Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de jeugd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de jeugd

Nehemia 32.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

“En tussen de opperzaal van het punt tot de schaapspoort toe, verbeterden de goudsmeden en de kruideniers”.

Beste jongelui!

Dit is het laatste vers van het reeds meermalen besproken hoofdstuk. Het klinkt deze of gene mogelijk wat moeilijk in de oren. Doch als er over de opperzaal gesproken wordt van het punt, dan nebben we bij het woord punt waarschijnlijk te denken aan een uitsteeksel van, of een verhoging op een hoek van de muur, waar zich dan ook een opperzaal bevond, of een wachtkamer. Het was in elk geval een vertrek waar de wachters op de muur konden verkeren. Een soort wachtlokaal dus, gebouwd ten dienste van de bewakers van de stad. Hier werkten niet alleen goudsmeden, die we al eerder zijn tegengekomen, doch ook kruideniers. Er zijn er ook die dit vertalen door zalfbereiders. Wat we er ook onder moeten verstaan, het waren in elk geval geen metselaars en timmerlieden van beroep. En toch bouwden zij mee.

Wanneer we aan het eind gekomen zijn van onze rondgang langs de muur volgens hoofdstuk drie, hopen we voor jullie een gids geweest te zijn, die jullie op verschillende bijzonderheden gewezen heeft, en dat hetgeen geschreven is, door jullie ook overdacht zal worden. Het is misschien wel goed als alles nog eens achter elkaar gelezen wordt, om het in z’n geheel nog eens voor de aandacht te krijgen.

Als we aan het eind van de genoemde rondwandeling gekomen zijn, houd ik echt mijn hand niet op voor ’n fooi, zo als dat onder gidsen te doen gebruikelijk is. Jullie begrijpen wel wat ik daarmee bedoel. Want als je met vakantie gaat en je gaat het één en ander bezien, dan word je meestal begeleid door een gids die allerhande dingen vertelt, meer of minder gekruid, in de hoop dat zijn arbeid aan het eind beloond wordt. Jullie weten dus dat het mij daar nu niet om te doen is. Toch mag je wel wat doen. Je mag b.v. een nieuwe abonnee aanbrengen. Dan kan die er ook kennis van nemen wat er in de dagen van Nehemia te Jeruzalem zo al heeft plaats gevonden.

We hebben er al meer op gewezen, dat Jeruzalem niet zo maar een stad geweest is. Alles wat in het O.T. omtrent die stad geschreven staat, heeft hogere betekenis. De muren waren een puinhoop. Dat was een gevolg van de zonde. Je kunt dat ook vandaag in het kerkelijk leven konstateren. Want de muren van de kerk verkeren dikwijls, en ook nu, in een zeer vervallen staat. Je kunt het ook in je eigen leven konstateren. Want dat is ook aan een stad gelijk. Het zou een woonstede van de Heilige Geest moeten zijn. Doch de werkelijkheid is zo geheel anders. Een mens van nature ziet dit niet. Doch als men de ogen daarvoor geopend heeft gekregen, dan gaat men dit zien. Zien jullie het ook bij jezelf? Hoe treurig kan het van binnen gesteld zijn. Alles ligt dan overhoop en door elkaar. Het is echt geen Jeruzalem — een stad des vredes — het lijkt veel meer op het tegendeel. De muren zijn verbroken. De vijanden lopen in en uit. Ik kan het ook zo zeggen: In het hart kom je van alles tegen. Ik zeg wel eens: Het moest maar niet op je voorhoofd geschreven staan, wat je denkt. Want je zou je beslist niet aan het publiek durven te vertonen. Het zou een lijst zijn, zonder einde, vol gruwelen. Het is dan een wonder dat God zich met zulke mensen nog wil bemoeien. Dat Hij nog bouwers wil geven, om de muren weer op te richten.

We zijn er in de loop van het verhaal heel wat tegengekomen. Allerhande soorten. Priesters en levieten. Goudsmeden en apothekers. Oversten en ondergeschikten. Mensen met vijf talenten en mensen met twee talenten. Mensen die een dubbel deel voor hun rekening hadden genomen en mensen die een kleiner deel bewerkten. We kwamen de Nethinim tegen en ook kruideniers enz., enz.

Ze hebben allemaal in de herbouw van de muur hun aandeel gehad. En nu gaan we niet in die bouwers eindigen. Dat zouden zij zelf ook niet willen. Het zou ook niet tot eer van God zijn. Als je in hen zoudt willen eindigen, dan zouden zij allemaal de eer van zich af werpen en met Paulus getuigen — ook een bouwer — door de genade Gods ben ik, die ik ben.

Als het aan die bouwers gelegen had, dan zouden zij uit en van zichzelf nooit begonnen zijn. Doch nu heeft God een man gezonden die gekomen was om wat goeds voor Jeruzalem te zoeken. Dat was Nehemia! Hij heeft het volk mogen bezielen.

En de reaktie van het volk was: ”God van de hemel zal het ons doen gelukken, en wij, Zijn knechten, zullen ons opmaken en bouwen”. De bouwers hebben dus niet het werk in eigen kracht gedaan. Zij hebben het in het geloof gedaan. Zij deden het met een oog op God, Die Israëls God is, Die krachten geeft. Van Wie al het volk zijn sterkte heeft. Daarom komt Hem alleen de eer toe.

Zo is het in het gehele koninkrijk Gods. Want dat is een eeuwig koninkrijk. Nehemia is een type van de meerdere Nehemia, de Heere Jezus Christus. Ook daar hebben we al eerder op gewezen. Zou het zo verkeerd zijn, om het weer te doen? Moet het iedere keer niet weer gebeuren? Want als de Heere er niet steeds aan te pas kwam, om wat goeds voor Jeruzalem te zoeken, er zou van de kerk niets terecht komen. Doch dank zij het feit dat God Zijn Zoon gezonden heeft, is het bestaan van de kerk gewaarborgd, tot in de eeuwigheid toe.

De bouwers van de muur rondom Jeruzalem, waren ook de bewoners binnen de muur van Jeruzalem. Dat zij mochten bouwen was vrucht van genade. Dat zij binnen de muur mochten wonen, was niet minder vrucht van genade. Let wel! het was geen vrucht van hun bouwen. Want dan zou toch weer de mens de eer krijgen. Het was vrucht van genade. En daarvoor past het alleen de Heere de eer te geven. Wanneer ik nu de verrekijker van het geloof opzet dan haal ik de toekomst heel dicht bij. Want dan kom ik in gedachten in het nieuwe Jeruzalem terecht. Dat is de stad Gods, die Johannes heeft zien neerdalen van God uit de hemel. Daar is het aardse een afbeelding van geweest. Weliswaar een heel onvolmaakte. Doch hoe onvolmaakt ook, het geloof wordt daar heen gewezen.

In dat nieuwe Jeruzalem is alles volmaakt, eeuwig, onbeschrijfelijk heerlijk. Daar zijn geen gebroken muren meer. Daar is God altijd op de meest heerlijke wijze aanwezig. Het is de stad Gods bij uitnemendheid. Wat is het een voorrecht hier een bouwer geweest te zijn aan de muur van die stad, dat is het gebouw Gods, dat is de gemeente van de levende God. Want zó lopen de lijnen. We kunnen dan uit deze geschiedenis leren, dat er bij de Heere geen aanzien des persoons is. Want om die stad te bouwen kan God een ieder gebruiken. Het waren niet alleen priesters en levieten die het werk deden, het zijn niet alleen dominees en ouderlingen, die het werk doen. Ieder christen, zal hij waarlijk een christen zijn, is daar toe geroepen. En dat krachtens het ambt aller gelovigen. Want dan moet volgens vr. en antw. 32 uit de Heid. Kat. elke christen Zijn naam belijden, zichzelf als een levend dankoffer Hem opofferen en vromelijk tegen de duivel en zijn ganse rijk strijden. Dat is roeping niet alleen van vooraanstaande personen, maar ook van mensen die meer van achteren komen. Het is roeping niet alleen van mensen met vijf talenten, maar ook van mensen die er maar twee hebben. Van degenen die veel gegeven is, wordt veel gevraagd. En van degenen die weinig gegeven is, wordt weinig gevraagd. Toch zullen ook die hun aandeel hebben te leveren. Is het niet buitenshuis, dan er binnen, heel dicht bij huis. Er ligt dan een roeping voor het mannelijke geslacht, maar ook voor het vrouwelijke.

Daar de lezers van ons blad uit allerlei soort van mensen bestaan, mag ik dan aan elke lezer heel persoonlijk vragen of hij/zij, zijn/haar roeping verstaat? Bent u een bezielde werker, een gelovige werker in het koninkrijk Gods? Werkt u naar buiten, wat de kerk betreft? Werkt u naar binnen, wat uw hart betreft? Want de kerk moet als openbaring naar buiten, steeds gereformeerd worden, doch naar binnen gezien moet hetzelfde gebeuren. Dat wil zeggen: die eens bekeerd is, moet iedere keer weer bekeerd worden. Er is een dagelijkse bekering nodig, die bestaat in het afsterven van de oude mens, en in de opstanding van de nieuwe mens. Wanneer dit door genade verstaan en beoefend wordt, dan zal men straks door genade ook een inwoner mogen zijn van dat nieuwe Jeruzalem. Daar zal men dan volmaakt mogen verkeren. Dat nieuwe Jeruzalem telt ook een grote verscheidenheid van bewoners, gelijk wij die hier op het vlak van de bouwers zijn tegengekomen. Want in het nieuwe Jeruzalem komen alle gelovigen samen. Daar is Adam en Eva. Daar is Noach, Abraham, Izak en Jacob. Daar is Mozes en Samuël. Daar is ook Rachab de hoer en Ruth de Moabietische. Daar is ook een Manasse, die goddeloze koning, en die niet minder goddeloze Paulus hoe vroom hij ook was. Hij heeft de gemeente Gods vervolgd. Hij was met al zijn vroomheid een grote vijand. Doch hij is als een vijand met God verzoend. Als ik de rij van bijbelheiligen naga, is het een ontelbare schare. Daar komen er nog veel meer bij. Mensen, van wie de naam niet letterlijk in de bijbel staat, maar van wie de namen wel geschreven staan in het boek des levens en des Lams, dat is de geestelijke burgerlijke stand van die Godsstad. De grote vraag is: Zal ook ik daar straks een inwoner van mogen zijn? Dit kan niet vanwege mijn verdiensten, doch wel vanwege de verdiensten van Hem, Die Zichzelf een Tempel genoemd heeft, en Die tot de grond toe afgebroken is, opdat mensen een tempel zouden kunnen zijn van de levende God, waar God alles in allen is. Ik wil dit artikel beëindigen met psalm 87, een schone psalm waarin op een uitnemende wijze getuigd wordt van de stad Jeruzalem, met een uitzicht op dat Jeruzalem dat boven is:

“Een psalm, een lied voor de kinderen van Korach. Zijn grondslag is op de bergen der heiligheid.

De HEERE bemint de poorten Sions boven alle woningen Jacobs.

Zeer heerlijke dingen worden van u gesproken, o stad Gods. Sela.

Ik zal Rahab en Babel vermelden onder degenen die Mij kennen; ziet de Filistijn en de Tyriër met de Moor, deze zijn aldaar geboren.

En van Sion zal gezegd worden: Die en die is daarin geboren, en de Allerhoogste Zelf zal hen bevestigen.

De HEERE zal hen rekenen in het opschrijven der volkeren, zeggende: Deze is aldaar geboren. Sela.

En de zangers, gelijk de speellieden, mitsgaders al Mijn fonteinen, zullen binnen u zijn.

Tot zien D.V. zaterdag 25 april te Sliedrecht. Jullie aller vriend,

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 april 1987

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Voor de jeugd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 april 1987

Bewaar het pand | 6 Pagina's