Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nederlandse Geloofsbelijdenis 2.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nederlandse Geloofsbelijdenis 2.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Artikel 1: dat er een enig God is

Na een korte inleiding beginnen we nu met de bespreking van de inhoud van de belijdenis, die onze aandacht heeft. In 37 artikelen is de gehele geloofsinhoud beleden. Het is dus niet moeilijk om die te volgen. We behoeven alleen maar die artikelen achtereenvolgens op te slaan en te lezen. Het zal niet nodig zijn om deze telkens letterlijk hier te vermelden. Ieder beschikt wel over een psalmboekje, waar deze belijdenis zonder veel moeite te vinden is. Mogelijk is het nog beter een Bijbel te hebben, waarin ook de psalmen en de belijdenisgeschriften staan. Dan hebben we gelijk alles bij de hand. Het is toch zeker altijd goed ook teksten te raadplegen, die vaak in de Nederlandse Geloofsbelijdenis worden aangehaald.

Artikel 1 begint met God. De enige God wordt hier beleden: dát Hij er is en Wie Hij is. Zo staat niet de mens op de voorgrond, zelfs de gelovige niet, maar God.

Dat begin is meer dan een formele aangelegenheid. Het is hier niet alleen een begin maar ook een beginsel. Elke Gereformeerde belijdenis wordt door dat beginsel gekenmerkt. Het is goed dat te bedenken. Men maakt wel eens op een verkeerde manier een vergelijking tussen de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Heidelbergse Catechismus. Het begin van de laatste belijdenis zou een ander beginsel verraden. De catechismus begint met de vraag naar de enige troost van de ware christen in leven en sterven. Het zou daar meer om de záligheid gaan dan om Gods eer. Wie de catechismus kent, weet beter. Het gaat daar duidelijk om de zaligheid uit Gód door Christus. Het blijkt ook wel, als er vandaag velen zijn die roemen in Zondag 1 maar bijv. van de Zondagen 5 en 6 over de Middelaar, Die in alles beantwoordt aan de deugden Gods, niets moeten hebben!

Trouwens: zou het hier aan het begin van de Nederlandse Geloofsbelijdenis ook niet om de troost gaan? Wat een grote troost lag er voor Guido de Bres en voor de verstrooide gelovigen, wier stem hij vertolkt, in de belijdenis van de enige God. Het is de troost, die tot vandaag gekend wordt door allen, die de Heere in waarheid vrezen: de troost in de enige God en Wie Hij is!

Niet bewijzen maar belijden

Artikel 1 belijdt de enige God. Dat is iets anders dan bewijzen. Er is een tijd geweest dat men graag met de bewijzen van het bestaan van God kwam. De ongelovige moest er zo van overtuigd worden dat er een God is. We kunnen hier noemen het zgn. godsdienstige bewijs. Alle volkeren hebben een godsdienst. Zo moet er een God bestaan. Maar wat betekent zo’n bewijs voor de erkenning van, voor het geloof in deze God? In wezen niets. De zgn. Godsbewijzen kunnen een ongelovige net zomin overtuigen van het bestaan van God als dat we zouden proberen een blinde te overtuigen van de kleuren rondom hem.

Hier belijdt het gelóóf. Dat geloof heeft eerbied voor God. We kunnen erbij zeggen: eerbied voor God, zoals Hij Zich in Zijn Woord geopenbaard heeft. Hier mag gewezen worden op Calvijn, die het belijden van God zo met nadruk verbond aan hetgeen Hij van Zich-Zelf in dit Woord gezegd heeft. Zo schrijft hij in het eerste deel van de Institutie hoofdstuk XI: “Zo maakt de bepaling van God, die men overal in de Schrift ontmoet, en die al het andere uitsluit, alles te niet, wat de mensen zich naar hun eigen opvatting als godheid vervaardigen; want God Zelf is alleen een voldoende getuige aangaande Zich-Zelf”. Het getuigenis van God aangaande ZichZelf, in Zijn Woord gegeven, spreekt het geloof hier eerbiedig na.

De enige God

Allereerst gaat het in dit artikel over het bestaan van God: “dat er is een enig en eenvoudig Wezen, hetwelk wij God noemen”. Daarmee drukt onze belijdenis uit, dat God metterdaad is en dat Hij alléén God is.

“Ik ben God en niemand meer”. Hoe had de Heere dat Israël telkens voorgehouden. In het eerste gebod klinkt het door: “Gij zult geen andere goden voor Mijn Aangezicht hebben”. En in Deuteronomium 6 spreekt Mozes tot het volk: “Hoor, Israël! de Heere, onze God, is een enig Heere”. Het is wel genoemd de grondbelijdenis voor het geloof van Israël. Het blijft die voor de Kerk van alle eeuwen. Hij is de levende God, Die Zich als de enige God geopenbaard heeft in Zijn grote daden, Die zo is.

Die God moet alléén erkend worden. Die God moet alléén vertrouwd worden. Het maakt tegelijk de strijd en de troost van Gods kinderen uit, dat Hij de enige God is. Ons hart is zo geneigd om de afgoden aan te hangen en de zaligheid en het leven buiten Hem te zoeken. Die geneigdheid zit in het natuurlijke bestaan ingekerfd. Wat een strijd brengt het mee in het leven der bekering om daaraan te leren sterven. Maar anderzijds is dat de troost: Hij is het alleen! Hij geeft daarom zeker in en door Christus het leven. Éénvoudig is God. Vaak wordt dit verkeerd verstaan. Ons gebruik van het woord “eenvoudig” brengt niet op het goede spoor. Een eenvoudig meisje zonder opsmuk is een weldaad maar in die richting moeten we het niet zoeken. Eénvoudig staat hier tegenover “samengesteld”, “tegenstrijdig”. In God is geen tegenstrijdigheid. Zo strijdt Zijn liefde niet tegen Zijn rechtvaardigheid. Voor het besef van een ontdekte zondaar kan dit wel zo zijn, maar is het niet een nameloos wonder, dat Hij eenvoudig is? Zo is Hij ook in tegenstelling tot de afgoden de betrouwbare God, niet tegenstrijdig.

God is een geestelijk Wezen. Uiteraard hebben we hier niet te denken aan de tegenstelling geest-vlees. Het gaat om het onderscheid tussen geest en stof. God is een Geest. De Heere Jezus heeft het gezegd tot de Samaritaanse vrouw: “God is een Geest en die Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid”. Hier zou veel over te zeggen zijn. We blijven bij een belangrijke zaak, die in het woord van Christus gegeven is. In het bidden, in de verborgen omgang met God wordt dit verstaan. De dienst des Heeren is een geestelijke dienst, waarin de gemeenschap, het leven en de kracht van die God door middel van Zijn Woord gekend wordt.

Loflied op Zijn deugden

Artikel 1 belijdt niet alleen het bestaan van God. Direct daarmee verbonden is de belijdenis Wie Gods is. Hij is “eeuwig, onbegrijpelijk, onzienlijk, onveranderlijk, oneindig, almachtig, volkomen wijs, rechtvaardig, goed en een zeer overvloedige fontein aller goeden”. Het is een goede zaak, dat dit erbij beleden wordt. Velen zeggen wel het bestaan van God te geloven, terwijl het hen onverschillig laat, Wie Hij is. Zo hebben ze zich ondertussen een eigen beeld van God gemaakt naar hun eigen goeddunken.

Wat hier weer spreekt is de diepe eerbied voor God, die het geloof eigen is. In die eerbied spreekt de belijdenis Gods Woord na, Wie Gods is. Zo moeten we hier niet zoeken een uitputtende leer van de eigenschappen Gods. Zeker hier worden verschillende eigenschappen van God genoemd. Wellicht kunnen we beter van “deugden” Gods spreken. Eigenschappen hebben we allemaal, vaak niet zulke goede, maar deugden...... Petrus spreekt in zijn eerste brief van het verkondigen van Gods deugden. In ieder geval noemt artikel 1 slechts een aantal. Het is trouwens onmogelijk een uitputtende leer te geven van Gods deugden. Wie het levende geloof kent, zal nooit uitgesproken komen van wie God is. En juist dat geloof is hier aan het woord en getuigt zo, als in een loflied, van Gods deugden. Het besef vervult dan dat een “kleine schelp de hele zee niet in zich kan opnemen” (Arnoldus Rotterdam in “Sions roem en sterkte”). Toch is er tevens de begeerte om naar Gods Woord goed van God te spreken.

We maken maar een enkele aantekening bij deze belijdenis van Gods deugden. Er zouden uiteraard bladzijden mee te vullen zijn. We hebben ze op catechisatie geleerd.

Allereerst wil ik graag onderstrepen hoe God-verheerlijkend hier over Gods deugden gesproken wordt. Het is een prijzen van God Zelf. Wat hier van God beleden wordt stelt Zijn grootheid in het licht. Dat geldt voor al de “volmaaktheden”, zoals de deugden Gods vroeger wel genoemd werden. Zij zijn het inderdaad. Van Zijn eeuwigheid tot Zijn goedheid toe. Zij prediken allen Zijn oneindige grootheid. Zij vervullen het levend geloof met diep ontzag bij eigen kleinheid.

Dàn: in al Zijn deugden is er voor het ware geloof onderwijs en vertroosting. Als de Heere Zich-Zelf bekendmaakt in Zijn Woord, dan zoekt Hij daarin betrekking op de Zijnen, in zichzelf niet anders dan verloren zondaren. Die deugden Gods worden beleden in de betrekking op het leven des geloofs, het leven der genade. Ik kan hier bijv. noemen de belijdenis dat God onveranderlijk is. Wat een rijke bemoediging ligt daarin niet voor allen die God vrezen! Hij is onveranderlijk in Zich-Zelf, Hij is onveranderlijk in Zijn trouw ondanks alles bij de Zijnen en in al hun omstandigheden. Het geeft “vrijmoedigheid om in allerlei zwarigheden onze hoop en vertrouwen op de levende God te stellen, Die in de onveranderlijkheid van Zijn Verbond niet feilen zal” (weer uit “Sions roem en sterkte”).

Tenslotte: sprekend is het woord “volkomen” voor wijs. Het zal ook wel bij de andere deugden: rechtvaardig en goed behoren. Althans in de Franse Geloofsbelijdenis lezen we telkens: geheel wijs, geheel goed enz. En die belijdenis is in veel opzichten door Guido de Bres gevolgd. Maar het gaat om dat: volkomen...... Wat is het vaak verborgen wat God voorheeft met Zijn wegen, maar Hij is vólkomen wijs. Hij weet ze tot verheerlijking van Zich-Zelf en ten goede van de Zijnen te gebruiken.

Een zeer overvloedige fontein

Een zakelijk iemand zou zeggen: dat staat er tevéél. Als er immers al gezegd is dat God volkomen goed is, dan is dit eigenlijk ook al gezegd. Hier is gelukkig niet de zakelijkheid aan het woord, maar het levend geloof, dat goed van God spreekt. Dat weet enerzijds niet te zeggen hoe goed God is en put zich daarom anderzijds uit om ervan te getuigen. Een fontein wijst naar een volheid heen. Een fontein welt zélf het water naar boven. Zo ís God. Wonderlijk is dat voor ieder die die God in waarheid heeft nodig gekregen, voor wie die fontein in Christus geopend is.

Als ik het goed gezien heb, is dit artikel het kortste artikel. Die het beleeft, voor wie deze

God door genade werkelijkheid geworden is, komt er nóóit in uitgeleerd.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 november 1987

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Nederlandse Geloofsbelijdenis 2.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 november 1987

Bewaar het pand | 6 Pagina's