Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor u gelezen 4.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor u gelezen 4.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(In ’t jaarboekje onzer kerken van 1896)

Een kleine bladzijde uit de portefeuille van een oefenaar (vervolg).

Wij merkten reeds op in onze vorige les onder b) dat zij, die door een poort toegang tot de renbaan of loopbaan verkregen, zich in een daarvoor ingericht vertrek bijna geheel moesten ontkleden en het lichaam geheel met olie bestrijken.

Het tegenbeeld van één en ander was de hoorders al spoedig duidelijk. Om alzo te lopen, kwam het erop aan, dat men hoorde naar de herautenstem van de grote Koning (Ps. 89 : 16), d.i. men moest de krachtdadige roeping kennen, waardoor een gewilligheid ontstond om alzo te lopen (Ps. 110 : 3). Het gaan door de rechte poort was noodzakelijk om op de renbaan te komen, n l- het geloof in den Heere Jezus Christus. En om door Hem tot de renbaan te worden toegelaten, is een geestelijke ontkleding nodig, —niet slechts dit en dat weg, maar de ontdekte zondaar zelf geheel weg valt en geheel schuldenaar wordt voor God. (Zie katechismus, Zondag 23). Zal nu een gerechtvaardigd zondaar alzo lopen, dan is hem de olie des Geestes zozeer nodig (Ps. 119 : 32). “En zo nu dit alles, zeide de oefenaar, bij ons geen plaats heeft gehad, ja, dan kan er wel een loopen om de prijs zijn, een jagen naar de heerlijkheid des hemels, doch aangezien dit loopen geschiedt buiten de door God gestelde loopbaan, is er geen hoop op de prijs, die alleen de overwinnaars is beloofd!”

(Voor wij verder een en ander afschrijven, moeten we nog even vermelden, dat onder de schare op de eindstoel van de eerste rij een vrouw zat, die onder het volk Gods daar ter plaatse bekend was als een ziel, die een nieuw leven bezat en meermalen had meegedeeld, hoe zij aan haar christendom was gekomen. Aan onze oefenaar echter was zij, wat het deugdelijke van hare gronden betrof, geheel onbekend.)

Doch ter zake.

Onder het uiteenzetten dezer zaken werd de gedaante van genoemde vrouw veranderd. Het scheen, dat de ontdekkende waarheid, naar aanleiding van de tekst uitgesproken, haar ernstig aangreep, en het duurde dan ook niet lang, of de plaats van samenkomst werd haar te eng. Zichtbaar ontstemd stond zij op en verliet haar plaats. Daar zij echter niet de minste stoornis veroorzaakte, dacht men algemeen, dat zij zich lichamelijk onwel gevoelde. Ook onze oefenaar veronderstelde zulks.

Het gevolg van de toestand, die de prediking bij deze vrouw verwekte, merkte bijna niemand op. Zij kwam, als naar gewoonte, op het gezelschap der vromen. Wel was zij meer terughoudend dan vroeger; doch steeds bleef zij in “het gebouw” komen, ook wanneer onze oefenaar daar voorging. Eén zaak trok echter de aandacht, n.1. dat zij, wanneer de oefenaar sprak, alle aandacht wijdde aan de tekstverklaring, maar het gebouw verliet, wanneer de spreker tot de “toepassing” kwam.

Ongeveer zes weken duurde deze toestand. Doch wat gebeurde? De Heere kwam met de gevreesde Aziatische cholera en haar woning was de eerste, die Hij met deze geselroede binnentrad. Zij was de eerste, die door de Heere was aangegrepen. Onmiddellijk werd de hulp van de geneesheer ingeroepen en deze constateerde, dat de ziekte alle verschijnselen vertoonde, dat de dood zeer haastig kon intreden.

Hoe verpletterend deze mededeling van de geneesheer ook voor de echtgenoot dezer vrouw was, veel ontzettender was het voor de zieke zelve.

Al spoedig liep het bericht van deze ziekte over geheel het dorp en het huis der lijderes was al spoedig als een Bethesda (huis der ellende) vol van belangstellenden, waaronder vele vromen, die de ondubbelzinnigste blijken van belangstelling en Christelijke liefde gaven.

Als een radeloze zat de vrouw, die van tijd tot tijd door hevige krampen werd aangegrepen, in een hoek van haar leger nêer en bange, angstige blikken wierp zij om zich heen.

Eén der omstanders richtte de vraag tot haar, hoe het er nu met haar bij stond met het oog op de eeuwigheid, die zij nu scheen in te zullen gaan.

Hartverscheurend was het antwoord, dat zij op deze vraag gaf. Ongeveer het volgende liet zij horen: ”Ik heb mijn arme ziel voor de eeuwigheid bedrogen. Ik beeldde mij in en maakte mijzelve wijs, dat ik tot God bekeerd was en in de baan der godzaligheid liep, maar ik zie nu in, dat ik nog nimmer mijzelf heb leren verliezen, dat ik niet door de rechte poort op de rechte baan ben gekomen en altijd bezijden de baan heb gelopen; ik kan, ik mag dus niet op de prijs hopen; en daarom kan mijn overgang van de tijd naar de eeuwigheid onmogelijk bevredigend zijn!

De vromen stonden verbaasd en verschrikt en veronderstelden, dat de arme kranke onder duivelsche aanvallen en bestrijding van haar geloof verkeerde. En dit spraken zij uit; maar de vrouw antwoordde: “Neen, neen! De Heere heeft het met mij door Zijn Woord, onder de voordracht van onze oefenaar, toen hij over I Kor. 9 : 24b sprak, duidelijk doen zien, dat al mijn ”lopen“ enkel werkheiligheid was; want Christus ken ik niet; Hij is mij waarlijk een vreemde! Zij beleed vervolgens hare hooggaande vijandschap, sedert zij onder genoemde voordracht van de oefenaar zat. Zij had hem, zeide zij, wel kunnen doodsteken. En dat zij daarna tòch evenwel onder het gehoor van die oefenaar, zowel als in het gezelschap der vromen was blijven komen, was, zeide zij, om haar naam als christin bij dat volk niet te verliezen; ”doch“, zo voegde zij erbij, ”Ik wist sedert wel beter en heb goed gezien, dat ik nimmer wedergeboren ben!”

“Ach!” zo jammerde zij, had ik mij in die toestand tot de Heere gewend; maar neen, ik bleef voortgaan in mijn verkeerdheid en boog mij niet onder ’s Heeren krachtige Hand. En nu, nu komt Hijzelf tot mij met die vreeselijke ziekte!”

Gods volk, daar aanwezig, stond als verslagen; de verstgevorderden en bekwaam-sten onder hen wisten niet, welk bestuur en welke raad zij die zo ellendige vrouw zouden geven. Zij verlieten dan ook de één na de ander dit treurhuis, doch steeds weer om spoedig terug te keren.

Hierover D.V. nader.

Dr.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 juni 1987

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Voor u gelezen 4.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 juni 1987

Bewaar het pand | 6 Pagina's