Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onmogelijk en waarom?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onmogelijk en waarom?

9 minuten leestijd

De apostel wijst op een ontzettende werkelijkheid: na verlichting afvallig. Niet vallen, of vervallen, gelijk we in de Galatenbrief lezen, maar afvallen. Er naast vallen, of er buiten vallen, gelijk de betekenis van het woord is. En dat bewust. Van verleiding of dwaling is hier geen sprake. Het is een met overtuiging zich zetten tegen. Het evangelie, dat verlichtte, wordt veracht. De hemelse gaven, die men smaakte, worden verworpen. Er komt een absolute loochening, een absolute negering van de kracht van Gods Woord en de werking van de Heilige Geest. Hetgeen voorheen kostbaar was en men zeer hoog achtte, veracht en bespot men. Men kon niet begrijpen dat het zoveel waarde had en dat men er zoveel waarde aan hechtte. Duidelijk laat men zien en horen, wat nu waarde heeft en waarvoor men leeft. En wordt men gewezen op wat was en hoe men leefde. Men gaat er fel, zeer fel, tegen in. Men wil er niets meer van horen. Men heeft radicaal met alles gebroken. En niets, niets brengt tot inkeer. Men gaat op de ingeslagen weg voort. Men wil niet anders en men kan niet anders. Het eerste is erg, want er spreekt de gezindheid en overtuiging van het hart. De levenskoers. Maar in het tweede moeten we zien de daad des Heeren. Op die daad wijst de apostel als hij schrijft in Hebreën 6: “het is onmogelijk, degenen, die eens verlicht geweest zijn en de hemelse gaven gesmaakt hebben en des Heiligen Geestes deelachtig geworden zijn en gesmaakt hebben het goede Woord Gods en de krachten der toekomende eeuw en afvallig worden, die zeg ik, wederom te vernieuwen tot bekering”.

Het is dus onmogelijk, dat de afvalligen weer opnieuw tot bekering worden gebracht. Zij komen niet tot waarachtige bekering. Tot boete en berouw. Tot inkeer, afkeer en terugkeer. Hun hart wordt niet verbroken. Hun wil wordt niet omgebogen ten goede. Hun lust wijzigt zich niet. Op de ingeslagen weg gaan ze bewust, met overtuiging voort. Hun wederspannigheid, hun halsstarrigheid wijken niet. Hun spotten en verachten gaan door. Niets, niemand brengt hen tot verandering. Hun weg eindigt in de dood, in de buitenste duisternis. Het “onmogelijk” ligt in de eerste plaats vast in het rechtvaardig oordeel van God.

In Hebreën 10 worden we daarop gewezen. Immers, daar staat geschreven: “Want zo wij willens zondigen, nadat wij de kennis der waarheid ontvangen hebben, zo blijft daar geen slachtoffer meer over voor de zonden, maar een schrikkelijke verwachting des oordeels en hitte des vuurs, dat alle tegenstanders zal verslinden. Als iemand de wet van Mozes heeft teniet gedaan, die sterft zonder barmhartigheid onder twee of drie getuigen, hoeveel te zwaarder straf, meent gij, zal hij waardig geacht worden, die de Zoon van God vertreden heeft en het bloed des Testaments onrein geacht heeft, waardoor hij geheiligd was en de Geest der genade smaadheid heeft aangedaan? Want wij kennen Hem, Die gezegd heeft: Mijne is de wraak, Ik zal het vergelden, spreekt de Heere. En wederom: de Heere zal Zijn volk oordelen. Vreselijk is het te vallen in de handen des levenden Gods”. De afvalligen worden dus geslagen met het rechtvaardig oordeel Gods. Het oordeel der onboetvaardigheid, der verharding tot in eeuwigheid.

De onmogelijkheid ligt in de tweede plaats ook gegrond in de werkelijkheid die blijkt.

De apostel zegt: “als welke zichzelven de Zoon van God wederom kruisigen en openlijk te schande maken”. Zij kruisigen opnieuw de Zoon van God en bespotten Hem. Zij komen dus tot dezelfde daden als de joden in Jeruzalem. Hoe werd Jezus niet bespot, veracht, openlijk verworpen. Men gaf Hem bewust over in de handen van de Romeinen. Men zocht Zijn dood. Men lasterde Hem. Men daagde Hem uit. En Zijn persoon was hun niet onbekend. Zijn Woord werd gehoord. En dat regelmatig. Zijn daden werden gezien en er werd over gesproken. Ongekende, ongehoorde daden werden door Jezus gedaan. En het doel was hun bekend. Jezus wilde hen vergaderen. Hoe heeft de Heere dit niet weenend verklaard. Onder tranen heeft Hij Zijn liefde ten opzichte van hen uitgesproken. En wat moest Hij zeggen? Ten slotte zeggen? “Gij hebt niet gewild”.

Welk een houding, welk een gezindheid had Jezus ten aanzien van de afvalligen. En in het begin scheen hen dit te raken, maar het was een rimpeling in het water gelijk. Zij keerden zich niet alleen van Hem af, maar ze gingen zelfs verder. Ze maakten Christus openlijk te schande. Ze kruisigden Hem opnieuw. Ze stelden Hem ten toon als de verachtste onder de mensen. Als een uitvaagsel der maatschappij. Als een vervloekte. Ze deden dat welbewust en openlijk en nu zegt de apostel en God zegt het door hem: zulken komen niet tot bekering. Ze hebben de onvergeeflijke zonde begaan. Ze vielen niet in de zonde gelijk David en Petrus om door de genade Gods weer uit de val op te staan. Ze zijn ook niet gelijk aan hen die komen tot het verkoelen van de eerste liefde en na inkeer, na berouw weer kennen het brandend liefdesvuur. De vlammen des Heeren. Hun leven laat een doorslaan zien van het ene uiterste naar het andere. Eerst was er de jubel en daarna de vloek. Eerst was er het spreken van de roemtaal des geloofs, al was het ook maar met de lippen, nu is er het openlijk verguizen. Eerst leek er het wandelen in het licht, nu is er het met opzet wandelen in de duisternis. Eerst was er het grijpen, maar nu het verwerpen. En dat voor altijd. Vandaar dat Johannes in zijn brief het heeft over de zonde tot de dood. Er komt de minste verandering niet meer. Geen angst, geen vrees voor het oordeel. Geen tranen van berouw en boete. Geen gebed om vergeving. Geen vraag naar. Geen vraag om. De levenstoestand blijft ongewijzigd en men wil ook niet anders.

Hoe anders is het, Gode zij dank, bij velen. Welk een vragen kunnen leven in het hart. Wat kan het hart niet bezig houden. Ja wat kan het hart niet aangevallen worden. Ook aangevallen worden met: “het afvallig worden en het onmogelijk tot bekering te kunnen komen”. Welke beschuldigingen kunnen niet gehoord worden: “gij hebt vast deze zonde bedreven. Of er is geen twijfel aan; want God de Heere hoort en verhoort niet meer”. “Je hebt gezondigd tegen licht en beter weten in”. “Alle roepstemmen en waarschuwingen des Heeren heb je in de wind geslagen”. “Zie eens hoe hard je bent geworden. Niets raakt je meer. Hoe gevoelig was je en hoe is het nu? Onvergeeflijk is je zonde”.

Nog vele andere aanvallen van de satan kunnen hier bijgevoegd worden. Men kan komen aan de rand van de wanhoop. Maar men is niet gerust. Men zou willen, willen kennen, dienen en vrezen: de Heere. Nu waar dit is, daar kan men aangevallen worden met, het gedaan hebben van de on vergeeflijke zonde, maar er kan niet gewezen worden op de zonde tegen de Heilige Geest op zich. De werkelijkheid van die zonde is er niet.

Men zal ook bewaard worden voor deze zonde. Immers de vreze des Heeren bewaart voor alle kwaad.

Ja maar zegt iemand: “ik ben zo ongevoelig, het is zo koud en donker bij mij. Het is zo lang geleden sinds het licht was. Wat leeft er niet in mij. Wat komt er niet in mij op. Welk een dromen ken ik niet. Mijn hart is een fontein gelijk. Helder water geeft het niet, juist het tegendeel. Ik vrees al meer achteruit te gaan. Ik huiver als ik denk aan een afvallige te zijn en zo openbaar te komen. En dan blijkt niet alleen wie ik ben, maar heel bijzonder zal dan door mij de Naam des Heeren gelasterd worden. Tevens word ik met de gedachte aangevallen dat het bij mij wat verlichting is geweest. Dat ik iets gesmaakt heb en slechts de algemene werking van de Geest heb gekend. En daarom dat “onmogelijke” en dat voor goed. Het geheel en voor altoos uitgesloten zijn van bekering. Wat erg. Wat vreselijk”. Het is inderdaad erg en vreselijk, wanneer het gekomen is tot de “onmogelijkheid”. Maar die onmogelijkheid is er alleen voor allen die de Zoon van God wederom kruisigen en openlijk te schande maken. En dit zegt de duivel niet. Daar wijst hij niet op.

En nu een vraag: “Wilt U in haat de Heere Jezus kruisigen? Wilt U Hem openlijk, met opzet, bespotten? Hoe zou U zijn, wanneer het kwam tot een radicale breuk?” Ik geloof dat antwoord geven U niet moeilijk valt. Welnu, dat er zij een leven dicht bij de Heere en bij Zijn Woord, want tegen het Woord kan satan nooit op. Hij moet het afleggen tegen het: er staat geschreven. Het schild des geloofs is te verkrijgen. De Heere wil het geven. Op het schild des geloofs zullen al zijn vurige pijlen niet slechts afstoten, maar zelfs uitgeblust worden. De gloeiende pijlen van twijfel, laster, misleiding en verlokking missen hun doel door dat Goddelijke schild. En dat schild blijft onmisbaar. Het hele leven door. En voor het hele leven is er het schild, ja de gehele wapenrusting Gods. Verder is ook nuttig en bevorderlijk voor het geestelijk leven wat Petrus schrijft: “voegt bij uw geloof deugd en bij de deugd kennis en bij de kennis matigheid en bij de matigheid lijdzaamheid en bij de lijdzaamheid godzaligheid en bij de godzaligheid broederlijke liefde en bij de broederlijke liefde liefde jegens allen, want zo deze dingen bij u zijn en in u overvloedig zijn, zij zullen u niet ledig nog onvruchtbaar laten in de kennis van onze Heere Jezus Christus.

Daarom benaarstigt u te meer om uw roeping en verkiezing vast te maken; want dat doende zult gij nimmermeer struikelen, want alzo zal u rijkelijk toegevoegd worden de ingang in het eeuwig Koninkrijk van onze Heere en Zaligmaker Jezus Christus”. 2 Petrus 1 : 5-11.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 september 1987

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Onmogelijk en waarom?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 september 1987

Bewaar het pand | 4 Pagina's