelijk: zònder schild! Want zô horen we David in zijn “klaagzang” over Saul uitroepen in II Samuël 1 vs. 21:

“Gij bergen van Gilboa, noch dauw, noch regen moet op u zijn, noch velden der hefofferen; want aldaar is der helden schild smadelijk weggeworpen, het schild Sauls, alsof hij niet gezalfd ware geweest met olie!”

En in vers 27 horen wij David nog eens uitroepen: “Hoe zijn de helden gevallen en de krijgswapenen verloren”!

Maar, nu is het toch wel de allerrijkste vergelijking, wanneer we de psalmist horen zingen in psalm 84 vs. 12 (onber.):

Want God de Heere is een zon en schild, de Heere zal genade en eere geven”.

Zo vergelijkt de apostel in zijn beschrijving van de “christelijke wapenrusting” in Efeze 6 het “schild” met het “geloof”. Want zo lezen we in vers 16:

“Bovenal aangenomen hebbende het schild des geloofs”.

“Bovenal”, zo lezen we. Ja, want “zonder geloof is het onmogelijk, Gode te behagen”! (Hebr. 11 vs. 6).

En is het geloof niet. . . “een vaste grond der dingen, die men hoopt en een bewijs der zaken, die men niet ziet”. (Hebr. 11 vs. 1). Maar anderzijds is er geen zaak, die meer en dieper wordt aangevallen dan . . . . het “geloof”! Het “oprechte, zaligmakende” geloof, zoals we dit zo schoon omschreven vinden in Hebreën 11!

Ja, aangevallen wordt door de “wereld” van vandaag! O ja, maar erger zelfs door de. . . . z.g.n. christenheid van onze dagen en helaas ook door zovele chr.kerken!

En hoeveel ouderen en jongeren zijn er nu, voor wie het dragen van zulk een “schild des geloofs” helemaal geen eer is!

Het “geloof”, het “zaligmakende geloof” is de gave. welke de arme en doemwaardige zondaar opheft uit de vreselijke staat der zonde. waarin hij zichzelf moed- en vrijwillig heeft gebracht en daarmede in de schande van zijn zonde-kwaad en met “de gehele wereld verdoemelijk ligt vóór God, zijn Schepper”!

O, welk een onuitsprekelijke weldaad en zegen is het, wanneer hij uit die vreselijke “staat” verlost wordt en gebracht in die der “genade”!

Dan wordt men een “erfgenaam Gods” en een “mede-erfgenaam van Christus”.

Dan worden de “uitgangen van het hart” gericht op die volzalige God, op Zijn Woord, op Zijn dienst, op Zijn wegen!

Dan houdt hij geen enkele “waardigheid” in zichzelf over.

Maar dan wordt die volzalige God ’t zo eeuwig waardig gekend, gevreesd en gediend te worden! Lezer(es)! Is de Heere dat òòk voor . . .ù. . .geworden?

Want: “zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen”!

Daarom is het van zulk een groot “belang”, het “oprechte”, het “zaligmakende” geloof te bezitten.

Maar dàt belang willen we nader in een volgende les bespreken. D.V.

Dr.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen