Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Mag ik belijdenis doen?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Mag ik belijdenis doen?

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dit is ongetwijfeld een belangrijke vraag. W. van Vlastuin zoekt daarop een antwoord te geven in een boekje van 61 bladzijden, dat kortgeleden verschenen is bij boekhandel/ uitgeverij F. Hardeman, Brouwerstraat 59, 6713 AA Ede en dat tegen een prijs van ƒ 11,50 verkrijgbaar is.

Ds. W. Pieters te Genemuiden schrijft in zijn Voorwoord o.a.: “Het is met slechts geschreven voor jongeren, die nog geen belijdenis hebben afgelegd, of voor belijdemscatechi-santen. Maar het is geschikt voor iedereen. Ook voor hen, die uit gewoonte belijdenis deden, maar nu gaan nadenken: Wat heb ik gedaan7 Heb ik niet klaar staan liegen, daar voor in de kerk? De schrijver gaat niet mild om met vroomheid-zonder-Godsvreze, maar wel met zulke zielen, die in nood en onmogelijkheid roepen en zuchten tot God.”

Het boekje gaat eerst over de vraag: Wal is hel probleem? De schrijver zegt: “ Als je zo’n jaar of achttien, twintig, tweeëntwintig bent, komt er een moment in je leven dat je een beslissing moet nemen. Veel van je leeftijdgenoten gaan op belijdeniscatechisatie met de bedoeling in het voorjaar belijdenis te doen. Ook belijdenis doen? Geen belijdenis doen? Als je daar zo over denkt en je praat er met je vrienden en leeftijdgenoten over, dan merkjedater veel opvattingen zijn over het doen van belijdenis. De ene neemt het wellicht heel gemakkelijk op, terwijl een ander er misschien weer een beetje te moeilijk over doet voor je gevoel. Wat is belijdenis doen dan eigenlijk, zo vraag je je af. Dat is de vraag die hier aan de orde komt.” De schrijver noemt dan verschillende meningen over het doen van belijdenis.

In het volgende hoofdstukje gaat het over de gesch iedenis van de vroege kerk tot onze tijd. Van Vlastuin zegt dat er in onze tijd veel verschil is in opvattingen over de belijdenis. Het zou een goede zaak zijn, ook als je onbekeerd bent om belijdenis te doen. Men komt vanuit de constatering tot de acceptering van een verschijnsel.

“Ook de oudvaders zagen best wel in dat niet ieder die naar de kerk ging” — aldus de schrijver — “en het Avondmaal gebruikte werkelijk gelovig was. Evenals Gods Woord en Calvijn wisten zij dat er veel kaf onder het koren was. Maar dat is voor hen toch nooit een reden geweest dat je dan wel met een louter verstandelijk geloof belijdenis mocht doen. Zij hebben het nooit een goede zaak genoemd om zonder de waarachtige vreze des Heeren belijdenis te doen. Het was bij hen een ”helaas“. Helaas zijn er die onoprecht belijdenis doen. Nooit heeft men gezegd: je mag dan ook wel onbekeerd belijdenis doen. Je mag dan ook wel onoprecht zijn.”

Het volgende hoofdstuk draagt als titel: In verband mei belijdenis. De schrijver handelt over Belijdenis en Kerk, Belijdenis en Doop enz. Hij zegt o.a.: “De zichtbare Kerk omvat niet meer mensen dan de onzichtbare. Het wezen van de Kerk wordt bepaald door degenen die werkelijk verenigd zijn met de Heere Jezus. Zij vormen de Kerk. Deze ene Kerk heeft dan een zichtbare en onzichtbare zijde. ” Van Vlastuin schrijft nog meer, maar hij gaat voorbij aan wat onze Heidelbergse Catechismus in antwoord 74 zegt over de kinderdoop.

Volgens de schrijver was het afleggen van geloofsbelijdenis niet zo algemeen als later. Hij noemt daarvoor verschillende redenen. Later is dat veranderd. Echter was er in de 18e eeuw een Schortinghuis, die vele jaren in een grote gemeente stond. Tijdens deze predikant werden er in totaal slechts ongeveer twintig mensen aangenomen tot het afleggen van de geloofsbelijdenis. De schrijver zegt in dit hoofdstuk allerlei dingen die waard zijn overdacht te worden.

In het 4e hoofdstuk geeft hij enkele gedeelten weer uit geschriften van onze reformatoren en oudvaders. Hij had b.v. ook nog kunnen citeren wat Calvijn zegt bij zijn verklaring van Micha 4 : 3: Maar het Evangelie schiet nauwelijks wortel bij een op de honderd...... Met die werkelijkheid hebben we te maken.

Wal zegl de Bijbel? zo luidt het volgende hoofdstuk. Van Vlastuin behandelt in het kort verschillende teksten uit het Nieuwe Testament.....We missen de vermelding van wat we in Exodus 19 lezen omtrent de woorden Gods tot het volk en het antwoord van het volk aan de Heere. Was de uitspraak van het volk gemeend? We menen van wel. Was deze van harte? We vrezen van niet. We denken ook aan de belijdenis van het volk, waarvan we lezen in Jozua 24. Meende het volk het? Was de uitspraak van harte?

Aan het slot van dit hoofdstuk zegt de schrijver: “God is alleen maar goed. Daarom past ons niets anders dan liefde tot Hem. Het is daarom volstrekt ondenkbaar om zonder liefde het lidmaatschap van Zijn Kerk voort te zetten. De enige bijbelse visie op belijdenis is geloofsbelijdenis in geloof”. Het is goed dit te constateren, maar verandert dit iets aan de werkelijkheid? Het is ook naar Gods Woord dat de mens een vijand van God is geworden en alleen door wederbarende genade weer gaat vragen naar de Heere.

Tenslotte gaat de schrijver in op de vraag: Wal moei ik doen?

Hij zegt veel waarmee we van harte kunnen instemmen. Toch willen we enkele opmerkingen maken. In een vroeger hoofdstuk is zijn uitgangspunt geweest dat alleen wedergeborenen tot de Kerk behoren. Hiér gaat hij uit van het lidmaatschap door geboorte. Als we daaraan vasthouden moeten we ook denken aan tweeërlei kinderen des verbonds. Velen komen niet tot een waar geloof. Moeten die van het doen van belijdenis worden geweerd? In alle ernst werkt Van Vlastuin op om een rechte belijdenis te doen. En dat is terecht. Ik krijg niet de indruk dat hij daarbij iemand uitsluit. Dat is ook terecht. Maar naar onze mening legt hij eenzijdig de nadruk op wat zij moeten doen die belijdenis willen afleggen. Het evangelie begint steeds weer met een oproep tot bekering. Elk mens is van de Heere afgekeerd. Denk aan de verloren zoon. Hij wordt geroepen. Hij moet tot inkeer komen. En zo tot wederkeer tot de Heere. Dat is een zaak van het hart. Wanneer de schrijver dit meer als uitgangspunt genomen zou hebben zou wat hij schrijft veel klemmender zijn geworden. Dan zou immers ook de noodzakelijkheid van de vernieuwing van hart en leven door de Heilige Geest meer naar voren zijn gekomen.

We komen er niet uit met een recht inzicht, hoe belangrijk ook. Het feit blijft, dat niemand uit zichzelf lust heeft om de Heere te vrezen, maar ook, dat de Heere Zelf doorgaat met Zijn arbeid in de zaliging van zondaren en dat er daarom altijd zullen zijn, jongeren en ouderen, die Zijn Naam in waarheid belijden.

Hier vinden we de wijze en dwaze maagden bijeen, ook kaf en koren en tarwe en onkruid. Eens komt de scheiding. Hoe zal het dan met ons persoonlijk zijn? De schrijver van dit boekje legt in feite deze vraag voor ons hart neer. Laten we daar ernst mee maken.

Hoewel we onze opmerkingen hebben willen we toch benadrukken, dat de schrijver ons wel wat heeft te zeggen. Laten we het boekje zien als een bijdrage in deze belangrijke materie.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 juni 1987

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Mag ik belijdenis doen?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 juni 1987

Bewaar het pand | 6 Pagina's