Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de jeugd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de jeugd

Nehemia 46

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Toen ik nu hun geroep en deze woorden hoorde, ontstak ik zeer, en mijn hart beraadslaagde in mij. Daarna twistte ik met de edelen en met de overheden, en zeide tot hen: Gijlieden vordert een last, een iegelijk van zijn broeder.

Beste jongelui!


Ai zie, hoe goed, hoe lieflijk is ’t, dat zonen
Van ’t zelfde huis, als broeders, samenwonen.
Daar ’t liefdevuur niet wordt verdoofd;....


Dat zijn bekende regels, die nogal eens gezongen worden bij de opening van een kerkelijke vergadering. Het zijn ook inhoudrijke regels. Doch of de werkelijkheid ook aan die regels beantwoordt is een andere vraag.

Dat was in elk geval niet zo bij de bouwers van de muur van Jeruzalem, waar we al menigmaal in gedachten bij verkeerd hebben.

Want de gemoederen van velen waren verhit geraakt. De een gevoelde zich benadeeld door de ander. De liefde tot elkander was ver te zoeken. Liefde tot zichzelf was er wel. Doch tot God en de naaste niet.

Dat was niet alleen toen zo, doch dat is heden ten dage nog zo. Dat is helaas ook in de kerk zo. De kerk is één lichaam, dat uit vele leden bestaat. Dat zijn verschillende leden. Voorname en minder voorname. Doch het zijn elkanders leden. Zij moeten ook elkander dienen. Zo was het in de eerste tijd van de christelijke kerk. De Heilige Geest was uitgestort. Men had alle goederen gemeen. Doch dat heeft niet zo lang geduurd. Bovengenoemde versregels waren toen praktijk. Doch het is later veelal bij een ideaal gebleven. Het zou zo wel moeten zijn. Maar de werkelijkheid is altijd, helaas, steeds weer anders. En zo lang er mensen zijn, zal het wel zo blijven. Een volmaakt volk is er nog nooit geweest. En een volmaakte kerk zal er ook wel nooit komen. Nooit? Ja toch! Als de kerk van het “vlees” verlost is, dan is zij volmaakt. Dan wordt het liefdevuur niet meer gedoofd. Dan zal het eeuwig branden. Niet om te verteren, maar om de Heere te eren.

Nehemia die zijn boek zelfgeschreven heeft, vervolgt het verhaal. Je hoort hem vertellen: Toen ik hun geroep en deze woorden hoorde, ontstak ik zeer. Hier komt Nehemia, de leider van het volk, als mens openbaar. Dat ligt in het woordje “toen” besloten. Want niet aanstonds heeft hij geweten wat er aan de hand was onder de bouwers. Het ongenoegen smeulde als een vuurtje al langere tijd. Totdat het tot een uitbarsting kwam. Hij hoorde hun geroep. De opstandige stemmen waren harde stemmen. Dat wordt door “geroep” weergegeven. Zij schreeuwden als ’t ware, de één tot de ander. Het was gewoon een soort paniekstemming geworden. Hij hoorde hen roepen, schreeuwen, hard spreken en als hij goed luisterde, hoorde hij ook wat er allemaal aan de hand was. Hoe de één de ander zocht uit te buiten. Dat leek gewoon nergens op. Hoe was het mogelijk? Aan de buitenkant leek alles zo eensgezind, doch de binnenkant gaf een heel ander beeld te zien. Het viel zo tegen. Het viel hem tegen. Hij ontstak zeer. Hij werd heel boos. Zo zou je het ook kunnen vertalen. En ik zou zeggen, het was geen wonder, dat hij boos werd.

Nehemia was ook maar een mens, zo zeiden we. Hij kon hiet alles weten. Hij kon ook niet overal tegelijk zijn. Daarom hoorde hij later pas, wat er eigenlijk aan de hand was. Jullie zullen kunnen begrijpen, dat ik hier moet denken aan Hem, Die meerder is dan Nehemia. Dat is de Overste Leidsman en Voleinder van het geloof, de Koning van de kerk, de Heere Jezus Christus. Die was het natuurlijk al lang bekend, wat er onder het volk schuil ging. Die is het ook bekend wat er nu allemaal schuil gaat onder het volk, ook onder het kerk-volk. Ook onder de bouwers van de kerk. Van Hem kan gezegd worden, wat van geen mens ooit gezegd kan worden:


Niets is, o Oppermajesteit,
Bedekt voor Uw alwetendheid.
Gij kent mij; Gij doorgrondt mijn dadn;
Gij weet mijn zitten en mijn staan;
Wat ik beraad of wil betrachten.
Gij kent van verre mijn gedachten.


Nehemia is er niet meer. Hij wijst, na zijn dood, ons heen naar Hem, Die altijd leeft. En daar hebben alle mensen mee te doen. Alle mensen! Dat is nog al wat. Het is gauw gezegd, doch er wordt niet zo veel bij door gedacht. En toch is dat nodig. Dan kan het verhaal van Nehemia ontdekkend zijn werk doen, daar het anders maar een gewoon verhaal blijft, uit een ver verleden tijd.

Alle mensen! De meesten in de wereld denken er nooit aan, dat Hij het geroep hoort wat er uit miljoenen kelen naar buiten komt, naar Boven stijgt. Toch wordt het door Hem vernomen. Hij wordt er door tot toorn ontstoken. Want de zonden zijn nooit tot Zijn eer. Het zijn kolen op het vuur van Zijn toorn. Onze God is een verterend vuur. Het staat niet voor niets in de bijbel. Doch de wereld gelooft dat niet. Geloven wij het wel? Ja, dat is ook een vraag. Want Hij hoort niet alleen wat de wereld zegt. Alle revolutiekreten komen voor Zijn aangezicht. Maar Hij verstaat ook wat wij zeggen. Ook al wordt het zo zachtjes gezegd, dat het geen mens hoort. Hij verstaat zelfs van verre onze gedachten. Dat zijn de gedachten van hen, die een ander zoeken uit te buiten. Maar ook de gedachten van hen, die in opstand leven. Laten we eerlijk zijn, wat wordt daar weinig aan gedacht. We denken wel: De Heere ziet het niet; en: de Heere hoort het niet! Zou Hij, Die het oog gemaakt heeft, niet zien? Zou Hij, Die het oor gemaakt heeft niet horen? Laten we aan deze dingen meer zoeken te denken. Het kan ons voor veel kwaad bewaren, in dien zin, dat het er uit komt. Want in ons hart is alle kwaad te vinden. Wie dat bij zichzelf krijgt te ontdekken, kan bij de gedachte, dat er Eén is, Die alles ziet en weet, alleen maar schrikken. Want de zonden moeten Hem tot toorn verwekken. Hij wordt er zeer door ontstoken. Meer dan dit bij Nehemia het geval kon zijn. Wie daar goed over na denkt, zal moeten zeggen: Wie kan bestaan? Niemand die leeft. Gelukkig dat er bij Hem ook vergeving is. Vooreen ieder die zijn zonden belijdt en laat.

Nehemia ontstak zeer, en mijn hart beraadslaagde in mij. Zo vertelt hij het verder. Dat wil zeggen: Hij gaf aan zijn toorn niet dadelijk lucht. Niet zodra als hij het hoorde, stoof hij op. Dat zou natuurlijk ook gekund hebben.

Je hebt zo iets nog al eens bij driftige mensen. Als ze boos worden, geven ze daar dadelijk uiting aan. Dat is natuurlijk niet verstandig. Want dan komen er meestal ondoordachte woorden naar voren. En woorden die ondoordacht gesproken zijn, kunnen heel veel kwaad doen. Je bereikt er meestal niets mee. Mensen die een opvliegend karakter hebben, kunnen hier wel in de leer gaan bij Nehemia. Wees niet al te snel met uw mond, zegt de wijze Salomo, en uw hart haaste niet een woord voort te brengen. Want God is in de hemel, en gij zijt op de aarde. Daarom, eerst denken, voor datje gaat spreken. En als je gaat spreken, mag je er wel bij bidden “laat de redenen mijns monds en de overdenking mijns harten welbehagelijk zijn voor Uw aangezicht, o HEERE, mijn Rotssteen en mijn Verlosser”. Ps. 19 : 15.

Ik geloof dat Nehemia, die we als een biddend man hebben leren kennen, dit gebed in zijn hart gehad heeft. En wie met deze bede in het hart leeft, zal zich niet gauw verspreken, niet gauw uit de toon vallen, niet gauw dingen zeggen, waar men later weer op terug moet komen. Verder is het een volmaakt man, die in woorden niet struikelt. En zulk een Man is er maar Eén geweest. Ja, daar moet ik iedere keer toch weer op wijzen. Zoekt daarom in je jonge leven biddend achter Hem aan te komen. Dan ga je de meest veilige gang door het leven.

Nadat Nehemia goed overdacht had, hoe de zaak opgelost kon worden, ging hij tot daden over: Daarna twistte ik met de edelen en de overheden. Hij liet dus de zaak niet op zijn beloop. Hij koos niet de weg van de minste weerstand. Dat had natuurlijk ook gekund. En dat gebeurt niet weinig. Je hoort menigmaal dingen die niet deugen, en dan laten we het niet zelden maar voor wat het is. Zo wordt er b.v. in de kerk weinig tucht geoefend. Of eigenlijk helemaal niet. O zeker, in naam bestaat het nog wel. Het is een van de kenmerken van de zuiverheid van een kerk. Doch in de praktijk komt er zo weinig van terecht. Ik weet ook dat het in de praktijk, zo als die nu kerkelijk bestaat, het ook heel moeilijk is. Want als men nog eens een verkeerde zaak aan wil gaan pakken, dan onttrekt men zich niet zelden aan het kerkgenootschap waartoe men behoort, om in een ander kerkgenootschap, weer met open armen ontvangen te worden, alsof er geen vuiltje aan de lucht is.

Ik geloof dat dit wel dé oorzaak is van de vervallen toestand, waar de kerk in zijn algemeenheid, in verkeert.

Voor ditmaal weer genoeg stof om over na te denken, dacht ik zo. Daarom gaan we dit artikel weer beëindigen, om een volgende keer D.V. te horen wat Nehemia te zeggen had.

Jullie aller vriend,

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 januari 1988

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Voor de jeugd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 januari 1988

Bewaar het pand | 6 Pagina's